NieuwVechtsporten

Na zijn bevrijding uit Kamp Dachau werd Dick Vollenhoven een belangrijke judopionier

Op 29 april 1945 was de bevrijding van Kamp Dachau. Dick Vollenhoven werd net op tijd gered uit een stapel lichamen.

Dick Vollenhoven. Foto Harry Pot via het Nationaal Archief

Het Sportcentrum van de Vrije Universiteit was in september 1968 nog maar net in gebruik toen het echtpaar Dick Vollenhoven en Tineke Sikkel afscheid nam als sportleraren judo en jiujitsu. Het was het einde van een tijdperk, want al in 1942 was Vollenhoven hiermee begonnen. Dat hij het zolang heeft volgehouden, is onvoorstelbaar, want tijdens de oorlogsjaren werd hij extreem mishandeld tijdens verhoren in het concentratiekamp Dachau.

Amerikaans verzet

Zowel Vollenhoven als Sikkel kwam uit een gereformeerd gezin. Precies een halve eeuw vóór het afscheid van Vollenhoven als sportleraar was zijn vader gepromoveerd bij de Vrije Universiteit tot doctor in de wijsbegeerte. Vanaf 1926 was hij daar hoogleraar. De vader van Sikkel was een bekende predikant.

Binnen het gezin Vollenhoven speelde lichaamsbeweging geen rol in de opvoeding, zo zegt Bernt Vollenhoven nu, zoon van het judo-echtpaar. Toch zou sport later een grote rol spelen in het leven van zijn vader. Hij was hier in 1938 op een heel bijzondere manier mee in aanraking gekomen, vertelde hij na de oorlog tijdens lange gesprekken met Bernt. “Mijn vader redde een meisje uit een kano, de dochter van een Amerikaan. Die man was op dat moment in Nederland bezig om een structuur voor verzetsorganisaties op te zetten voor als de oorlog uit zou breken. Al ver voor de oorlog dachten de Amerikanen daar dus al over na. Heel opmerkelijk, omdat ze zich in het begin helemaal niet met de oorlog bemoeiden. Tijdens die ontmoeting werd mijn vader gevraagd om hieraan mee te doen.”

De essentie van deze Amerikaanse opzet was dat Vollenhoven in oorlogstijd verzetsgroepen met elkaar moest verbinden voor meer slagkracht. Zij dienden informatie over strategische objecten door te geven aan de Amerikanen. Het is een zeer opmerkelijk verhaal, want er is onder historici en archivarissen niets bekend van zulke directe Amerikaanse betrokkenheid bij Nederlands verzetswerk voordat de oorlog was uitgebroken. Er bestaat daarom geen onafhankelijke bron, die dit kan bevestigen.

“Het was een officieuze actie,” aldus Bernt, “die onder de radar moest blijven en ook is gebleven.” Vollenhoven stemde in, waarna hij geheime trainingen kreeg in en rond Amsterdam. In de gesprekken met zijn zoon vertelde hij dat hij zo Aziatische gevechtstechnieken leerde als judo en jiujitsu, zijn kennismaking met deze sporten. Hij specialiseerde zich in deze vechtsporten en begon zo in 1942 met zijn judolessen aan VU-studenten. “Er was een dekmantel nodig”, aldus Bernt over deze bijdrage aan de studentensport.

Na de Duitse inval kwam Vollenhoven daadwerkelijk in actie, waarbij hij ook sabotageacties uitvoerde. “Hij sprak met groepsleiders van Nederlandse en internationale verzetsgroepen.” In april 1943 werd hij verraden en opgepakt in zijn ouderlijk huis. Via Kamp Vught werd hij een jaar later als politiek gevangene afgevoerd naar het concentratiekamp Dachau.

Wij leven nog

In Dachau werd Vollenhoven extreem zwaar mishandeld tijdens de verhoren. Al zijn ruggenwervels werden gebroken, maar toch heeft hij nooit gesproken. Bernt: “Zijn hele lijf is kapot gemaakt.”

