NieuwOlympische Spelen

Van nul naar vijftig procent: na 125 jaar wordt de olympische emancipatie voltooid

Op de Olympische Spelen van 2024 moeten voor de eerste keer net zoveel mannen als vrouwen meedoen. Voor sportlanden met vooral mannelijke topsporters heeft dat enorme consequenties, maar voor Nederland juist weer niet, zo denkt Maurits Hendriks van NOC*NSF. In samenwerking met Trouw. 

Vier jaar voor de Olympische Spelen in Parijs maakte het Internationaal Olympisch Comité bekend dat breakdancing in die stad zijn officiële debuut maakt. Ondanks deze uitbreiding met wéér een nieuwe sport wil het IOC maximaal 10.500 deelnemers toelaten in 2024. Het aantal mannelijke en vrouwelijke deelnemers moet dan ook even groot zijn. 

Die ambitie om 10.500 sporters toe te laten, hoeft weinig problemen op te leveren, zo blijkt uit de meerjarige ontwikkeling van deelnemersaantallen. In de vorige eeuw werden de Olympische Spelen alleen maar groter, met zo nu en dan een tijdelijke onderbreking vanwege een politieke boycot (Montreal 1976, Moskou 1980 en Los Angeles 1984) of de grote reisafstanden voor de Europese landen (St. Louis 1904, Los Angeles 1932 en Melbourne 1956). 

Sinds 1996 is er echter een verzadiging optreden en schommelt het aantal deelnemers rond de tien- tot elfduizend. Het is daarom zeer aannemelijk dat het streven voor maximaal 10.500 deelnemers wordt gerealiseerd, simpelweg omdat dit al een kwart eeuw het geval is. In feite keert het evenement terug naar de situatie van Athene 2004 en Londen 2012, die ook zoveel deelnemers hadden. 

De cijfers van 2020/1 en 2024 zijn gebaseerd op prognoses van het IOC

Meer vrouwen

De grootste ambitie is dat er in Parijs net zoveel mannen als vrouwen mee zullen doen, alhoewel Maurits Hendriks hierdoor niet werd verrast als technisch directeur van NOC*NSF. “Het IOC is al enige tijd bezig om het aantal mannelijke en vrouwelijke deelnemers gelijk te trekken. Mijn indruk is dat dit zeer zorgvuldig gebeurt, als je ziet wat er is veranderd bij de laatste Olympische Spelen. In 2016 was het al bijna gelijk in Rio de Janeiro. Parijs 2024 is daarom niet meer dan een laatste stap.”

Ook hier zijn de cijfers van 2020/1 en 204 gebaseerd op prognoses van het IOC

Indien deze missie slaagt, zijn we inderdaad getuige van de afronding van een langdurig proces van olympische emancipatie, beginnend bij een letterlijk nulpunt in 1896 met alleen maar mannelijke deelnemers. Stapsgewijs kwamen er veranderingen. In 1928 werden atletiek en turnen als twee toonaangevende sporten voor vrouwen toegankelijk. De eerste teamsporten werden in 1964 geopend. In 1992 werden vrouwen toegelaten bij vecht- en krachtsporten. 

Zo groeide het aantal vrouwelijke olympiërs geleidelijk tot in de jaren zeventig, waarna er een enorme versnelling optrad, een proces dat Hendriks van dichtbij heeft meegemaakt. “Bij veel sporten ging die gelijkwaardigheid allang op, zoals in mijn eigen sport, het hockey. Boksen en gewichtheffen waren veel conservatiever, want die werden pas deze eeuw geopend voor vrouwen.” Volgens Hendriks was hiervoor de druk van het IOC cruciaal. “Anders verandert er niets.” Zo worden zelfs boksen en gewichtheffen in 2024 genderneutraal met zowel een gelijkwaardig aantal deelnemers als medaille-evenementen. 

Minder mannen

Deze olympische emancipatie betekent wel dat de mannen moeten inleveren, want in twee stappen daalt hun aantal van ruim 6100 in Rio de Janeiro naar 5250 in Parijs – een daling van bijna vijftien procent! Voor Nederland maakt dat niets uit, aldus Hendriks. “Bij ons liggen die verhoudingen al gelijk. Er is hier geen onderscheid meer tussen mannen en vrouwen.” Bij de Spelen van 2016 bestond de Nederlandse ploeg inderdaad al voor de eerste keer uit een meerderheid van vrouwen. 

En ook de meeste medailles van TeamNL op alle Zomerspelen sinds 2000 werden door vrouwen gewonnen: ruim zestig procent. Met het groeiende belang van vrouwensport op de Olympische Spelen heeft Nederland daar dus al een voordeel. In mindere mate gaat dat ook op voor Canada, China en de Verenigde Staten, waar de vrouwen inmiddels ook succesvoller zijn dan de mannen. 

Onderstaande grafiek maakt in één oogopslag duidelijk hoe deze verschillen liggen. Bij een volkomen gelijkwaardige verhouding tussen de medailles voor mannen en vrouwen op alle Zomerspelen sinds 2000 is er geen Olympische Gender Gap, zoals ik dat noem. Hoe meer de mannen winnen, hoe verder de balk naar rechts gaat. Hoe meer de vrouwen winnen, hoe verder naar links.

Nationale comités

Het zijn daarom vooral de minder geëmancipeerde sportlanden, die door deze feminisering een sportieve achterstand oplopen als ze zich niet snel aanpassen. Bij olympische grootmachten als Groot-Brittannië, Italië en Duitsland wonnen de vrouwen op de laatste vijf Zomerspelen slechts dertig tot veertig procent van alle medailles. Het land dat hier het slechtst scoorde was Frankrijk, want van de 189 olympische medailles sinds 2000 waren er maar zestig voor vrouwelijke sporters. 

Het merkwaardige is echter dat het IOC wél de sportfederaties heeft opgeroepen om in 2024 te komen tot genderneutraliteit, maar niet de nationale olympische comités, ook tot verbazing van Hendriks. “Het is natuurlijk minder makkelijk om dat te organiseren, omdat er wereldwijd grote verschillen bestaan tussen de deelnemende landen. Maar dat neemt niet weg dat het IOC op zijn minst alle nationale comités moet aanmoedigen om te komen tot gelijkwaardigheid.”

Bij de Verenigde Staten en Japan is dat proces inmiddels ook gaande. In een periode van twintig jaar hebben de mannen nog een klein overwicht, maar op de laatste Spelen was dat al niet meer het geval. Bij Frankrijk daarentegen is die voorsprong van de mannen juist alleen maar gegroeid. Als dat land daarom niet heel snel een andere koers vaart, wordt het in 2024 één van de grootste verliezers van de olympische emancipatie, nota bene op de Olympische Spelen in eigen land.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.