De ontdekking van Ard Schenk
De winter aller winters van 1963 zou niet alleen de naam van Reinier Paping een mytische klank geven, ook Ard & Keessie worden in de vrieskou van 1963 voor het eerst aan elkaar gekoppeld. Dat gebeurt in een winter waarin het duo met honderden andere schaatsers het land afstroopt op zoek naar langebaanwedstrijden.
Zo gaat dat in het nog (bijna) kunstijsloze Nederland: als het vriest probeert elke natuurijsclub een langebaanwedstrijd te organiseren, waarbij al of niet onder tafel betaalde reiskostenvergoedingen tot de mogelijkheden behoren.
Ard Schenk
Ard begint de winter op 24 december in Midden-Beemster bij het juniorenkampioenschap van het gewest Noord Holland/Utrecht. Net als een jaar eerder in Amsterdam komt hij op de 500 meter ten val. Ondanks een ruime overwinning op de 1500 meter in 2.43,2 weet hij Piet Meijer uit Katwoude in het klassement niet meer in te halen. Met zilver keert hij terug naar Anna Paulowna.
Twee dagen later, op Eerste Kerstdag, is er “open langebaan” in Warmenhuizen. Bij zijn eerste optreden bij de senioren vergaat het Ard net als Kees een jaar eerder in Leiderdorp: de grote mannen zijn nog een maatje te sterk. Na een goede 3000 meter in 5.49,7 eindigt Schenk als achtste in het eindklassement. De overwinning gaat naar kernploeglid Chris Meeuwisse uit Voorburg.
Meeuwisse was in Nederland vooral bekend als één van de twee “schaatsdeserteurs” uit 1961. Toen in dat jaar in het trainingskamp in Hamar bekend werd dat in Nederland de Elfstedentocht zou worden gehouden, “deserteerde” Meeuwisse met kernploegcollega Arie Zee. Toen het duo zich in Leeuwarden wilde melden voor de start, bleek de Tocht der Tochten vanwege de dooi te zijn afgelast. Na terugkeer in Noorwegen werd het berouwvolle duo door coach Klaas Schenk -inderdaad, de vader van- weer in genade aangenomen.
Op 28 december verspeelt Schenk in Nieuwe Niedorp opnieuw de winst door een val op de 500 meter. Een dag later op het nabijgelegen voormalige eiland Wieringen blijft hij op drie afstanden op de been en wint zelfs de 3000 meter in een nieuw persoonlijk record van 5.37,0. Vlak achter thuisrijder Jan Halfweeg eindigt hij in het eindklassement op de tweede plaats.
Op 12 januari rijdt Ard voor het eerst buiten het eigen West-Friesland. De reis gaat naar het verre Groningse Scheemda alwaar in extreme kou de nationale juniorentitels op het spel staan. Kees en Peter Nottet zijn de junioren ontgroeid, en dus lijkt niemand Ard van de titel in de oudste juniorencategorie af te kunnen houden. Maar toch lukt het niet. De Drentse rechtenstudent Jan Hendrik Koops blijft hem voor, evenals Sybolt de Vries uit Harich. Bij de B-tjes gaat de titel naar Jorrit Jorritsma, een zekere Tiemen Groen uit Follega wordt 17e.
De huldiging van Ard Schenk en Kees Verkerk in Graft
Kees Verkerk
Verkerk gaat op 29 december naar het buurdorp ’s Gravendeel om voor het tweede achtereenvolgende jaar mee te doen aan het Zuid Hollands kampioenschap. Na twee derde plaatsen (met een persoonlijk record op de 500 meter in 48,1) wint hij zijn eerste 5000 meter in 9.15,0. Voor de eindoverwinning is het niet genoeg. Achter Cees-Jan Kroon en schaatsveteraan Wim de Graaff wordt hij derde.
Een dag later organiseert de IJsclub in Puttershoek spontaan een wedstrijd voor de nieuwe plaatselijke held. Ook kampioen Cees-Jan Kroon doet mee, en rijdt in 42,4 een verbijsterend snelle 500 meter: ver onder het nationaal record dat Henk van der Grift op het kunstijs van Amsterdam op 43,2 heeft gezet. Kees blijft daar met 43,6, ruim vier seconden onder zijn PR, maar een fractie boven. Bij nameting blijkt helaas dat de baan te kort is uitgezet…. Puttershoek zal dus niet als recordbaan in de boeken worden opgenomen.
Begin januari krijgt Kees Verkerk een uitnodiging om op het bikkelharde natuurijs van het Groninger Stadspark mee te doen aan het nationale kampioenschap, maar hij voelt weinig voor de verre reis. Vader Pleun, die dankzij de populariteit van zijn zoon de klandizie in Het Veerhuis flink ziet groeien, haalt hem over en samen reizen ze door de barre kou naar het noorden.
