Het oorlogsverleden van schaatser Luitzen Dijkstra, vader van olympisch kampioene Sjoukje Dijkstra
Schaatser Luitzen Dijkstra heeft eerherstel gekregen van de KNSB, gebaseerd op onderzoek van Marnix Koolhaas en Jurryt van de Vooren. Hier is het complete onderzoeksrapport.
Sjouke Dijkstra met vader Loe (rechts). Foto’s uit de privécollectie van Sjoukje Dijkstra
Door Marnix Koolhaas en Jurryt van de Vooren
Inleiding
Tijdens het onderzoek naar Luitzen Dijkstra is gebleken dat er sprake is van een uiterst complex dossier. Verschillende partijen hebben elkaar hardnekkig beschuldigd, waarbij het vaak onduidelijk is hoe betrouwbaar de beschikbare informatie was, waarover zij beschikten. We kunnen er de betrokkenen niets meer over vragen, want die zijn allemaal allang overleden. Ook merkten we op dat er zichtbare en onzichtbare belangen waren van de verschillende partijen, die niet allemaal terug te voeren zijn op de Tweede Wereldoorlog.
Daarom wijzen we meteen op een waarschuwing van Gerard Aalders, die tussen 1993 en 2010 voor Oorlogsdocumentatie heeft gewerkt en zo veel ervaring heeft met het gebruik van oorlogsarchieven. In het boek Het Instituut schreef hij over het onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog: ‘Het zal duidelijk zijn dat de historicus hier een probleem heeft. De dossiers komen authentiek en waarheidsgetrouw over. Reden tot wantrouwen heb je niet. De meeste dossiers bevatten geen afsluitende verklaring in de trant van dat na onderzoek is gebleken dat het om loze beschuldigingen gaat. Die dossiers zijn daarom tijdbommen, die afgaan wanneer een onderzoeker met te weinig achtergrondkennis zijn verhaal publiceert.’
Volgens Aalders moeten we daarom goed op de hoogte zijn wat die persoon in de oorlog heeft gedaan, wie zijn vrienden en vijanden waren en welke politieke voorkeuren er waren. Het is vooral belangrijk om te achterhalen of er mensen zijn geweest, die er belang bij hadden om de persoon in kwestie af te branden vanwege jaloezie, eigen gewin of een persoonlijke afrekening.
Al die elementen spelen inderdaad een rol in het verhaal van Dijkstra, waarbij wij enkele malen verbijsterd de archiefstukken hebben gelezen. Dat is dan ook precies de reden waarom wij die achtergrondkennis toevoegen aan dit advies.
Daarom overhandigen wij zo’n uitgebreid onderzoeksverslag. Wat het extra ingewikkeld maakt, is dat tijdens ons onderzoek bleek dat er nog steeds mensen in de schaats- en archiefwereld zijn, die er absoluut van overtuigd zijn dat Dijkstra duidelijk “fout” is geweest in de oorlog. Verder zijn er nog nazaten in leven, die een directe band hebben met Dijkstra. Zij hebben recht op alle beschikbare informatie. En dan is één van die nazaten ook nog eens Sjoukje Dijkstra, één van de grootste legendes uit de Nederlandse sport. De kans op veel mediabelangstelling wordt daarmee alleen maar groter.
In dit onderzoek gaan wij de zuiveringsprocessen niet opnieuw doen om te achterhalen of die wel goed zijn afgehandeld met een aanvaardbare uitspraak. Ook doen wij geen uitspraak of de KNSB wel of niet excuses moet aanbieden voor de uitsluiting van Dijkstra na de zuiveringsprocessen, want het is niet eerlijk om in 2023 een oordeel te geven over gebeurtenissen uit de jaren veertig. Wij hebben de beschikking over verschillende bronnen, goed geordend en vaak ook digitaal toegankelijk – in tegenstelling tot de tijd zelf. Die kunnen wij ook nog eens in alle rust bekijken en beoordelen, los van alle emoties en invloeden van het moment zelf.
Wat wij wél willen weten is of er gegronde redenen zijn om in 2023 tot een vorm van rehabilitatie van Luitzen Dijkstra over te gaan. Er ligt namelijk een straf die tot in huidige publicaties doorwerkt: het ontnemen van zijn kampioenstitel op de kortebaan voor amateurs in 1946/47 (Uithoorn, 21 december 1946). Het ontnemen van die titel zou op basis van ons onderzoek ongedaan gemaakt kunnen worden.
Kort gezegd: in dit onderzoek vragen we de KNSB om uitspraken te doen over het heden en niet over het verleden.