In 1970 vertelde Vollenhoven hier zelf over in het tv-programma ‘Wij leven nog’ van Jan van Hillo, uitgezonden door de NOS. Omdat hij de Duitsers niets wilde vertellen, werd hij in een ondergelopen kelder gegooid, waar hij tot aan zijn lippen in het water moest staan. “Ik heb de natte bunker gehad,” zoals Vollenhoven zei. Hij moest er een week blijven, in het pikkedonker. “Dat is eigenlijk een terdoodveroordeling.”

Nog nooit was er iemand levend uit zo’n kelder gekomen, maar na ongeveer een uur ging er opeens een luik boven hem open. “Er kwamen twee invalidenkrukken naar beneden. Die heb ik onder mijn armen genomen en ben tegen de muur gaan hangen. Ik kreeg zelfs ook eten. Dat moeten vrienden geweest zijn, maar ze hebben nooit gezegd wie het waren.” Zo slaagde hij erin om het die week vol te houden. “Al heb je nog zo’n sterke wil,” blikte hij hierop terug, “dan had je nog geen zeven dagen in dat water kunnen blijven staan. Dan moet er ook nog een beetje andere hulp komen. Dat je bewaard wordt, dat je geholpen wordt, blijkbaar nog een taak hebt. Dat God je dus helpt.”

Vollenhoven was als vanzelfsprekend in een vreselijke conditie toen hij de natte bunker verliet. “Mijn ogen stonden helemaal scheel. Als het pikdonker is, gebeurt dat automatisch. Dan ga je naar één punt kijken om evenwicht te houden, ook al is er niets te zien. Het deel van mijn lichaam dat onder water had gestaan, was helemaal groen. Daarboven was het geel.”

Bij de bevrijding van Dachau werd hij uiteindelijk gered door de Amerikanen, die wisten dat hij daar zat. Tijdens hun gesprekken vertelde hij Bernt hier ook over. “Met foto’s gingen de soldaten naar hem op zoek, maar ze konden hem niet vinden. Eén van de gevangenen had hem echter gezien in een stapel lichamen bij een verbrandingsoven. Daar lag hij inderdaad, omdat het leek alsof hij dood was. Een Amerikaanse arts ontdekte dat hij leefde en heeft hem gered.” Dat kon Vollenhoven zich herinneren, zei hij in 1970: “Ik was al bewusteloos, maar ik kwam bij.”

*** Ad Astra

Ondanks deze verschrikkingen pakte Vollenhoven na de oorlog zijn leven weer op. Hij schreef zich in bij de Vrije Universiteit als medicijnenstudent, maar hield daar na een jaar noodgedwongen mee op, beperkt door de opgelopen verwondingen. Ook ontmoette hij Tineke Sikkel, met wie hij zich in de zomer van 1947 verloofde. Vijf jaar later trouwden ze in de Schinkelkerk met daarna een receptie in het sportgebouw van de AMVJ, de sportkoepel waar hij gevechtstrainingen was gaan geven. Ondertussen was hij in training bij de Japanse judotheoreticus Haku Michigami en ontving hij de tweede dan-graad.

In alles werd hij daarbij gesteund door zijn vrouw, eveneens met een verzetsverleden. Daarnaast was ze één van de hoogst geklasseerde judovrouwen van Nederland. “Mijn ouders waren een eenheid,” volgens Bernt. In 1957 openden ze in de Vondelstraat de hypermoderne sportschool *** Ad Astra met de eerste sportsauna van het land, vlakbij de AMVJ. Die drie sterretjes voor de naam waren een bewuste keuze, want deze woorden maakten onderdeel uit van de Latijnse spreuk ‘per aspera ad astra’, ofwel ‘via moeilijkheden naar de sterren’. Daarmee werd bedoeld dat het uiteindelijke doel alleen wordt behaald door moeilijkheden te overwinnen, wat in het persoonlijke geval van Vollenhoven wel zeer toepasselijk is.