Rudie Liebrechts, de nummer drie van het WK van 1961, en Arie Zee zijn een maatje te groot, maar tot verrassing van iedereen gaat Verkerk met Chris Meeuwisse de strijd aan om het brons. Na een derde plaats en een nieuw persoonlijk record op de 5000 meter in 9.07,8 verliest hij op de 1500 meter teveel op Meeuwisse om het verschil goed te kunnen maken op de tien kilometer.
Tien kilometer? Ja, tien kilometer. Ondanks de vijftien graden vrieskou en de stevige oostenwind vraagt niemand zich af of de slotafstand niet ingekort of zelfs afgelast moet worden. Schaatsers zijn in 1963 nog jongens van Jan de Wit en doen wat hen opgedragen wordt. Ook Kees Verkerk rijdt zijn tien kilometer en moet in 20.45,5 nog langer afzien dan Jaap Eden ooit op de langste afstand gedaan heeft. Te midden der kernploegleden (met uitzondering van Henk van der Grift) wordt Kees vierde in het eindklassement, na kampioen Rudie Liebrechts en de kernploegdeserteurs van 1961, Arie Zee en Chris Meeuwisse. Bekende namen als die van het Friese duo Jeen Wester en Jeen van den Berg (5e en 6e) en wielrenner/schaatser Gerben Karstens (8e) laat hij achter zich.
Noorwegen
Klaas Schenk nodigt Verkerk uit voor de kernploeg en neemt hem mee naar Noorwegen. Als op 18 januari in Friesland de meest legendarische Elfstedentocht aller tijden verreden wordt, verblijft Kees met de kernploeg in het Noorse Hamar als toeschouwer bij het Noors kampioenschap. Hamar, het Noorse schaatsdorp waar de naam van Jaap Eden dan nog altijd een magische klank heeft. Knut Johannesen wordt de nieuwe kampioen, en verpulvert ondanks kou en wind de Noorse records op de 5 en 10 km. Drie dagen later mag Kees in hetzelfde stadion zijn eerste internationale wedstrijd rijden. Hij rijdt vier persoonlijke records en eindigt als zevende in het klassement.
Liebrechts, Van der Grift en Meeuwisse worden aangewezen voor het EK, dat in Gothenburg verreden wordt. Verkerk mag met de afvallers nog een internationale wedstrijd in Hønefoss rijden, waar hij in 8.28,3 een nieuwe toptijd op de 5000 meter rijdt. Daarna is het met de trein naar huis. Derde klas, 24 uur sporen, en slapen in een dikke deken op de houten banken.
Graft
In Nederland woedt de koudste winter sinds mensenheugenis in alle hevigheid verder. De bestuursleden van de ijsclub Graft broeden op hun droom. Om nog op te vallen in de eindeloze reeks aan langebaanwedstrijden, besluiten ze om voor het eerst op Nederlands natuurijs een open tweedaagse wedstrijd te houden over de klassieke schaatsvierkamp: dus mét een tien kilometer als afsluiting.
De eindeloze natuurijswinter heeft al heel wat geld in kas gebracht, dus is een redelijke onkostenvergoeding geen probleem. Wel moet er voorzichtig mee worden omgegaan. Twee weken eerder heeft de KNSB de euvele moed gehad om “de Friese Jenen” (Wester en van den Berg) te schorsen nadat ze in kortebaanwedstrijden en koppelkoersen openlijk waardebonnen als prijzengeld hadden opgestreken. Vlak vóór Graft wordt de schorsing opgeheven, maar wel met de ernstige waarschuwing dat de rijders op geen enkele manier betaald mogen worden.
Onder aanvoering van Jacques de Koning, telg uit een beroemd schaatsgeslacht, slaagt de Grafter ijsclub erin om voor het weekend van 16 en 17 februari alle in Nederland aanwezige schaatstoppers (Liebrechts, van der Grift en Zee verblijven in Japan voor het WK) te strikken. Onder hen oudgedienden als Wim de Graaff en Ludwig Meijering, maar ook jonge talenten als Peter Nottet, Piet Modder, Jorrit Jorritsma, Kees Verkerk en Ard Schenk. Logies is geen enkel probleem, in tegendeel zelfs. Dorpsbewoners melden zich massaal aan om de schaatsers onderdak te verlenen, om de loketten te bemannen en om de programmaboekjes te drukken.
Enige domper op de feestvreugde is de afzegging van speaker Dick van Rijn, die op het laatste moment duizend gulden vraagt voor zijn optreden. Dát vindt het ijsclubbestuur toch echt te gortig. En met nog iets hebben ze geen rekening gehouden: op zondag treedt Anneke Grönloh op in het buurdorp De Rijp en door de schaatshausse die zich van Graft meester maakt vrezen de Rijpers dat de gevierde zangeres straks voor een lege zaal moet optreden.
