Welkom op de Olympische Spelen van 2044
Het Internationaal Olympisch Comité viert in 2044 zijn 150-jarig bestaan. Hoe zou de sport er dan uitzien?
Het is onmogelijk om te voorspellen hoe de wereld er over twintig jaar uit zal zien, en daarmee de sport. Elke dag opnieuw zijn er onverwachte gebeurtenissen – in politiek jargon events. Dat kan van alles zijn: een crisis, een aanslag of een collectieve uitbarsting van vreugde na een zeer onverwacht sportief succes. Die kunnen stuk voor stuk de loop van de sportgeschiedenis opeens grondig veranderen, zoals het omkoopschandaal in het IOC eind vorige eeuw, de aanslagen van 1972 in München en de gouden medailles van Fanny Blankers-Koen in 1948.
Tussen al die incidenten door zijn er toch contouren zichtbaar, waarbinnen toekomstige processen zich vermoedelijk zullen afspelen. Dat kan op wereldwijd niveau zijn, bijvoorbeeld door ontwrichtende oorlogen als tussen Oekraïne en Rusland, maar ook door nationale factoren, zoals een eventuele bereidwilligheid van een toekomstige regering om in de breedtesport te investeren (of juist niet, zoals nu).
Zo is het vanwege de recente geschiedenis zeer aannemelijk dat de invloed van Saoedi-Arabië op de internationale sport snel zal toenemen. Ook mogen we ervan uitgaan dat individuele sporters steeds mondiger worden, zowel commercieel als maatschappelijk. Dat zal leiden tot nieuwe verhoudingen en coalities met de sportbonden en maatschappelijke organisaties.
Hoe dan ook bestaat er vooraf nooit zekerheid hoe dit zal verlopen, zoals niemand tijdens de eeuwwisseling kon weten dat twintig jaar later een pandemie voor de eerste keer in 75 jaar de internationale sport zou stilleggen en dat Nederland drie Winterspelen achter elkaar in de top tien van het medailleklassement zou staan.
We moeten altijd blijven uitgaan van een zekere mate van waarschijnlijkheid, ook in deze paragraaf. Voorspellingen geven enig houvast, maar moeten voortdurend worden aangepast aan de actualiteit. Het is eigenlijk zoals politieke peilingen, die gepresenteerd worden als een nieuwe Haagse werkelijkheid, maar die hoogstens een indicatie zijn voor de samenstelling van het parlement als er op het peilmoment inderdaad verkiezingen zouden zijn. Allemaal met een zekere mate van waarschijnlijkheid, niets meer en niets minder.
Maatschappelijk platform
In een eerder verhaal groepeerde ik alle Zomerspelen in periodes van ieder twintig jaar:
- 1896 – 1912: de begintijd
- 1920 – 1936: het Interbellum
- 1948 – 1964: nieuwe wereldorde
- 1968 – 1984: rampen en rellen
- 1988 – 2004: ontspanning
- 2008 – 2024: dominantie
- 2028 – 2044: tsja…
Hieruit volgt dat de komende Zomerspelen een periode afsluiten, en dat het volgende tijdperk volgens deze logica begint met de Spelen van 2028. Wat kunnen we verwachten tot 2044, het jaar waarin het IOC exact anderhalve eeuw oud is?
Een aantal kenmerken voor de komende periode wordt direct beïnvloed door maatschappelijke gebeurtenissen. De opwarming van de aarde en bijhorende klimaatveranderingen leiden wereldwijd tot natuurrampen. De sport heeft hier mee te maken, al was het maar omdat de kans op de Elfstedentocht steeds kleiner wordt. De Australian Open van 2020 was omringd door bosbranden. Op Franse skipistes is het gebruik van kunstsneeuw sinds 2023 verboden.
Klimaatactivisten gebruiken daarom steeds vaker de sport voor hun acties. Het WK wielrennen, de Tour de France en Wimbledon hebben het al meegemaakt. Deze evenementen behoren tenslotte tot de grootste ter wereld en generen daarmee vanzelf enorme aandacht.
En dan is er binnen de sport zelf een discussie gaande hoe zij zich moet aanpassen aan die nieuwe omstandigheden. Tegelijkertijd zijn de Aziatische Winterspelen van 2029 aan Saoedi-Arabië toegewezen
Maatschappelijke discussies hebben altijd al een invloed gehad op de sport en dat zal in de komende decennia net zo zijn. Ook hier is de sport één van de frontgebieden tijdens grote conflicten, zoals in de oorlog tussen Oekraïne en Rusland.
Er kan daarom geen sprake zijn van een neutrale zone voor de sport, al helemaal niet als emanciperende groepen dit podium gebruiken voor zelfemancipatie.
