De eerste kunstexpositie over sport
In het Stedelijk Museum in Amsterdam was 14 juli 1923 de opening van de expositie Sport in de Kunst, de eerste keer dat sport in een Nederlands museum werden gecombineerd. De tentoonstelling was een voorbereiding op de Kunstolympiade van 1924 in Parijs, ‘om te zorgen dat Nederland ook op dat gebied een goed figuur zal maken’.
Te zien op de eerste expositie over sport, dit werk van G. Westerman
Het initiatief voor de expositie was genomen door de Nederlandsche Athletiek Unie – en dus niet door het Nederlandsch Olympisch Comité. De Telegraaf ondersteunde de tentoonstelling zodat er in de media in ieder geval aandacht voor was. Het idee was om het elk jaar te gaan doen, samen met kunstenaarsvereniging Sint Lucas.
Deze expositie in een benedenzaal van het Stedelijk werd niet bepaald juichend ontvangen. Niet gek, want er was een hele korte voorbereidingstijd geweest en de meeste kunstenaars hadden geen zin om zich op afroep op de sport te storten, en al helemaal niet omdat er misschien een medaille mee te winnen was. De inspiratie laat zich niet sturen door de Olympische Spelen en zo waren de ingezonden werken wat matig van kwaliteit.
Sport en kunst zijn ook niet de makkelijkste werelden om met elkaar te verbinden, vatte het Algemeen Handelsblad bondig samen in zijn recensie: ‘De schilders vinden, dat de sportmenschen over ’t algemeen te weinig smaak voor kunst hebben; en onder de laatsten zijn er die de kunstenaars verwijten geen oog te hebben voor de schoonheid van beweging en van stand, die, zoowel te water als te land, het sportterrein biedt.’
De Spelen van 1928
Het Stedelijk Museum was in 1928 zelfs een officiële olympische locatie. Eigenlijk was dat niet de bedoeling geweest, omdat er op het stadionterrein in Zuid een tentoonstellingsruimte gebouwd had moeten worden. Vanwege de hoge kosten ging dat niet door, zodat er naar het Stedelijk werd uitgeweken. Cornelis Baard werd als museumdirecteur de voorzitter van het Uitvoerend Comité van deze Kunstolympiade.
En zo bereikte het nieuws over de Olympische Spelen op 16 juni 1928 de voorpagina van weekblad De Kunst: ‘Hooge masten, waaraan de Olympiade-vlag, naast het vroolijke oud-Hollandsche oranje-blanje-bleu wappert, en groote houten borden, waarboven pijlen in felle kleuren zijn aangebracht, wijzen den voorbijganger er op dat iets bizonders is te doen in ons stedelijk museum.’
Nederland deed het goed op deze Kunstolympiade met twee gouden medailles – van de vijf! De schilder Isaac Israëls won een gouden plak, net als architect Jan Wils. Zo staan deze twee namen nog steeds in de eregalerij in het Olympisch Stadion met daarop alle Nederlandse winnaars van olympisch goud.