Dankzij Henk van der Grift werd Nederland in 1961 een toonaangevend schaatsland
Op 20 februari 1961 won Henk van der Grift het WK allround, als eerste Nederlander in 56 jaar. Het was de doorbraak van Nederland als schaatsland.
Henk van der Grift in 1962 op de Jaap Edenbaan. Foto Joop van Bilsen via het Nationaal Archief
Zelden is een wereldtitel zo onterecht in de vergetelheid geraakt. Het gebeurde met de wereldtitel schaatsen die Henk van der Grift in 1961 in Gothenburg haalde. Na 56 jaar kwam er uit Nederland weer eens een wereldkampioen, die zich bij gebrek aan kunstijs in eigen land niet anders had kunnen voorbereiden dan Jaap Eden. Na Van der Grifts titel kwamen er kunstijsbanen in ons land en werd de loper uitgelegd voor de successen van Ard & Keessie en allen die na hen kwamen.
Terug naar Noorwegen
Soms lijkt het of de tijd heeft stilgestaan. Als we in de winter van 2011 na een vermoeiende autorit over ondergesneeuwde bergpaden ten zuiden van het Noorse Fagernes met Henk en Reijka van der Grift aankomen bij de berghut “Siglifbu” nabij de stuwdam in de Tislei-rivier, lijken landschap en temperatuur er vijftig jaar lang onveranderd bij te hebben gelegen. Als Reijka de sneeuw van het ijs heeft geschoven en Henk een bijt heeft gehakt om het ijs te besproeien, kan er na vijftig jaar weer geschaatst worden alsof er niets veranderd is.
De anders zo nuchtere Van der Grift wordt er emotioneel van: “Hoor je de stilte? Prachtig toch? Dit is zo mooi…” Na vijftig jaar voelen Henk en Reijka zich meteen weer thuis op de plek waar de basis gelegd werd voor de eerste Nederlandse wereldtitel in het hardrijden sinds 1905. Het is een verhaal dat tien jaar geleden door Andere Tijden Sport werd afgestoft en opgepoetst, omdat het uniek is in de Nederlandse schaatsgeschiedenis. Daar werd namelijk de basis gelegd werd voor alle Nederlandse schaatssuccessen die daarop zouden volgen.
Van der Grift: “Tja, waarom gingen we hierheen? Omdat we in eigen land nog geen kunstijsbanen hadden natuurlijk. Met de kernploeg vertrokken we toen pas in december naar Noorwegen, maar dat was natuurlijk veel te laat. De Noren, Zweden en Russen hadden dan al minstens een maand op het ijs gestaan. Bovendien reed je half december al de eerste selectiewedstrijden. Zat je er dan niet bij dan kon je naar huis. Dus tijd om lekker rustig aan je techniek te werken was er niet. En dat nekte ons. Technisch kwamen we gewoon te kort omdat we te weinig op het ijs stonden.”
Als Henk van der Grift in 1959 met de kernploeg in Fagernes een wedstrijd rijdt, komt hij in contact met Helge Vikersveen, de starter van de plaatselijke ijsclub. Die vertelt hem dat je in de bergen bij de stuwdam in de Tislei-rivier al vanaf begin oktober op ondiepte meertjes kunt schaatsen. En zo voegt hij eraan toe, “als Henk zin heeft om te komen is hij welkom in de berghut bij de meertjes.”
Waarom niet?
“Dat idee sprak me wel aan,” zo vertelt Henk van der Grift terwijl het haardvuur knappert en de rendieren om de berghut de grassprietjes onder de sneeuw vandaan trekken. “Vlak voor de Winterspelen van 1960 heb ik het met Reijka besproken en we dachten allebei “waarom niet?” Zo zijn we in april 1960 met ons Fiatje naar Noorwegen vertrokken met twee koffers en een fiets op het dak. Ik was automonteur en vond werk in de plaatselijke garage. Reijka sprak nog geen woord Noors maar kon als receptioniste aan de slag in het hotel. Via Helge en Ågot Vikersveen kregen we een kelderwoning en de taal hadden we zo onder de knie.”
Tot oktober traint Van der Grift na zijn werk en in de weekends op zijn racefiets en rent wekelijks een paar keer tegen de bergen op. Als begin oktober de eerste trip naar het bergmeertje gemaakt wordt, ligt het ijs er zoals beloofd prachtig bij. Als de baan geveegd is en de bijt gehakt, is het tijd voor plan B. Van der Grift, vijftig jaar na dato: “Ik wilde mijn techniek aanpassen, en daar had ik nu alle tijd voor. Een kortere slag met een hupje en een sterkere afzet, zoals ik dat gezien had van rijders als Ivar Nilsson en de Fransman Kouprianoff. Zo’n stijl paste beter bij mijn bouw en op dit meertje heb ik daar in alle rust aan kunnen werken.”
Het “Alma Ata van Noorwegen” blijkt te werken. Als Henk zich in december 1960 in Hamar bij de kernploeg aansluit, rijdt hij beter dan ooit. Bij het EK in Helsinki wordt hij verrassend tweede achter de Rus Kositsjkin. Twee weken later bij het WK in Gothenburg – het eerste WK op een kunstijsbaan! – weet Van der Grift na een zinderende tien kilometer de rollen om te draaien. Wat niemand voor mogelijk houdt, lukt de dan 25-jarige automonteur uit Breukelen. Door in de laatste rondjes van zijn tien kilometer te versnellen weet hij het verlies op de ervaren stayer Kositsjkin nog net binnen de perken weet te houden: voor het eerst sinds Coen de Koning (Groningen, 1905) heeft Nederland weer een wereldkampioen schaatsen.
Als negen maanden later in Amsterdam de Jaap Edenbaan de poorten opent, is Nederland rijp voor het tijdperk van Ard & Keesie, van Ard Schenk en Kees Verkerk. Maar wel met dank aan de pioniersgeest van Henk en Reijka, en het “Alma Ata van Noorwegen”.