Voorspelling uit 2010: Zweden mag nooit de Olympische Winterspelen organiseren
Op 17 november 2010 schreef Bert Roosien op deze site dat Zweden heel vaak heeft geprobeerd de Olympische Winterspelen binnen te halen, maar dat dit nog nooit is gelukt. Bijna tien jaar later verliest Stockholm het bid voor 2026, waarmee die uitspraak nog steeds klopt. En daarom plaatst Sportgeschiedenis dit artikel opnieuw.
Leuk geprobeerd van Stockholm, maar helaas
Door Bert Roosien
Op 6 juli 2011 zal op het IOC-congres in Durban in Zuid-Afrika worden beslist in welke stad de Olympische Winterspelen van 2018 zullen worden gehouden. Het aantal kandidaatsteden is inmiddels officieel teruggebracht tot drie: Pyeongchang (Zuid-Korea), Annecy (Frankrijk) en München (Duitsland).
Zweden was deze keer niet in de race. Het prominente Scandinavische wintersportland heeft tot op heden zelfs nog nooit de Olympische Winterspelen binnen zijn landsgrenzen gehad! En dat terwijl de Zweden toch al een keer of tien hebben meegedongen naar de organisatie van dit grootse sportevenement. Er lijkt dus iets raars aan de hand met de kandidatuur voor de Winterspelen. Zweedse plaatsen die zich kandidaat stellen voor de organisatie worden nimmer uitverkoren. Heeft het land misschien last van zijn eigen geschiedenis?
Een ban
Soms zou je bijna zeggen dat er een banvloek rust op het grootste Noord-Europese land. Dit gaat al terug tot 1964, toen het Zweedse Åre de Winterspelen wilde, maar de organisatie uiteindelijk moest overlaten aan Innsbruck (Oostenrijk). Ook voor de edities van 1968 en 1972 stelde Åre zijn kandidatuur, maar die Spelen gingen naar Grenoble en Sapporo.
Voor 1984 kwamen de Zweden op de proppen met een combinatie van twee plaatsen, Göteborg en Falun. Het Joegoslavische Sarajevo ging echter met de eer strijken. Falun was ook kandidaat voor de jaren 1988 en 1992, maar toen ging de voorkeur van het IOC uit naar respectievelijk Calgary en Albertville.
Voor 1994 nam Östersund voor Zweden het estafettestokje over. Nu bleek de concurrentie van het Noorse Lillehammer te groot. Ook voor de jaren 1998 en 2002 viste Östersund achter het net. Voor 2014 kwam de stad zelfs niet verder dan de voorbereidende fase.
Natuurlijk blijft de vraag hoe het toch komt dat de Zweden voor de organisatie van de Winterspelen telkens op het reservebankje moeten plaatsnemen. Wellicht dat ze te netjes en te afwachtend zijn, waar met name landen als Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland het succesvol lobbyen tot kunst hebben verheven. Of is er toch een andere reden en speelt juist het verleden de Scandinaviërs parten? Krijgen de Zweden misschien alsnog hun verdiende loon voor de jarenlange pogingen om de totstandkoming van Olympische Winterspelen tegen te houden? Hiervoor gaan we naar de roots van dit evenement.
Olympische wintersporten
Vanaf het begin van de moderne Olympische Spelen was het de bedoeling dat ook de wintersporten in het programma zouden worden opgenomen. Spijtig genoeg bleek dit in het begin echter nog niet mogelijk. De eerste organiserende steden – Athene in 1896, Parijs in 1900 en Saint Louis in 1904 – lagen domweg te zuidelijk om verzekerd te zijn van sneeuw en ijs.
In 1908 was er eindelijk een bescheiden doorbraak. Londen beschikte met de Prince’s Club Rink over een kleine kunstijsbaan, die met name geschikt was voor kunstrijden. Zo werd het kunstrijden – als onderdeel van de Zomerspelen – geïntroduceerd als de eerste Olympische wintersport.
In 1912 moest alles anders worden. De Olympische Spelen van dat jaar waren toegewezen aan het Zweedse Stockholm en dat leek een uitgelezen mogelijkheid om ook andere wintersporten een kans te geven. Sporten als skiën, ijshockey en (langebaan)schaatsen klopten inmiddels steeds nadrukkelijker aan de Olympische poort. Vandaar ook dat de Italiaanse edelman Brunetta d’Usseaux een klemmend beroep deed op de Zweedse organisatoren van de Spelen om maar zoveel mogelijk sneeuw- en ijssporten in het programma op te nemen.
