Het is vandaag de Dag van de Elfstedentocht
In Bolsward is vandaag de vierde editie van de Dag van de Elfstedentocht. Niet op het ijs, maar in archieven en musea, omdat die een grote verantwoordelijkheid hebben bij het vastleggen van de Elfstedencultuur.
Stempelposten in 1985. Foto Rob Bogaerts via het Nationaal Archief
Het Langste Elfstedenloze Tijdperk
Op 8 februari 2019 was het precies 8070 dagen geleden dat de laatste Elfstedentocht was gereden – net zoveel als tussen de tochten van 1963 en 1985. Sindsdien leven we in het Langste Elfstedenloze Tijdperk, waarover ik in 2019 het boek 8070 Dagen schreef.
Op de bewuste dag zelf was ik uitgenodigd door Tresoar in Leeuwarden om daar vier uur aan geluidloze filmbeelden over de Elfstedentochten van commentaar te voorzien. Ik zag die zelf ook voor de eerste keer en moest dus ter plekke verzinnen wat te zeggen – en dat twee keer twee uur achter elkaar. Geen probleem, want ik doe graag aan stand-up geschiedenis. Elfstedenlegende Reinier Paping zat ook nog eens op de eerste rij.
In al die uren had ik tijd zat om een oproep te doen aan Friese archieven en musea om meer aandacht te geven aan de Elfstedentocht en de bijhorende schaatscultuur. Tenslotte behoort deze schaatstocht tot ons nationale erfgoed, die serieus moet worden vastgelegd en bestudeerd.
Dat heb ik allemaal niet zelf verzonnen, want kaatshistoricus Pieter Breuker hield tijdens de presentatie van zijn laatste kaatsboek in de vreselijk hete zomer van 2018 al zo’n pleidooi: “Ik zou graag willen en ook wel mogen verwachten dat Friese instellingen als de Fryske Akademy en Tresoar het kaatsen en andere Friese sporten als schaatsen, skútsjesilen, polsstokverspringen en het showen van paarden een plaats in hun programma’s en presentaties gaven. Het blijft nu bij een enkel incident, dat zet geen zoden aan de dijk.”
Mijn oproep was dus slechts een herhaling van wat Breuker een half jaar eerder had gezegd, waarbij ik gebruik kon maken van de aanwezigheid van de aanwezige pers. Met succes, want ik was nog niet klaar met mijn filmcommentaren toen de websites van het Friesch Dagblad, de Leeuwarder Courant en Omrop Fryslân er al over hadden geschreven: ‘Sporthistoricus wil elk jaar Dag van de Elfstedentocht houden’.
Tresoar-directeur Bert Looper reageerde nog diezelfde dag. “Zo, ik las net je oproep. Wy pakke it op.” Syds Wiersma van het Fries Film Archief bood meteen zijn medewerking aan. Toen ook het Fries Scheepvaart Museum aanschoof, was het allemaal snel geregeld: op 15 januari 2020 was in dat museum in Sneek de eerste Dag van de Elfstedentocht.
Elfstedencultuur
Het idee achter deze dag is dat de Elfstedencultuur uit twee delen bestaat: de schaatstocht zelf en het vertellen van verhalen over die schaatstocht. Met het eerste deel hebben we wat problemen, omdat er sinds 1997 geen Elfstedentocht meer is geweest. Om de Elfstedencultuur toch in stand te houden, moeten we daarom meer aandacht hebben voor die eeuwenoude verteltraditie – een taak voor archieven en musea. Elfstedenvoorzitter Wiebe Wieling is verantwoordelijk voor het schaatsdeel van de Elfstedencultuur, waar ik als sporthistoricus verantwoordelijk ben voor het borgen van die verteltraditie.
Dat van die verteltraditie heb ik ook niet zelf verzonnen, want al op 27 januari 1917 schreef De Nieuwe Rotterdamsche Courant dat er in Friesland veel verhalen werden verteld over de schaatstochten langs de elf steden – de voorloper van de huidige Elfstedentocht. ‘Die naïeve verhalen, voor het volksleven heel teekenend, zijn soms alleraardigst. Om u de waarheid te zeggen, ik voor mij vind ze vrijwat boeiender dan de geijkte sportverslagen met de volledigste opgaven van uren, minuten en seconden.’
De krant kwam met het voorbeeld van een boer, die in zijn leven vier keer deze tocht had gereden: ‘Tweemaal als jongfeint met een paar vrinden, daarna als jonggetrouwd man met zijn vrouw, evenals hij vlug ter schaats, en later nog eens in het gezelschap van een kleinzoon.’ Deze schaatstocht vormde daarmee een metafoor voor het leven van die man. En dat was dan ook precies de kracht van de verteltraditie, besloot de N.R.C.: ‘Zou er telkenmale van zoo grote belangstelling voor den Elfstedentocht blijken, als daaraan niet verbonden waren de overoude traditie en de oude verhalen van de groote kloekheid ter schaats?’
Die verteltraditie was bij de eerste officiële Elfstedentocht zelfs onderdeel van het programma, toen nog de verantwoordelijkheid van De Friesche IJsbond. In de officiële aankondiging voor de tocht van 2 januari 1909 stond dat er een verguld zilveren medaille werd uitgeloofd voor ‘den deelnemer-volbrenger van den rit, die binnen twee maanden daarna de mooiste beschrijving over dezen Elfstedentocht bij de daarvoor nader te vermelden beoordeelingscommissie inzendt.’
Er waren dus twéé prijzen te winnen: voor de snelste rijder én voor de rijder met het mooiste verhaal over zijn tocht. Uit de vier inzendingen werd Minne Hoekstra uitgeroepen tot winnaar. Hoekstra, afkomstig uit een beroemd geslacht van schaatsenfabrikanten uit Warga, had op 2 januari ook al de Elfstedentocht zelf gewonnen. Zo won hij in 1909 dus twéé keer! In Hoekstra komen de twee verschillende delen van de Elfstedencultuur dus samen.
De Elfstedenverjaardag
De Vereniging De Friesche Elf Steden werd op 15 januari 1909 opgericht – sinds 2009 Koninklijk. Dat is dan weer de reden waarom 15 januari is uitgekozen als Dag van de Elfstedentocht. Er is tenslotte geen mooier moment om die te houden op de verjaardag van de Elfstedenvereniging. Vanwege organisatorische redenen was het dit jaar alleen handiger om die al op de elfde te vieren.
In al die jaren is ook de belangstelling voor het schaatserfgoed ook gegroeid bij de Elfstedenvereniging zelf. Op de vorige editie van de Dag van de Elfstedentocht zei Wieling dan ook dat het behoud van de cultuur van de Elfstedentocht en het overdragen hiervan op jongere generaties een nieuwe doelstelling is van de Elfstedenvereniging. Op de laatste ledenvergadering werd hier inderdaad verder over gesproken.
En terecht, want hoe langer het geleden is dat de Elfstedentocht is geweest, hoe belangrijker het werk wordt van de archieven en musea om die cultuur vast te leggen.