Grote financiële tekorten na de Winterspelen van 1928
De Olympische Winterspelen kosten gemiddeld vijf keer zoveel als de organisatoren aan het begin voorschotelen. De Zwitsers beloofden veel voor de Winterspelen van 1928, maar bleven achter met een tekort.
Het klinkt vreemd, maar Nederland had het eerste recht om de Winterspelen van 1928 te organiseren. De Zomerspelen dat jaar waren in Amsterdam en hetzelfde land kreeg in die tijd dan de mogelijkheid ook de Winterspelen te doen. Zo ging het in 1924 met Chamonix en Parijs, in 1932 met Lake Placid en Los Angeles en in 1936 met Garmisch-Partenkirchen en Berlijn. Er was toen nog geen internationale competitie van steden die de Winterspelen wilden organiseren. Dat zou pas vanaf 1948 gebeuren, dus na de Tweede Wereldoorlog.
Het NOC heeft serieus overwogen om de Winterspelen inderdaad in Nederland te houden, waarbij de sneeuwsporten nog wel verplaatst zouden worden naar de Zwitserse bergen – naar het land dat vier jaar eerder zo jaloers naar Frankrijk had gekeken toen het de Winterspelen in Chamonix organiseerde.
De Zwitsers oefenden grote druk uit op het NOC om de complete organisatie over te dragen. Op 9 december 1924 sprak secretaris Messerli van het Zwitsers Olympisch Comité uitvoerig met de Nieuwe Rotterdamsche Courant, mede om Nederland te paaien.
Financieel zou het in ieder geval helemaal goedkomen, beloofde hij: ‘Het Zwitsersche Olympische Comité heeft reeds met alle nationale bonden op het gebied van wintersport voeling genomen en allen zijn bereid mede te werken en ook financieele offers te brengen. Ook de groote Zwitsersche vereeniging ter bevordering van het vreemdelingenverkeer heeft begrijpelijkerwijze zeer veel belangstelling voor deze aangelegenheid.’
Messerli zegde overheidssteun toe van zowel de regering als het kanton dat het evenement zou organiseren, maar noemde geen concrete bedragen. De sportofficial liep echter vooruit op de realiteit.
Financiële ijver
Op het IOC-congres van 1925 in Praag gaf Nederland de complete organisatie van de Winterspelen eindelijk in handen van het Zwitserse St. Moritz. Twee jaar later werd duidelijk dat Messerli iets te positief was geweest over de financiële garanties – ondanks een rijksbijdrage van 120.000 frank (waarbij overigens ook deelname aan de Zomerspelen in Amsterdam werd meegerekend).
‘Ondanks allen ijver van de financieele commissie van het Z. O. C, die vooral op bewonderenswaardige wijze telkens en telkens opnieuw door steeds afwisselende vierregelige versjes de lezers van sportbladen tot geldelijke bijdragen opwekt, is het geld voor de expeditie naar Amsterdam nog lang niet bijeengebracht,’ aldus de N.R.C. op 28 december 1927.
Elke frank was dus nodig, maar daar trok de gemeenteraad van Zürich zich niets van aan. Het verzoek om een subsidie van 2.000 frank (toentertijd duizend Nederlandse guldens) werd verworpen na weerstand van communisten en socialisten, die daar een meerderheid hadden.
Tekort weggepoetst
Net als bij de Winterspelen van 1924 is het moeilijk om exacte bedragen en begrotingen te vinden. Het Algemeen Handelsblad schreef op 11 november 1926 dat er voor de Winterspelen in St. Moritz een begroting was opgesteld van 400.000 francs. Het Rotterdamsch Nieuwsblad meldde op 20 juli 1928 dat er na afloop een tekort was geconstateerd van 29.700 Zwitserse frank, wat door de gemeente St. Moritz moest worden betaald.
Het was een schijntekort, want het Zwitsers Olympisch Comité had eigenlijk recht op 111.800 frank. Zo was vooraf contractueel vastgelegd, maar vanwege het slechte financiële resultaat werd dat bedrag kwijtgescholden.
Zo eindigde de tweede Winterspelen met een financieel tekort, net als vier jaar eerder. Dat de propagandacommissie in 1930 meedeelde dat ze 3.500 frank terug kon storten in de kas was een druppel op een gloeiende plaat.