Foto via Europeana / Beeld & Geluid
Dorpsgeschiedenis
Ondanks de kou staat het hele dorp –en een groot deel van de Rijpers- twee dagen lang opeengedrongen om de dorpsijsbaan op het Mienwijdt. Als wielrenner/schaatser Gerben Karstens de 500 meter gewonnen heeft, is het tijd voor een nieuw historische moment in de door historicus Van Deursen al zo rijk beschreven dorpsgeschiedenis: in tijden van 8.50,0 en 9.00,2 worden Kees Verkerk en Ard Schenk eerste en tweede op de 5000 meter. Piet Modder, een ander jong talent, is de enige die ook de negen minuten grens in zicht krijgt, maar in de laatste ronde komt de rijder uit Warmenhuizen ten val. Na de eerste dag gaat Verkerk aan de leiding vóór Karstens, Schenk en Nottet.
Ondanks de concurrentie van Anneke Grönloh en de warme feestzaal van De Rijp is het zondag nóg drukker rond het stijfbevroren dorpsmeer. Karstens wint de 1500 meter maar Verkerk blijft na drie afstanden leider in het klassement. Als de wielrenner/schaatser een negatief antwoord krijgt op zijn vraag of een eindzege nog wat extra’s “schuift”, trekt hij zich met rugklachten terug voor de 10.000 meter. De enige die Verkerk nu nog kan bedreigen is die lange jongen uit Anna Paulowna, tegen wie hij in een persoonlijk gevecht in de allerlaatste rit van het toernooi moet aantreden.
Aldus vechten Ard&Keessie op 17 februari in Graft bij 6 graden onder nul tienduizend meter lang hun eerste onderlinge duel uit. De race gaat gelijk op. Voortdurend rijdt het tweetal op het schema van de snelste tijd die op Nederlands natuurijs is gereden: de 18.17,7 waarmee Kees Broekman in 1951 in Zutphen Nederlands kampioen werd. Zelfs het verlies ten opzichte van het nationale record van Henk van der Grift, die in 1962 bij prachtig weer op de Amsterdamse kunstijsbaan 17.58,2 noteerde, blijft beperkt. Zouden die twee jonkies daar werkelijk bij in de buurt kunnen blijven?
Zij aan zij krijgen ze de bel voor de laatste ronde. Als een ervaren tienkilometerspecialist rijdt Schenk op de kruising naar Verkerk toe, duikt onder hem door in de binnenbocht, en wint met twintig meter voorsprong in 18.16,0. Geen officieel nationaal record, maar wél een verbetering van Broekman’s natuurijstijd uit 1951. Het verlies van Verkerk blijft binnen de marge, zodat Ard met de als derde geëindigde Peter Nottet de kampioen van Graft bij de huldiging mag vergezellen. Een nieuwe schaatslichting heeft zich overduidelijk gemeld. In een grote feestmars trekken rijders en publiek naar De Rijp, om het feest met Anneke Grönloh voort te zetten.
Ongeëvenaard
Voor Keessie is “Graft” een wedstrijd in een ongeëvenaarde reeks: tussen 2 februari en 3 maart 1963 neemt hij deel aan dertien langebaanwedstrijden. IJsclubs concurreren om het hardst met elkaar om een zo sterk mogelijk deelnemersveld bijeen te krijgen. Wat onder tafel geschoven wordt, wordt bij de kassa dubbel en dwars weer terugverdiend want het publiek is er gek op. Het schaatsen zit sinds Jan Pesman en vooral Henk van der Grift weer in de lift, en iedereen wil de helden graag met eigen ogen in actie zien. Een paar uur kleumen in de kou heeft men daar graag voor over. De rijders hebben de wedstrijden voor het uitkiezen. Voordat hij in Graft start, heeft Kees al overwinningen geboekt in Bergen, Heerenveen (op de plek waar later de kunstijsbaan zal verrijzen!), Wervershoof, Maasdam, Abcoude en Rijsoord.
Ard doet het op advies van vader Klaas wat rustiger aan en traint vooral veel op techniek op de dorpsijsbaan bij de Van Ewijcksluis. Maar Graft, dat is in de buurt, en de envelopjes schijnen goed gevuld te zijn.
Als Ard nog wat prijsjes heeft gewonnen in Midwolda en Wieringerwaard, en Kees in Rotterdam en Nieuwe Niedorp, komt het duo elkaar opnieuw tegen op het IJsselmeer-ijs van Broekerhaven. Het is inmddels al maart, maar het blijft maar vriezen. De Lutjebroeker IJsclub heeft in navolging van Graft zelfs weer een tweedaagse wedstrijd gepland, al is deze keer op verzoek van de rijders een kleine vierkamp gepland, ipv een grote, dus met 3000 ipv 10.000 meter. De uit Japan teruggekeerde Rudie Liebrechts en Arie Zee doen ook mee en kakelvers in de Hollandse vrieskou worden zij één en twee. Keessie wordt na Gerben Karstens vierde, Ard slechts zevende.
Als eindelijk de dooi inzet, gaan in Puttershoek en Anna Paulowna twee paar schaatsen in het vet, twee paar schaatsen die elkaar nog vaak letterlijk zullen kruisen.