De tiende sterfdag van Atje Keulen-Deelstra, pionier van het vrouwenschaatsen
Op 22 februari 2013 overleed Atje Keulen-Deelstra, één van de beste schaatssters ooit. Zij had vooral last van de schaatsbond, want die vond dat moeders geen kampioen mochten worden.
Foto Rob Mieremet via het Nationaal Archief
Atje Keulen-Deelstra was één van de meest populaire schaatsers in de periode van Ard en Keesie. Oorspronkelijk geboren als Atje Deelstra dook haar naam al in 1954 op in de Friese kranten: ‘Meisjeskampioene van Friesland is Atje Deelstra te Grouw’.
De verslaggever loofde haar optreden bij de kortebaanwedstrijden: ‘Atje Deelstra is een krachtfiguurtje dat stevig in de baan ligt.’ Haar naam verscheen zo in de jaren vijftig tientallen keren in de kranten en was daarmee al snel een bekende verschijning in Friesland.
Na haar huwelijk met Jelle Keulen in maart 1962 werd ze ook buiten die regio beroemd, maar dan als Keulen-Deelstra. Jelle zou door de latere successen van zijn vrouw zelfs voortaan bekend worden als ’mijnheer Keulen-Deelstra’. Hij vond dat zelf erg leuk.
Die nationale successen bleven aanvankelijk wel even uit, omdat de mannelijke bestuurders van de Schaatsbond bleven volhouden dat Keulen – Deelstra te oud was om topschaatser te worden. Ook was ze nog eens moeder van drie kinderen en dus ongeschikt, aldus de heren. Door de opening van een kunstijsbaan in Heerenveen in 1966, zo schrijft schaatshistoricus Marnix Koolhaas, kreeg de Friezin een uitstekende trainingsfaciliteit vlak bij huis en was ze daardoor in staat de overstap te maken naar de lange baan.
Koolhaas: ‘Gestimuleerd door de olympische successen van Stien Kaiser, Carry Geijssen en Ans Schut in 1968 in Grenoble, deed Atje in 1969 voor het eerst mee bij een Nederlands kampioenschap en werd zevende.’
Goede huisvrouw
Een jaar eerder had ze trouwens al indruk gemaakt op de keuzeheren, die zowaar eens de moeite hadden genomen om zelf te komen kijken. Zo konden ze zich meteen op de hoogte stellen van de familiesituatie om te ontdekken dat de kinderen niet hongerig achterbleven tijdens de wedstrijden van hun moeder. Integendeel: de hele familie, dus inclusief mijnheer Keulen-Deelstra, stond erachter. En als troost: ‘Zij is bovendien een zeer goede huisvrouw. Zo naait zij zelf alle kleren voor de kinderen.’
Hiermee vervulde zij meteen een belangrijke rol voor de vrouwenemancipatie in ons land, en werd als vliegende huisvrouw zelfs vergeleken met Fanny Blankers-Koen. Zelf was ze hier overigens niet zo mee bezig, zoals Koolhaas opmerkte: ‘Legendarisch werd Atje met de uitspraak dat ze misschien wel geëmancipeerd was, maar alleen dat woord niet kende.’
En dat vond Sippy Tichelaar, het volgende Nederlandse vrouwelijke schaatstalent, in 1975 ook bij het afscheid van Keulen – Deelstra “Zuiver door haar prestaties overigens. Zij heeft de belangstelling vermeerderd en er zijn betere faciliteiten gekomen.”