Stephan van den Berg zorgde voor de doorbaak van het windsurfen
Stephan van den Berg is zestig jaar geworden. De windsurfer uit Hoorn was in 1984 de eerste olympisch kampioen in deze discipline.
Foto Marcel Antonisse via het Nationaal Archief
Hoogleraar Jongbloed in de Bewegingswetenschappen maakte tijdens een radioprogramma in 1960 een treffende opmerking over topsport: “De man die op de streep neervalt, dus juist als hij de finish gepasseerd is, die heeft zijn krachten uitermate goed berekend en precies uitgemeten en heel goed besteed.” Alles is gegeven, niets te weinig en niets te veel. De atleet weet dat het in ieder geval niet aan hem heeft gelegen als hij niet heeft gewonnen. Meer geven dan alles kan nu eenmaal niet.
Windsurfer Stephan van den Berg kan deze opmerking niet hebben gehoord, omdat hij pas twee jaar later op deze aarde kwam. Toch paste hij die tot in de kleinste details toe op de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles. Daar werd hij de eerste windsurfer in de olympische geschiedenis die een gouden medaille won – toen nog als echte amateur. Een jaar eerder had hij als eerste Nederlander al het wereldkampioenschap gewonnen.
Van Den Berg moest in Los Angeles wel eerst boven in het klassement eindigen na een serie van zeven wedstrijden en voer arom heel berekenend, maar hij gaf wel alles wat hij had. Mede door zijn intensieve voorbereiding was hij op het laatst zo afgetraind dat hij niet eens meer in staat was om deze overwinning te vieren. Zijn lichaam wilde rust, geen afleiding, en na enkele biertjes strompelde de olympische held terug naar zijn verblijf om te slapen, slapen, slapen.
Symbool
Van den Berg was vóór de Spelen van 1984 al de baas in het windsurfen, maar zijn internationale doorbraak was in Los Angeles. In eigen land was de sporter al uitgegroeid tot symbool van die nieuwe sport, het windsurfen, die in zo’n korte tijd een massale bezigheid werd.
Vooral onder scholieren sloeg de nieuwe rage enorm aan, omdat het aanschaffen van de benodigdheden niet buitensporig in de papieren liep en zo’n plank op een speciaal aanhangwagentje makkelijk achter de fiets kon worden gebonden. De vrijheid kwam opeens heel dichtbij – als er maar een windje stond.
Ook mijn vader stond toen veel op de plas. “Er lagen in die tijd zo veel surfplanken in het water,” zei hij eens, “dat het geen probleem was om met droge voeten naar de andere kant te lopen.”
Mijn vrind
Proef de vrijheid door mee te lezen in het instructieboek De wind is mijn vrind uit 1980: ‘En dan gebeurt het, het moment dat je vooruit snelt bij windkracht 5, het zeil over je heen getrokken, als een vleugel en het board planerend op het zwaard. Plotseling voelt het aan of het allemaal zonder inspanning gaat! Je weet niet of je aan het vliegen bent, of aan het zeilen of aan het surfen. Je weet alleen dat het zo heerlijk gaat, dat je het altijd wilt blijven doen.’
Zo ontspannen surfte Van den Berg niet, want hij had zijn hele leven in het teken gezet om de beste te worden op de Spelen van 1984. Daarna was hij nog acht jaar professional. Inmiddels heeft hij al veertig jaar een eigen winkel, samen met zijn broers en zijn zoon.