Plaquette op Museumplein voor Jaap Eden
In 1893 werd Jaap Eden achter het Rijksmuseum de eerste officiële wereldkampioen schaatsen. Om dat historische feit te herdenken wordt zaterdag om 16.00 uur bij het huidige kunstijsbaantje op het Museumplein een plaquette onthuld door kleinzoon Jaap Eden jr.
Pim Mulier is de aartsvader van de Nederlandse sport. In 1892 was hij ook de oprichter én de eerste voorzitter van de Internationale Schaats Unie. Hij beschreef prachtig hoe Jaap Eden in januari 1893 de beslissende 500 meter in zijn rit tegen de Noor Halvorsen het kampioenschap behaalde:
“Halvorsen en Eden gingen prachtig af, en hingen over de geheele lengte aan elkaar. 25 Meter voor het einde doet Eden een soort misslag, Halvorsen komt een tweetal meters voor en wint. Bedrukte gezichten alom. Toch was ik niet bang voor den eindrit. Alles te saam genomen was Eden’s rijden niet zoo ‘op leven en dood’ geweest als dat van den Noor.
Voor de beslissing vroeg ik Jaap ‘wat ga je doen met een eindspurtje, of….?’ ‘Ja’ zei Jaap, ‘moorden! dood jakkeren.’
‘Och, och wat is dat kleine ding kwaad’ zei Klaas (Klaas Pander, zijn trainer, MK), ‘hij kan wel een huis an.’
Eindelijk komt de rit. Een ademlooze stilte. ‘Houd je mond daar!’ Het schot valt! Daar gaat Jaap, het kan niet harder, het water en het ijs stuiven achter hem aan. Halvorsen kan hem niet houden en Japie wint in 51⅕ sec. met circa 5 à 6 M. voorsprong!
‘Wat was ie kwaad, och, och, wat was ie kwaad!’ zei z’n leermeester, die hem z’n groote ulster aandeed. Maar toen het aan de tribune bekend werd steeg er een applaus op, hetwelk al sterker wordende, over de geheele baan gonsde en de arbeiders buiten de omheining en zelfs de stijve klabakken en de jongens op de schutting, alles juichte onzen Nederlandschen wereldkampioen toe. En al zullen zij 80 jaar worden, al die menschen, die dien dag beleefd hebben, ze zullen het nooit vergeten. Den 14en Januari 1893 zal met gulden letters in de annalen van den Nederlandschen ijssport worden opgeschreven.”
De winter van 1886-7
In de winter van 1886-87 werd voor het eerst op het Museumplein een ijsbaan aangelegd. Het terrein heette toen nog “het terrein achter het Rijksmuseum” omdat de stad hier feitelijk ophield, al werd er al wel flink gebouwd.
Door de inspanningen van onder meer de Amsterdamsche IJs Club (opgericht in 1864) werd de ijsbaan een groot succes. Als de baan open was, reden de trams rond met vlaggetjes die aangaven dat de ijzers ondergebonden konden worden. Aanvankelijk was het ijs alleen bestemd voor leden van de club, en die moesten flink wat geld neertellen voor een lidmaatschap. Geen wonder dat je op oude foto’s van de ijsbaan vooral heren met hoge hoeden en sjieke dames in het lang over het ijs ziet gaan.
Langs de ijsbaan, die in totaal zo’n 750 meter in omtrek was, werd aan de kant waar nu het Concertgebouw verrees zelfs een groot en luxueus ijsclubgebouw, met kleedruimtes en natuurlijk koek en zopie.
Als de vorst aanhield werden er op de ijsbaan ook wedstrijden georganiseerd. De eerste wedstrijd was altijd voor kinderen van leden van de IJsclub. Daarna was het ijs voor de echte wedstrijdrijders. Zonder overdrijving kun je zeggen dat de Amsterdamse IJsbaan destijds het “Thialf” van de internationale schaatssport was.
Vanaf 1889 werd zelfs jaarlijks een officieus wereldkampioenschap verreden. Noren, Finnen, Britten, Duitsers, ja zelfs de Russische kampioen Alexander Von Pansjin en de Amerikaan Joe Donoghue kwamen naar Amsterdam om in driedaagse wedstrijden elkaar het “Meesterschap der Wereld” te betwisten. Ook de destijds uiterst populaire Friese kortebaanrijders kwamen graag naar Amsterdam om er om prijzen tot wel 300 gulden te komen rijden.
Absoluut hoogtepunt in die jaren was het eerste officiële wereldkampioenschap, dat in 1893 onder leiding van de kort daarvoor opgerichte Internationale Schaats Unie werd gehouden. Dat uitgerekend Jaap Eden deze titel voor eigen publiek wist te veroveren, legde de basis voor het enthousiasme dat er in Nederland sindsdien altijd is blijven bestaan voor het inmiddels klassieke hardrijden op de schaats.
Door de toenemende bebouwing rond het Museumplein kreeg de kou in de loop van de 20e eeuw steeds minder vat op de niet meer zo open vlakte. In de winter van 1931 werd er voor het laatst geschaatst op het ijs waar ooit het volkslied voor Jaap Eden was gespeeld. De Amsterdamse ijsbaan verhuisde naar een terrein achter het Olympisch Stadion, waar nu het IJsbaanpad nog naar die tijd verwijst.
Gelukkig ligt er nu al weer vele jaren “Ice Amsterdam” waarmee er weer in traditionele sfeer op het Museumplein geschaatst kan worden.
En wie weet? In 2014 lukte het om in het Olympisch Stadion een 400 meter-ijsbaan neer te leggen. Hoe mooi zou het zijn als er ooit weer een echt schaatskampioenschap op het Museumplein verreden zou kunnen worden? Het WK van 2018 misschien, precies 125 jaar na de zege van Jaap Eden?