35 jaar geleden was de eerste testrit van de klapschaats
Op 10 februari 1985 werd op de Jaap Eden Baan voor de eerste keer een officiële afstand gereden op klapschaatsen. Zo begon vanuit Amsterdam begon de grootste schaatsrevolutie aller tijden. In 1978 legde Gerrit Jan van Ingen Schenau de basis als hoogleraar van de Vrije Universiteit toen hij begon aan zijn wetenschappelijke onderzoek.
Gerrit Jan van Ingen Schenau is de grote man achter de klapschaats, maar tot zijn grote verbazing was er al in 1894 hiervoor het patent aangevraagd. “Er is alleen geen bewijs dat het daadwerkelijk is gebouwd,” aldus Jos de Koning, tegenwoordig de belangrijkste wetenschappelijke kracht achter de klapschaats. Hetzelfde geldt voor een ontwerp uit 1936 van een zekere R. Handl voor een schaats met beweegbare hakplaat.
Geheim onderzoek
Het Amsterdamse onderzoek naar de klapschaats vond ondertussen plaats in absolute stilte. Ron Ket reed op 10 februari 1985 op de Jaap Edenbaan de eerste geregistreerde 500 meter, maar zonder journalisten. Henk Gemser was als toenmalig bondscoach ruim een jaar later de eerste, die in het openbaar positief sprak over de klapschaats. Tien dagen later schreef Bert Wagendorp als eerste sportjournalist een serieus artikel over de klapschaats, nog in De Leeuwarder Courant.
Tussen de proefrit van Ron Ket en de verhalen van Gemser en Wagendorp had het geheim van de klapschaats echter al even op straat gelegen. Op 18 oktober 1985 schreef Jaap van Kouterik het artikel ‘Van koebeen tot klapschaats’, dat werd afgedrukt in dagblad De Waarheid. Van Kouterik was goed op de hoogte: ‘Het nieuwste van het nieuwste is de klapschaats. Enkele onderzoekers van de Vrije Universiteit zijn er al een tijdje mee bezig.’ Van Ingen Schenau had alleen nog geen zin om erover te praten: “Ik heb er eigenlijk al teveel over losgelaten. Ik ben nu bezig met patenten en probeer de schaats in produktie te krijgen. Voorlopig vertel ik er dus nog niets over.”
Niemand heeft echter deze publicatie opgemerkt, want De Waarheid was in 1985 een klein progressief dagblad in de slotfase van zijn bestaan, slechts vijf jaar voor opheffing. Verder had de conservatieve schaatswereld geen enkel geloof in deze vernieuwing, waar ze zich dan ook bijzonder weinig van aantrok.
Klak-klak-klak
Pas in 1994 voerden Eric van Kordelaar en Dick de Bles als coaches van het gewest Zuid-Holland als eerste de klapschaats in voor hun jeugdrijders. Met spectaculair resultaat, want binnen een jaar bereikte de ploeg met André Vreugdenhil en Raymond Barendse de nationale top. Desondanks bleef de schaatswereld ongeïnteresseerd. “Er waren maar weinig mensen die mij hebben gefeliciteerd,” zei Vreugdenhil later.
De echte doorbraak was op een wereldbekerwedstrijd vrouwen op 3.000 meter eind 1996, die door Tonny De Jong op klapschaatsen werd gewonnen. Gunda Niemann werd volkomen overrompeld, zei ze in 2017 in de film Tien jaar wachten op applaus. “Ik reed een paar ronden voor De Jong uit, maar ik bleef dat geluid maar achter me horen. Klak-klak-klak. En het kwam maar dichterbij. Oh, dacht ik, daar komt die dan, die nieuwe schaats. Klak-klak. Ik had geen enkele kans. Ik had geen tactiek meer, geen nieuw plan. Er was niets meer over.”
De klapschaatsrevolutie was voltooid. Helaas maakte Van Ingen Schenau er maar weinig van mee, want op 2 april 1998 is hij overleden.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je je waardering laten blijken door een kleine bijdrage te doen