De Winterspelen van 1952 in Oslo waren de laatste zonder de Sovjet-Unie
De Olympische Winterspelen kosten gemiddeld vijf keer zoveel als de organisatoren aan het begin voorschotelen. Voor Oslo 1952 werden veel kosten gemaakt voor de infrastructuur om zo meer toeristen te lokken.
‘Het organiseren van Olympische Spelen is een vrij kostbare ondermening,’ aldus Het Vrije Volk op 29 augustus 1951. ‘Daar kunnen de Noren van meespreken, want die zijn voor 1952 belast met de Winterspelen te Oslo.’
Het was de eerste keer dat Scandinavië hiervoor verantwoordelijk was. Opmerkelijk laat eigenlijk, want de meeste wintersporten hebben daar toch wel hun wortels liggen.
Volgens Het Vrije Volk was dat dus wel een kostbaar geintje, alhoewel dat volgens onze standaard niet het geval was. ‘De uitbreiding van het stadion en andere te treffen voorzieningen zullen de Noren ongeveer vijf en een half millioen gulden kosten.’ In onze tijd is dat bedrag te vergelijken met zo’n achttien miljoen euro.
Infrastructuur
Hierbij werd vermoedelijk alleen gesproken over de organisatiekosten en niet over de uitgaven voor infrastructuur. In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw investeerden de organisatoren van Winterspelen steeds meer in projecten die de Winterspelen overstegen, vooral vanwege de toenemende populariteit van wintersport en wintertoerisme.
Stephen Essex en Brian Chalkley maakten zo in hun onderzoek The changing infrastructural implications of the Winter Olympics, 1924-2002 onderscheid tussen verschillende periodes in de geschiedenis van de Winterspelen.
De periode van 1936 tot en met 1960 kenmerkte zich onder meer als laatste fase van de Winterspelen op kleine schaal. Nog geen uitzendrechten, tot 1952 nog geen deelname van de Sovjet-Unie (en de daarbijhorende politisering) en nog onder de duizend deelnemers. Tien jaar later zag de wereld er heel anders uit.
Toch waren al de eerste moderne verschijnselen zichtbaar, aldus Essex en Chalkley. ‘Investment in transport infrastructure, such as new roads, bridges and ski-lifts, became essential to the operation of the Oslo Games of 1952 and subsequent events.’
Het leidde er uiteindelijk toe dat op 29 december 1954 in de Leeuwarder Courant stond dat Oslo met een tekort van zo’n 4,5 miljoen gulden de Winterspelen had afgesloten. Aangezien hierin ook werd gemeld dat alleen al de bouw van het Vikinghotel zo’n 6,5 miljoen gulden had gekost, mogen we ervan uitgaan dat de aanvankelijke 5,5 miljoen alleen bedoeld waren als organisatiekosten.
Hoe dan ook: de stad Oslo nam het tekort voor zijn rekening en werd zo eigenaar van zowel het ijsstadion als het Vikinghotel. Het was het aarzelende begin van de Winterspelen als instrument voor grootschalige stedelijke ontwikkeling.