NieuwSchaatsen

De Elfstedentocht van 1963 was de laatste die in zwart-wit werd gereden

Precies zestig jaar geleden was de Elfstedentocht, de meest legendarische ooit. Het bleek het einde van een tijdperk, zowel voor de sport zelf als de Nederlandse maatschappij.

Foto Harry Pot via het Nationaal Archief

De Elfstedentocht van 1963 werd gereden op de koudste dag van de koudste winter van de vorige eeuw. Volgens het KNMI was er in die winter bijna drie maanden onafgebroken vorst. Het IJsselmeer was vóór de Kerstdagen bevroren. Weerstatistieken tonen dat het op 18 januari gemiddeld twaalf graden vroor, veruit de koudste dag van allemaal. En inderdaad, net op die dag gingen er zo’n tienduizend toerrijders van start in Leeuwarden, waarvan er precies 69 de finish haalden – minder dan één procent!

Er zijn alleen méér Elfstedentochten geweest, die in extreme omstandigheden zijn gereden. In 1940 werd de tocht om half zeven ’s avonds afgeblazen vanwege noodweer. Schaatsers die in Bartlehiem waren gestrand werden met bussen naar Leeuwarden vervoerd, maar door de enorme hoeveelheden sneeuw zaten zij urenlang vast. Het kostte de Elfstedenvereniging daarna een jaar om de definitieve uitslag op te maken! ‘De tocht van 1940 kan zich qua verschrikkingen makkelijk meten met die van 1963,’ oordeelde Ron Couwenhoven in een discussie in Kouwe Drukte, het blad van de schaatsverzamelaars.

Zeven jaar later was het ook verschrikkelijk. Deelnemers zaten al vast in de sneeuw voordat ze mochten vertrekken. Op de dag zelf was het vreselijk koud met daarbij een oosterstorm, de ideale combinatie voor een extreem lage gevoelstemperatuur.

Valiezen

Ondanks alles heeft de Elfstedentocht van 1963 toch de meeste indruk achtergelaten, met Reinier Paping als winnaar en nationale volksheld. Zijn zege werd in 1999 door het Nederlandse publiek gekozen tot één van de meest indrukwekkende sportmomenten van de twintigste eeuw, meteen achter het olympische volleybalgoud van de Nederlandse mannen in 1996. Het tv-verslag van 1963 eindigde bij een verkiezing van de mooiste sportmomenten uit vijftig jaar tv-geschiedenis op dezelfde plek. Er is dus iets met deze Elfstedentocht waardoor die anders is dan de veertien andere.

Om te beginnen is het de laatste Elfstedentocht in het zwart-wittijdperk, uit de tijd dat koffers nog valiezen waren. Weliswaar was het de éérste keer dat die live werd uitgezonden door de Nederlandse tv, maar dat betrof maar een klein deel. Wat er allemaal vóór Bartlehiem gebeurde was bij de regie in Hilversum volkomen onbekend, net als bij Arie Kleywegt, in Bartlehiem nota bene de verslaggever ter plaatse. Het is daarmee de laatste tocht vóór het moderne mediatijdperk.

De laatste drie Elfstedentochten van 1985, 1986 en 1997 zijn wél uitvoerig door de media verslagen – centimeter voor centimeter, seconden voor seconde. De rijders van 1963 schaatsten grotendeels anoniem door het Friese landschap, door geen enkele camera waargenomen. We zijn daarom grotendeels afhankelijk van onze eigen fantasie om ons daarvan een voorstelling te kunnen maken, vanwege dat gebrek aan foto’s en filmbeelden. Verder moeten we het doen met ooggetuigenverslagen.

Een vergelijking met de Tour de France van 1948 ligt daarmee voor de hand als de laatste Tour, zo schreef Benjo Maso in het fantastische boek Wij waren allemaal goden, zónder tv-camera’s. De beslissende momenten van die editie zijn allen maar beschreven, wat alle ruimte geeft aan de verbeelding. Net als de Elfstedentocht van 1963 dus.

