De toespraak van de Amsterdamse sportwethouder Van der Burg bij de Nationale Sportherdenking
Op 4 mei was de Nationale Sportherdenking, dit jaar over boksen in de Tweede Wereldoorlog. Eric van der Burg sprak als sportwethouder van Amsterdam de onderstaande tekst uit.
Dames en heren,
Boksen was een veel beoefende sport in de joodse gemeenschap. De afgelopen jaren heb ik u verhalen verteld over wielrenners en turners die de oorlog niet hebben overleefd. Vandaag wil ik het verhaal van een aantal boksers en hun familie met u delen. Deze boksers hebben de gruweldaden van de Tweede Wereldoorlog overleefd maar verloren hun geliefden.
Vele joodse overlevenden kregen na de oorlog te kampen met overlevingsschuld. Waarom heb ik het overleefd en mijn geliefden niet? Vanuit mijn kamer op het stadhuis op de 5e verdieping keek ik acht jaar lang uit op het monument aan de Amstel ter herinnering aan het verzet van de Joodse Burgers.
Iemand die zich heeft ingezet voor de komst van het monument is Bennie Bluhm. Hij bokste voor de oorlog bij Olympia. De meeste boksers bij Olympia waren van Joodse komaf. Samen met zijn boksvrienden vormde hij vanaf het begin van de oorlog een knokploeg tegen de Duitsers. Tijdens een knokpartij tegen de WA, de weerbaarheidsafdeling, kwam de zeer gehate WA-er Koot om het leven. Bijna alle vrienden uit de knokploeg van Bennie werden opgepakt en vermoord in Mauthausen. Bennie wist te ontkomen en bleef zich verzetten. Later in de oorlog kwam hij terecht in Westerbork.
Omdat hij goed kon vechten werd zijn executie meerdere malen uitgesteld totdat Westerbork ontzet werd. Boksen bleek zijn redding. Na de oorlog vond hij het moeilijk te verkroppen dat niemand oog had voor de gevallen knokploegen die het eerste verzet tegen de WA hadden gevormd. Als overlever wilde hij dat zijn vrienden uit de knokploeg geëerd werden. Twee jaar ná zijn dood werd op 16 oktober 1988 het monument, waar ik dagelijks op uitkijk, onthuld aan de Amstel.
Boksen is een verdedigingssport en minder agressief dan velen denken. Technische beheersing staat voorop samen met goed voetenwerk en reactievermogen. Boksers zijn mentaal en fysiek sterk. Dit bewees ook de Rotterdamse bokser Leen Sanders in de oorlog.
Leen Sanders was een bokskampioen in de jaren 20 en 30. Hij bokste wedstrijden in Nederland, Duitsland, Engeland en Frankrijk. Hij was trots op zijn joodse afkomst. In zijn biografie staat beschreven dat hij een davidster op zijn sportbroek had genaaid. In 1936 weigerde hij tegen een door de Nazi’s gesteunde Duitse kampioen te boksen.
Sanders bokste tot in 1940 het Duitse leger Nederland binnenviel. Hij werd van een boksheld een joodse burger die onderdrukt werd door de Duitsers. Sanders won vele wedstrijden in zijn leven maar verloor uiteindelijk alles. In 1942 dook hij met zijn vrouw Sellina en zonen Josua en David onder. Al na vier maanden werd het gezin verraden. Het gezin werd op transport naar Auschwitz gezet. Bij aankomst moest Sanders naar rechts. Zijn vrouw en kinderen naar links. Josua van acht en David van tien werden bij aankomst meteen naar de gaskamers geleid. Sellina werd drie maanden later opgedragen dezelfde route te bewandelen.
Sanders kreeg dezelfde verschrikkelijke behandeling als de anderen die in Auschwitz terecht kwamen. Totdat een van de nazi’s hem herkende als de bokskampioen uit Nederland. Sanders kreeg een speciale behandeling. Al is het in deze situatie vreemd om van een speciale behandeling te spreken.
Hij gaf bokslessen aan de Duitse bewakers en blokoudsten. Hij werd zelf ook een van de leiders in zijn blok en ging aan het werk in de keuken. Vanuit de keuken smokkelde hij eten mee voor andere gevangen. Een overlever van Auschwitz vertelt: “Sanders deed zijn best om het lijden zo veel mogelijk te beperken. De Nederlandse vrouwen waarop werd geëxperimenteerd in blok 10 voorzag hij regelmatig van extra voedsel. Met groot risico voor zijn eigen leven stal hij eten en kleding van de SS, verborg het en smokkelde het naar binnen.”
Vandaag herdenken wij de doden, maar denken ook aan de mensen die geschonden uit de oorlog zijn teruggekomen. Bennie Bluhm en Leen Sanders keerden allebei terug. Sanders mag de oorlog dan overleefd hebben. Zijn Sellina, Josua, David, ouders, broers en zussen verloor hij. Leen Sanders kon zijn draai in Nederland niet meer vinden en bracht het grootste deel van de rest van zijn leven door in Amerika.
Mag je dan van geluk spreken als je de oorlog hebt overleefd? Ik weet het niet.
Dank u wel.