Zijn verzoek kon echter niet op veel bijval rekenen. Integendeel, het Zweedse organisatiecomité – onder leiding van Viktor Balck – had niets op met het voorstel!
Reden hiervoor was dat Zweden al vanaf 1901 om de vier jaar gastheer was voor de zogenaamde Noordse Spelen. Om hun eigen evenement te beschermen wilden de Zweedse sportbestuurders liever geen concurrentie van officiële Olympische wintersporten. Ook de Noren waren niet erg gecharmeerd van het idee van wintersporten onder de vlag van het IOC. Zij vreesden voor het belang van hun eigen Holmenkollen-wedstrijden.
In een eerder stadium waren de Scandinavische landen er ook al in geslaagd om het kunstrijden, dat net in 1908 voor het eerst tot de Olympische Spelen was toegelaten, weer van het vaste programma te laten verwijderen. Dat was gebeurd op advies van een speciale commissie, waarin de Zweedse afgevaardigden Balck en Von Rosen een hoofdrol hadden gespeeld.
Graaf Brunetta d’Usseaux gaf het echter niet zo snel op en kwam met een nieuw voorstel. Zijn plan was nu om de cyclus van de Olympische Spelen samen te laten vallen met die van de Noordse Spelen. Hierdoor zouden de Noordse Spelen van 1913 zelfs de status van Olympische Winterspelen krijgen. Maar ook in dit geval stuitte het voorstel op de halsstarrige houding van Zweden. Op het programma voor Stockholm zou definitief geen plaats worden ingeruimd voor welke wintersport dan ook. Daar moesten de leden van het IOC het mee doen.
Na 1912 wonnen de wintersporten toch weer terrein. In 1920, bij de Olympische Zomerspelen van Antwerpen, maakten kunstrijden en ijshockey deel uit van het officiële programma. En tijdens een vergadering van het IOC in 1921 kwam de Franse markies De Polignac – samen met zijn landgenoot graaf Clary – met een plan voor een aparte ‘wintersportweek’, die in Chamonix zou kunnen worden gehouden.
Alleenrecht
Voor dit evenement, waarvan het programma in nauw overleg met de verschillende wintersportfederaties zou worden vastgesteld, vroeg hij nadrukkelijk de steun en de toestemming van het IOC. En om met name Zweden de wind uit de zeilen te nemen merkte het Franse IOC-lid fijntjes op dat de Scandinavische landen niet moesten denken dat zij het alleenrecht op Winterspelen hadden. Hierbij wees hij nog eens nadrukkelijk op het feit dat een sport als ijshockey alleen al in Canada en de Verenigde Staten respectievelijk 200.000 en 100.000 actieve leden telde, veel meer dan het aantal beoefenaars van wintersporten in alle Scandinavische landen samen.
Mede door de indrukwekkende toespraak van De Polignac werd het Franse voorstel uiteindelijk goedgekeurd, zij het dat het IOC nog wel besloot dat aan deze wintersportweek geen Olympische betekenis mocht worden toegekend.
Na het succes van de wintersportweek van Chamonix in 1924 was er echter geen houden meer aan. Ook de leden van het Internationaal Olympisch Comité keken met grote tevredenheid op het evenement terug en tijdens een IOC-vergadering in 1925 moest zelfs het zo langdurig tegenstribbelende Zweden door de knieën. De wintersportweek kreeg met terugwerkende kracht alsnog het predikaat ‘olympisch’.
Voortaan zouden er iedere vier jaar aparte Olympische Winterspelen worden gehouden, bij voorkeur in het land dat ook de Zomerspelen mocht organiseren. Voor 1928 was dat Nederland. Omdat ons eigen NOC al spoedig tot de conclusie kwam dat het houden van Winterspelen in ons land niet mogelijk zou zijn, viel uiteindelijk Sankt Moritz (Zwitserland) die eer te beurt.
De laatste – door Zweden georganiseerde – Noordse Spelen vonden plaats in 1927. Voor de organisatie van Olympische Winterspelen is er echter al negentig jaar lang geen beroep op het land gedaan.
Geraadpleegde bronnen:
Johannes Lolkama – Van Chamonix tot Salt Lake City (De Arbeiderspers, 2006)
Naschrift 24 juni 2019: Stockholm heeft het bid voor de Winterspelen van 2026 verloren – de zoveelste keer dus. Het is de vloek van Zweden, of zoiets.