De negentiende eeuw was De Eeuw der Snelheden
Op 18 januari 1848 schreef de Leeuwarder Courant over het nieuwe fenomeen van wedstrijden – de voorbode van de moderne sport. De krant gebruikte daarvoor het prachtige begrip De Eeuw der Snelheden.
Hardrijderij in Leeuwarden in 1855
Een reis langs alle elf steden van Friesland duurde in 1848 minimaal veertig uur, ter paard. Op 22 januari 1848 deden vier schaatsers er zestien uur over, ‘zoo dat zij gemiddeld een uur gaans in 24 minuten hebben afgelegd’, aldus De Opregte Haarlemsche Courant. ‘Als men daarbij in aanmerking neemt dat de krachten van een paard niet verder gaan dan om deze afstand van 40 uren gaans in minstens twee dagen af te leggen, zoo moet men de kracht van volharding van bovengemelde reizigers bewonderen.’
Verplaatsingen gingen in 1848 nog zo langzaam, zo blijkt uit bovenstaand citaat, dat er nog niet eens werd gesproken over kilometers per uur. Nu ontstaan er grote politieke problemen over de vraag of we 120 of 130 kilometer per uur mogen rijden, maar in de negentiende eeuw verliep het leven zo traag dat er werd gesproken over het aantal benodigde reisminuten of reisuren. Nu doen we over een reis van Zeeland naar Rotterdam enkele uren, waar dat in de 19e eeuw enkele dagen was.
Spierkracht en snelheid
Het is een treffende illustratie hoe het leven in Nederland halverwege de negentiende eeuw in een enorme versnelling was gekomen. Sinds 1839 was er de trein, waarmee reizigers zich veel sneller konden verplaatsten dan voorheen, en dat ook nog eens over grotere afstanden. Dat gold dan weer wel voor de mensen die zich dat konden veroorloven.
En dan werden er in diezelfde tijd ook steeds meer wedstrijden georganiseerd, waarbij het om snelheid draaide – op het paard, met de schaats of lopend. In 1844 was er in Den Haag een zwemwedstrijd – volgens de Rotterdamsche Courant ‘nieuw in zijne soort’. Het waren de beginjaren van de sport als weerspiegeling van de versnelling van het leven.
De Leeuwarder Courant vatte dat mooi samen op 18 januari 1848: ‘Wanneer wij in den zomertijd de dagbladen dezer Provincie in handen nemen, dan trekken de talrijke aankondigingen onze aandacht van harddraverijen met paarden, onder den man, met paard en chais, van galloppeer-partijen, ja zelfs van hardlooperijen van mannen en jongens; dan als de kille adem van den wintervorst over Vriesland een net uitspreidt van ijsbanen , even wemelend van menschen en even snel te berijden, als de spoorweg-netten van onze Zuidelijke en Oostelijke naburen, dan ziet men overal den wedstrijd van spierkracht en snelheid.’
Zo legde de krant een verband tussen het nieuwe verschijnsel van de trein en de toenemende populariteit van wedstrijden. Er werd in dit verhaal alleen niet gesproken over De IJzeren Eeuw, zoals het tv-programma over de geschiedenis van de negentiende eeuw heette, maar over De Eeuw der Snelheden.
Deze uitdrukking was niet door de Leeuwarder Courant zelf bedacht, maar in 1830 al gebruikt door het Algemeen Letterlievend Maandschrift. Dat gebeurde in een artikel over de vraag hoe ze het toenmalige tijdsgewricht toen moesten noemen. Het tijdschrift De Recensent, ook der Recensenten gebruikte hiervoor de term De Mechanische Tijd, maar daar waren de letterlievers het niet mee eens. ‘Wij nemen de vrijheid in bedenking te nemen, of de benaming van TIJD of EEUW DER SNELHEDEN niet nog veel gepaster zoude zijn.’ [Hoofdletters stonden in de originele tekst.] Als belangrijke reden wees het maandschrift erop dat de snelheid van reizen enorm was toegenomen, ‘zoo wel te land als ter water’.
Snelheid in Zeeland
Ook voor het Zeeland van de jaren 30 van de negentiende eeuw ging dit verschijnsel op, aldus Mr. W. Polman Kruseman in zijn boek Zeeland van 1813 tot 1913, verschenen in 1914. In een hoofdstuk over de ontwikkeling van de provinciale postdienst merkte hij op dat die begin negentiende eeuw de nodige moeite had met betrouwbare bezorging vanwege het langzame verkeer. ‘Met het stoomwezen veranderde dat alles,’ aldus Polman Kruseman, ‘en reeds in 1831 werd de 19e eeuw “de eeuw der snelheden” genoemd.’
Daarmee gaf ook Polman Kruseman aan dat er rond 1830 een versnelling van het leven werd geconstateerd, waarmee het een kanteljaar lijkt in de negentiende eeuw, het jaar dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden uiteen viel door de opstand in België. Na een relatieve maatschappelijke rust van zo’n vijftien jaar sinds het einde van de Franse Tijd heerste er weer een revolutionaire situatie, een verwarrende opeenvolging van grote gebeurtenissen. ‘De eeuw der snelheden’ schreef Franciscus Johannes Hallo letterlijk in een boek uit 1830 over ‘het heillooze oproer’ van de Belgen.
Met De Eeuw der Snelheden worden dus verschillende maatschappelijke en politieke processen uit de negentiende eeuw gevangen, zoals de natievorming van Nederland, de industrialisatie, de vervoersmogelijkheden én de opkomst van de vroege sport.
Die versnelling ging daarna dóór. Een reis langs alle elf steden van Friesland duurde in 1848 minimaal veertig uur, ter paard. In 1997 voltooide Henk Angenent die route binnen zeven uur. En met de auto kan dat binnen vijf uur.