Vrouwen willen wereldwijd een gelijkwaardige behandeling en dus óók in de sport. Mensen met een handicap eisen hun plaats op in de maatschappij en dus óók in de sport. Via de sport benadrukken zij hun eigen identiteit en niet alleen hun behoefte om topprestaties te leveren.
Machtsstructuur
Een andere maatschappelijke tendens is dat steeds minder mensen en bedrijven steeds meer beslag leggen op de beschikbare rijkdommen. Apple, Tesla, Google en Amazon zijn hiervan de bekendste voorbeelden. Als grensoverschrijdende bedrijven onttrekken zij zich aan nationale structuren, net als de grote geldstromen. Een land als Nederland zorgt met zijn eigen belastingklimaat er dan weer voor dat vooral de armere landen veel inkomsten mislopen, die ter plekke de welvaart ernstig aantasten.
Deze groeiende kloof tussen arm en rijk brengt politieke instabiliteit met zich mee, waarmee de sport natuurlijk te maken krijgt. Het is afwachten welke consequenties dat heeft binnen de internationale sportkoepels, die vooralsnog vooral geïnteresseerd zijn in een land als Saoedi-Arabië, ondanks kritiek op de heersende mensenrechtenschendingen.
Een voorbode was het WK voetbal in Qatar, waarbij de FIFA de kant koos van het gastland, ondanks wat zwakke protesten van vooral Europese bonden. Tijdens dat evenement werd duidelijk dat er binnen de FIFA geen democratische controle bestaat en ook geen enkele vorm van een georganiseerde tegenmacht. Waar in de westerse wereld de wetgevende, controlerende en rechtssprekende macht zijn gescheiden volgens de Trias Politica, is daar binnen de internationale sport geen sprake van.
Dat mogen die organisaties natuurlijk zelf weten, want die hebben de vrijheid om een eigen structuur te kiezen. Het kan alleen wel leiden tot vragen bij liberale landen of er onder die omstandigheden wel samengewerkt kan worden met bijvoorbeeld de FIFA of het IOC. Deze landen worden tenslotte geacht om enorme bedragen te betalen voor grote sportevenementen, waarna ze te maken krijgen met sportbestuurders, die zich onttrekken aan elke vorm van controle.
Er is in ieder geval steeds vaker verzet bij de plaatselijke bevolking, die via referenda en andere actiemethoden ervoor kunnen zorgen dat een eventuele kandidatuur wordt ingetrokken. Sinds 2013 zijn alle referenda over de Olympische Spelen gewonnen door de tegenstanders, wat een zeer duidelijke trend is.
Overzicht van referenda over de Olympische Spelen. Groen betekent dat de voorstanders hebben gewonnen. Rood betekent dat de tegenstanders de komst van de Olympische Spelen hebben geblokkeerd.
Van wie is de sport?
In alle gevallen komen we uit bij een simpele vraag: van wie is de sport eigenlijk?
De sportbonden zullen zeggen dat die van hun is, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de competities, tot aan de wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen toe. De vraag is dan wel weer of zij genoeg rekening houden met de sporters zelf, die vinden dat de sport van hun is. De belangen van een bond staan dus vaak haaks op die van de sporters, zo is onder meer gebleken bij de vaak moeizame opkomst van vrouwensport, misbruikschandalen of bij de verdeling van inkomsten.
En dan is er ook nog de maatschappij, waarbinnen die sport plaatsvindt. Wanneer er inderdaad een structurele vorm van machtsmisbruik wordt geconstateerd, zoals racisme of een vrouwonvriendelijke omgeving, is dat meteen een maatschappelijk probleem. Lost de sport dat dan op met eigen rechtsspraak of kan hier geen sprake van zijn? In de komende periode zal deze belangenstrijd zorgen voor nieuwe breuklijnen in de sport, die de toekomst vormgeven.
Nieuwe ideeën
In bovenstaande samenvatting lijkt een Apocalyps nabij, maar er zijn ook positieve ontwikkelingen te zien. Om te beginnen is er geen sprake van één sportwereld, als een gesloten bolwerk waarbij iedereen dezelfde duistere belangen heeft. Het is juist positief als er nieuwe landen en ideeën in opkomst zijn, die de sportwereld in beweging houden. De westerse wereld is weliswaar vanaf het begin toonaangevend, maar dat wil niet zeggen dat zij daarmee het automatische recht heeft verworven om die positie altijd te blijven behouden.
Een ander voorbeeld is de groeiende gelijkwaardigheid van de vrouwensport bij de Olympische Spelen. In 2024 doen er in Parijs evenveel mannen als vrouwen mee, wat voor de eerste keer in de geschiedenis is. Dit proces werd door het IOC in 2000 opgestart, wat dus een generatie heeft geduurd om dit te realiseren.