Het echtpaar was daarbij zijn afkomst niet vergeten, want één van de doelstellingen van *** Ad Astra was dat de sporters sociaal, christelijk en psychisch werden gevormd.

Prins Bernhard

De inrichting van deze sportschool was mede mogelijk gemaakt met financiële steun van de Stichting Hulpfonds AMVJ. Als dank voor het verzetswerk kregen ze verder nog hulp van hun persoonlijke vrienden prins Bernhard en Frans Otten, president-directeur van Philips. Bernhard moest en zou daarom die opening verrichten, waarvoor hij speciaal per vliegtuig vanuit het buitenland overkwam. Vanwege zeer zware mist mocht dit toestel alleen niet landen op Schiphol, waarna de prins de piloot aan de kant schoof en zelf de kist op de landingsbaan zette. “Hij wilde er absoluut voor Dick zijn,” aldus Bernt. Zo arriveerde Bernhard net op tijd, onder toeziend oog van zo’n beetje alle Nederlandse kranten, die een dag later allemaal schreven over *** Ad Astra.

Dick en Tineke hebben, op verzoek van beide vrienden, Bernt de doopnamen Bernhard en Frans erbij gegeven. “Zijne Koninklijke Hoogheid prins Bernhard was erg vervuld toen de roepnaam Bernt werd, de Scandinavische afkorting van Bernhard,” weet Bernt.

De VU-studenten kregen voortaan hun judolessen op de sportschool, als onderdeel van het aanbod van de ASVU. ‘Evenals vorig jaar,’ schreef het echtpaar in oktober 1958 in Ad Valvas, ‘bestaat de mogelijkheid aan meerdere cursussen deel te nemen, en/of meerdere uren per week te trainen.’

In het eerste jaar volgden 173 studenten deze lessen in Aziatische gevechtstechnieken, óók van de UvA. En zelfs een groep predikanten leerde daar de eerste judobeginselen, waarover het echtpaar niets zei tegen de buitenwereld. Alleen in een gesprek met dagblad Trouw kwam het aan bod: “Pas tegen het einde, toen we zelfs over judo een beetje uitgepraat raakten, merkten ze het even terloops op.”

Mooi leven

De gevolgen van de mishandelingen werden helaas steeds erger. “Bij de verhoren hebben ze mijn nek stukgeslagen,” zei Vollenhoven in 1970. “In het begin heb ik er niet veel last van gehad. Door overwoekeringen is de zenuw naar mijn arm afgeknepen. Ik heb altijd barstende hoofdpijn, de kracht in mijn linkerarm is praktisch weg, de rest begint ook aardig. Alles doet pijn.”

Dat was dan ook de reden geweest dat hij in 1968 was gestopt bij het Sportcentrum VU en kort daarna bij zijn eigen sportschool. Een kwart eeuw na de Bevrijding was hij ingehaald door de tijd. “Ik geloof dat de mensen die teruggekomen zijn zichzelf allemaal beduveld hebben,” zei hij hierover. “Je wilde van alles, je was vrij, pakte van alles aan, je hebt geprobeerd er wat van te maken. Op een gegeven moment lukt dat niet meer.”

Toch was dit het allemaal waard geweest, zei Vollenhoven tijdens de lange gesprekken met Bernt. En zo vertelde hij dat ook in 1970 met een bewonderingswaardige zekerheid op de Nederlandse televisie: “Je doet gewoon wat je denkt dat je moet doen. Dat is een kwestie van opvoeding, levensovertuiging en roeping.”

Vollenhoven is uiteindelijk in 1990 overleden aan de gevolgen van de mishandelingen. “Rouw niet om mij,” zei hij tot op het laatst. “Ik heb een mooi leven gehad.”

Dick Vollenhoven en prins Bernhard, mét schoenen, bij de opening van *** Ad Astra. Foto Harry Pot via het Nationaal Archief  

 

 

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.