Precies 350 jaar geleden werd in Amsterdam de beroemdste vechtsporter van de 17e eeuw begraven
Op 24 november 1672 was de begrafenis van Nicolaes Petter, de beroemdste vechtsporter van zijn tijd. Twee jaar later verscheen postuum zijn rijk geïllustreerde boek Klare Onderrichtinge der Voortreffelijcke Worstel-Konst, het eerste zelfverdedigingsboek ooit.
Afbeelding uit het boek van Nicolaes Petter via Open Library
Claes Claesse Petter werd geboren in 1624 in het Duitse Mommenheim. Duitsland werd toen geteisterd door de Dertigjarige Oorlog. Velen, waaronder Petter, vluchtten daarom naar de Republiek.
Petter ging in Amsterdam wonen en werd knecht in herberg Het Doolhof. Hij was ambitieus en begon na enkele jaren zijn eigen bedrijf. Petter vestigde zich met zijn vrouw als wijnkoper in de Gustavusburgh aan de Prinsengracht, vlakbij de beroemde Amsterdamse Schermschool.
Op de begane grond van de Gustavusburgh verhandelde en schonk Petter zijn wijn en had hij een oefenplek waar hij aan vele leerlingen lesgaf in zijn worstelkonst. Hier begon hij ook te werken aan zijn boek.
Naar eigen zeggen heeft Nicolaes Petter zijn verdedigingstechnieken helemaal zelf ontwikkeld. Dat is aannemelijk, want de technieken van de meeste vechtsporten zijn gebaseerd op natuurlijke bewegingen, en dat geldt zeker voor de methode van Petter.
Petter heeft de publicatie van zijn boek niet mee mogen maken. Hij overleed onverwacht op 48-jarige leeftijd. Op 24 november 1672 werd Petter begraven op het Leidse Kerkhof.
Robbert Cors
Het was aan zijn leerling Robbert Cors om het boek in 1674 uit te geven. Cors nam ook de worstelschool van Petter over.
De Britse historicus Simon Schama beweert in zijn bestseller Overvloed en Onbehagen dat Worstel-Konst inspeelde op de angst van de zeventiende-eeuwse burgers, die zich vaak niet veilig voelden vanwege de vele gewelddadige overvallen in de steden en op de hoofdwegen. In de ondertitel van het boek lezen we dan ook: Seer nut en voordeeligh tegens alle slaensiecke Twisters, ofte die met een Mes yemandt dreygen of trachten te beledigen.
Geweldplegers die door de lokale gezagsdragers werden opgepakt, konden fikse straffen verwachten. Zo staat in de antieke uitgave van Worstel-Konst die Schama in de bibliotheek van Harvard mocht inzien, de strafmaat die in Amsterdam op alle vormen van bedreiging stond: zes weken water en brood in het cachot voor het dragen van een mes, het dubbele als er iemand verwond werd; een boete van drie gulden voor een aanval met de vuisten; zes maanden voor het gooien van een ijzeren projectiel dat iemand raakte.
Bijzonder boek
Het zeventiende eeuwse Worstel-Konst is een opmerkelijk sportboek. Sport is van oudsher stevig verankerd in de krijgskunst. Er zijn tal van boeken verschenen met daarin leermethoden voor dolkvechten, musketschieten en schermen. Wat dat betreft is het niet vreemd dat de worstelschool van Petter bijna naast een schermlokaal stond. Worstel-Konst richt zich echter helemaal op zelfverdediging zonder wapens. Op de etsen van Romeyn de Hooghe staan veel worstelaars die messen van hun tegenstanders afpakken.
De spectaculaire platen van de hand van De Hooghe illustreren de elementaire kunst van de zelfverdediging plastisch en nauwkeurig. Op de schitterende gravures staan goedgeklede burgers, compleet met pruik en afgebiesde broek. Zij maken allerlei gerichte bewegingen tegen angstaanjagende figuren die hen met de vuist of een mes belagen.
Er worden tal van technieken behandeld die we tegenwoordig ook terugzien bij oosterse vechtkunsten, zoals de schouderworp en de omhooggerichte trap naar het gezicht. Verder komen nog aan bod: het vuistenwerk, gezichts- en lichaamsdekking, vechten met voeten en benen, en zoals gezegd, verdedigingstechnieken tegen een aanval met een mes.