Deze ontwikkeling is alleen nog lang niet voltooid, want het aantal vrouwelijke bestuurders, wetenschappers en coaches in de sport is nog steeds relatief laag. Want wanneer krijgt het IOC zelf eens een vrouwelijke voorzitter?
Ook de groei van de gehandicaptensport is bemoedigend. Aanvankelijk was er geen verplichting voor gaststeden van de Olympische Spelen om ook de Paralympische Spelen te organiseren. Zo waren de Zomerspelen van 1980 in Moskou, maar de Paralympische Spelen in Arnhem – in onze tijd ondenkbaar.
Inmiddels is er een bewustzijn ontstaan, dat de gehandicaptensport geïntegreerd moet worden, en er niet los bij mag hangen. Juist corona heeft weer eens aangetoond dat sport een machtig instrument is om mensen na langdurige ziekte of met een handicap terug te brengen in de maatschappij, net als de vele slachtoffers van de oorlogen van onze tijd.
De Paralympische Spelen zijn daarom het belangrijkste podium voor die positieve boodschap van de sport, net als de Invictus Games voor veteranen met lichamelijke en psychische wonden. Het gaat dan niet meer om het medailleklassement, maar om de maatschappelijke impact. De sport heeft hier een sleutel in handen om een positieve bijdrage te leveren aan de bestrijding van de grootste maatschappelijke problemen van onze tijd. Net als na de Eerste Wereldoorlog, toen het IOC de vijf ringen introduceerde als symbool van hoop en eenheid na deze volkerenmoord.
De opening van de Paralympische Spelen van 1980 in Arnhem
Ontmoetingsplaats
De sport is al meer dan 125 jaar een ontmoetingsplek. Door technologische innovaties en revoluties behoort de hele wereld daar nu toe, omdat fysieke aanwezigheid op de sportlocatie zelf allang geen vereiste meer is om de gebeurtenissen te volgen. Deze ontmoetingsplaats krijgt steeds meer een hybride karakter, want het onderscheid tussen een fysieke aanwezigheid en het mediagebruik wordt aanzienlijk minder scherp.
Zo kan het Nederlands voetbalelftal in Brazilië spelen in aanwezigheid van duizenden supporters, terwijl er op de grote pleinen in eigen land enorme mensenmassa’s zich verzamelen om daar de wedstrijd te volgen. Fysiek zijn die spelers en supporters duizenden kilometers van elkaar verwijderd, maar toch blijft deze wedstrijd een plek van ontmoeting. Gezien de ontwikkelingen in mediagebruik en technologie ligt het voor de hand dat dit zich in de komende tijd alleen maar verder gaat ontwikkelen, waarbij vooral de jongeren niet anders meer weten dan dat dit de gebruikelijke situatie is.
Ik ben online, dus ik besta.
Een stadion is inmiddels ook veel meer dan een ontmoetingsplaats voor de sport. Het wordt gebruikt als aanjager voor grootstedelijke ontwikkelingen. Zo ging het begin vorige eeuw ook al, want de gemeente Rotterdam kreeg pas voldoende steun voor de aanleg van de nieuwe wijk Spangen nadat Sparta toestemming had gekregen om daar een nieuw stadion te bouwen, het Kasteel. Rond de Johan Cruijff Arena is een compleet nieuw stedelijk centrum opgetrokken met recreatie, openbaar vervoer, woningen en winkels. In onze tijd leveren deze locaties energie aan de omgeving via zonnepanelen en andere technische innovaties.
Die centrale functie is ook niet zo gek, want er bestaan nu eenmaal geen gebouwen waar méér mensen in passen dan in een stadion. Tijdens de opening van het Nederlandsch Sportpark in Amsterdam in 1914 als eerste stadion van het land werd er dan ook meteen een nieuw record gebroken: nooit eerder in onze nationale geschiedenis waren er zoveel mensen tegelijk bij elkaar geweest in hetzelfde gebouw.
Tijd om te wennen was er niet, want vanaf dat moment zouden zich daar bijna wekelijks opnieuw zulke enorme mensenmassa’s verzamelen, waarvoor compleet nieuwe inzichten nodig waren. Met als centrale vraag: hoe zorgen we ervoor dat de tienduizenden bezoekers van een stadion met net zoveel armen en benen thuiskomen als waarmee ze ’s ochtends van huis vertrekken? Het zorgde voor nieuwe gedachtes over veiligheid en crowd-managment, waarbij niet alleen naar het Sportpark zélf werd gekeken, maar ook naar de toegangswegen, tramlijnen en taxidiensten vanuit de binnenstad.