Het belangrijkste verschil van de Elfstedentocht van 1963 met alle andere edities is de historische context waarin die zich afspeelde: wel in de jaren zestig, maar niet in de sixties. ‘Wat wij nu de jaren zestig noemen,’ schreven Marnix Koolhaas en ik in 2003 in ons boek over de Elfstedentocht van 1963, ‘is in Nederland feitelijk pas ná 1963 in gang gezet. Flower power, popmuziek, vrije sex, de protesten tegen het huwelijk van Beatrix en Claus: het behoort hoofdzakelijk tot de tweede helft van de jaren zestig. Het Nederland van 1963 leek meer op het Nederland van 1933, dan op het Nederland van 1973.’

De sixties waren nog niet begonnen toen Paping won. Dat blijkt alleen al bij de outfit van de schaatsers dat jaar. Ze droegen wollen truien met daaronder kranten tegen de kou, bontjes in de onderbroek als bescherming van de geslachtsdelen, ouderwetse wanten en vaak zelfs nog houten schaatsen. Sinds 1985 zien we dat niet meer, maar vóór 1963 wel. Gevoelsmatig staat de Elfstedentocht van 1963 daarmee dichterbij die van 1941 dan die van 1985, terwijl ze in beide gevallen 22 jaar zijn gescheiden van de tocht van Paping.

Kanteljaar

Voor de ontwikkeling van het Nederlandse schaatsen is het Elfstedenjaar 1963 van doorslaggevend belang geweest. Deze barre winter knipte een complete eeuw doormidden. Op 18 januari won Paping de Elfstedentocht; op 16 en 17 februari stonden Ard Schenk en Kees Verkerk in het Noord-Hollandse Graft tijdens een vierkamp op natuurijs voor de eerste keer in een wedstrijd tegenover elkaar.

In die ijskoude winter werden er aan de lopende band wedstrijden gehouden, waardoor een complete generatie jonge schaatsers de kans kreeg om zich te bewijzen. Verkerk reed van race naar race en kwam alleen thuis als zijn auto te vol lag met gewonnen bekers, om ruimte te maken voor passagiers. Het Vrije Volk was op 18 februari juist weer onder de indruk van die andere rijder: ‘De ontdekking was Ad Schenk, zoon van coach Klaas Schenk. Deze 18-jarige rijder, vijfde dit jaar op het Nederlands jeugdkampioenschap, ontpopte zich tot een voortreffelijk stayer.’ Ad Schenk, dus, en geen Ard, want niemand kende hem nog. Bij Paping eindigde het zwart-wittijdperk van het schaatsen; bij Schenk en Verkerk begon de moderne tijd.

Met Schenk en Verkerk als aanvoerders werd Nederland een grootmacht in het internationale schaatsen. Sinds de wereldtitel van Verkerk in 1966 wonnen Nederlandse schaatsers 35 keer dit toernooi. Ter vergelijking: tussen de wereldtitel van Coen de Koning in 1905 en die van Verkerk van 1966 eindigde alleen Henk van der Grift als eerste, in 1961!

Hetzelfde geldt voor de prestaties van de Nederlandse schaatsers op de Olympische Winterspelen. Alle olympische titels zijn van ná 1963! In onze tijd zijn we er dan aan gewend geraakt dat de Nederlanders zo succesvol zijn bij het schaatsen, zowel de mannen als de vrouwen, maar zestig jaar geleden was daar nog geen sprake van.

We vinden het normaal dat Nederland het belangrijkste en meest succesvolle schaatsland ter wereld is. Dat schaatstoernooien en trainingen plaatsvinden op kunstijsbanen, en niet meer op natuurijs. Dat we niet meer op houten schaatsen rijden, met wollen truien en leertjes in de onderbroek. Dat in elke seconde en elke centimeter wordt vastgelegd, inmiddels vooral door onszelf op sociale media, waardoor we niet meer hoeven te fantaseren wat er buiten bereik van camera’s kan gebeuren.

Voor het begin van al die ontwikkelingen moeten we terug naar die koudste winter van de vorige eeuw, toen op de koudste dag een schaatstijdperk eindigde – vandaag precies zestig jaar geleden. Zonder die winter van 1963 had het Nederlandse schaatsen er nu heel anders uitgezien.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.