Tijdens de Olympische Spelen van 1928 in diezelfde stad zorgde de aanleg van het Olympisch Stadion trouwens alweer voor een nieuw record: nooit eerder in onze nationale geschiedenis waren er zoveel auto’s tegelijk bij elkaar geparkeerd. Ook in dit geval leverde dat nieuwe inzichten op, want speciaal hiervoor introduceerde de gemeente Amsterdam een nieuw verkeersbord: het bord met de letter P, ofwel het parkeerbord. In de jaren daarna werd deze Amsterdamse innovatie de wereldwijde standaard binnen de verkeersborden. De maatschappelijke invloed van het Olympisch Stadion van 1928 was daarmee wereldwijd.
Stadion van de toekomst
Stadions zijn altijd al het centrum van netwerken geweest. Het Stadion van de Toekomst moet daar helemaal op worden ingericht, met nadruk op die netwerkfunctie. Clubs kunnen via hun stadions een bijzondere bijdrage leveren aan educatie en ouderenzorg, door hier al bij de ontwikkeling rekening mee te houden.
In het geval van de zorg bijvoorbeeld kunnen ouderen worden ontvangen, die vaak hun hele leven supporter zijn geweest van die club. Zo’n bezoek kan daarom leiden tot verrassend positieve effecten. Oude filmbeelden, foto’s en gesprekken over vroeger zijn zeer nuttig. Ook dat is betekenisvolle fan-beleving, maar dan wel op een nieuwe manier.
Als vanzelf komt dan het sporterfgoed in beeld: de blijvende invloed van de sport op de maatschappij. Clubs en stadions zijn méér dan een optelsom van alle sportieve successen, want elke supporter heeft weer zijn eigen herinneringen en gevoelens, die allemaal tezamen de clubcultuur vormen, hoe ongrijpbaar ook. Het maakt daarom nogal wat uit of zij binnen die cultuur worden benaderd als klanten, bezoekers of supporters. Fanatieke voetbalsupporters beschouwen zichzelf in ieder geval nooit als klanten, omdat hun beleving onderdeel is van hun identiteit. Een supermarkt heeft klanten, maar een sportclub niet. Supporters betalen hun club niet met geld, maar met hun leven.
Generaties in gesprek
Binnen die bijzondere relatie ontstaat een nieuwe invulling voor stadions als ontmoetingsplaats, die verder reikt dan alleen het sportevenement zelf. Zoals hierboven al werd beschreven bij toepassingen in de ouderenzorg, kan dat ook gebeuren in samenwerking met onderwijs, bibliotheken, archieven, musea en commerciële partijen.
Generaties gaan daar met elkaar in gesprek, met het stadion als hart van dit netwerk. Daarbij wordt overigens niet bedoeld dat de Club van de Toekomst les geeft aan scholieren, de opvang regelt voor eenzame ouderen en archieven beheert, waardoor er geen tijd meer is om te trainen voor de volgende wedstrijd. De Club van de Toekomst heeft net zoveel aandacht voor topsport als nu, maar dan als onderdeel van een veel groter maatschappelijk netwerk, met nieuwe onderlinge relaties.
En dan kunnen de stadions zélf ook een netwerk vormen door op een nieuwe en meer dynamische manier te bouwen. Stel dat een stadion enkele mobiele tribune-onderdelen bevat, die tijdelijk uitgeleend kunnen worden voor een ander evenement, om na afloop weer terug te keren. Dat Heracles of Heerenveen onverwacht opeens tienduizend extra plaatsen nodig heeft, die als legosteentjes tijdelijk uit een ander stadion worden gehaald. Dan is er veel minder kans op grote en dure stadions, die grotendeels onderbenut zijn – de zogenaamde Witte Olifanten. De Stadions van de Toekomst zouden zelfs helemaal uit zulke uitwisselbare onderdelen gemaakt kunnen worden, geheel volgens de circulaire principes. zodat die onderling met elkaar kunnen samenwerken in tijden van voor- en tegenspoed.
Dat klinkt misschien alsof ik het ter plekke verzin, maar dit concept is in 2008 al uitgetekend voor het Olympisch Stadion. Kijk maar:
Zo’n netwerk functioneert nog beter in een wereldwijde context. Op die manier wordt de organisatie van een mega-evenement als de Olympische Spelen opeens heel anders, omdat er veel minder nieuwe en grote onderkomens nodig zijn. Er wordt dan mondiaal het een en ander uitgewisseld, keer op keer op keer.
Stel dat we in 2044 inderdaad dat punt hebben bereikt, nota bene in het jaar dat de olympische beweging precies anderhalve eeuw bestaat. Dan hebben we meteen een antwoord op die grote en belangrijke vraag van wie de sport nu eigenlijk is: die is van ons allemaal.