Opbouw
We beginnen met een achtergrondschets, waarbij het NK allround van 1947 wordt uitgelicht als beslissend moment in de zaak-Dijkstra. Daarna volgt een uitgebreide reconstructie van alle cruciale gebeurtenissen, als onderbouwing van ons advies, dat daarna volgt. We sluiten af met een verantwoording van ons onderzoek. Tot slot sturen we een tijdlijn mee, waarin we de volgorde van gebeurtenissen hebben vastgelegd.
Achtergrond
Begin vorig jaar werd in Amstelveen een tentoonstelling en een feest georganiseerd vanwege de 80e verjaardag van Sjoukje Dijkstra, de eerste Nederlandse olympische kampioene bij de Winterspelen. In 1964 won Sjoukje goud bij het kunstrijden in Innsbruck. Tijdens deze tentoonstelling en het feestdiner, georganiseerd op initiatief van Jos Pronk (Amstelvener, schaatsonderzoeker en oud-directeur van de Jaap Edenbaan) en Marnix Koolhaas (historicus en auteur en onderzoeker op het gebied van schaatsgeschiedenis), kwam onvermijdelijk ook het vermeende “foute” verleden van Sjoukje’s vader weer naar boven. Feitelijk is dit verleden altijd in de schaatswereld blijven rondzingen, vooral omdat dokter Luitzen “Loe” Dijkstra in 1947 tijdens het Nederlands kampioenschap langebaan in Rotterdam op de tweede dag een startverbod kreeg opgelegd vanwege dat vermeende “foute” oorlogsverleden. Bovendien werd hem met terugwerkende kracht zijn in december behaalde Nederlandse titel kortebaan voor amateurs ontnomen.
Aangezien Dijkstra een bekende persoon was, niet alleen in de schaatswereld maar ook in de atletiekwereld én als huisarts in Amstelveen, zorgde de schorsing voor publiciteit. Kranten schreven erover en “dokter Dijkstra” ging de geschiedenis in als de “foute vader” van Sjoukje. In talloze overzichten van schaatskampioenen, ook in diverse boeken en op webpagina’s, wordt nog altijd vermeld dat de Nederlandse kortebaantitel voor amateurs (een titel die pas in de oorlog werd ingesteld) in 1947 is ontnomen aan de aanvankelijke winnaar Luitzen “Loe” (geen “Lou”, zoals vaak gespeld) Dijkstra, vanwege zijn foute oorlogsverleden.
Voor Sjoukje, in 1942 geboren uit het tweede huwelijk van haar vader met een Joodse (!) moeder, is deze smet op het blazoen van haar vader altijd een open wond gebleven. Ze wilde er weinig over kwijt, mede omdat ze ook hele andere verhalen over het oorlogsverleden van haar vader kende. Daarnaast had ze een buitengewoon gecompliceerde jeugd meegemaakt, en was haar vader ook nog tragisch omgekomen bij een verkeersongeluk, twee dagen voordat ze in 1964 vanwege haar olympische titel met haar ouders een koninklijke onderscheiding zou ontvangen (die ze uiteindelijk per post kreeg toegestuurd).
Loe Dijkstra circa 1938
Verzoek tot onderzoek
Door de tentoonstelling en het feest rond haar 80e verjaardag is onvermijdelijk ook het Amstelveense verleden bij Sjoukje weer naar boven gekomen. Daar zaten natuurlijk ook de minder prettige herinneringen bij. Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat ze aan KNSB-voorzitter Herman de Haan het verzoek heeft gedaan of de schorsing van haar vader niet alsnog onderzocht zou kunnen worden en hij zo mogelijk gerehabiliteerd zou kunnen worden.
Naar aanleiding hiervan heeft KNSB-directeur Herman de Haan de sporthistorici Jurryt van de Vooren en Marnix Koolhaas, beiden afgestudeerde historici met een brede kennis en ervaring in de sport- én oorlogsgeschiedenis, gevraagd om de achtergronden van de schorsing van Luitzen Dijkstra opnieuw te onderzoeken en een onderzoeksverslag op te stellen op basis waarvan beoordeeld kan worden of er gegronde redenen zijn om inderdaad tot een vorm van rehabilitatie van Luitzen Dijkstra over te gaan.
Methode
Bij ons onderzoek hebben we alle beschikbare informatie op een rij gezet. Deze informatie is afkomstig uit verschillende archieven, waaronder het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging dat pas onlangs zonder beperking openbaar gemaakt is. Verder hebben we de zuiveringsarchieven doorgenomen, zowel van de KNSB zelf (berustend in het archief van de Rotterdamse IJsclub Kralingen omdat de secretaris van deze zuiveringscommissie tevens bestuurslid was van deze ijsclub) en het archief van de Centrale Zuivering voor de Sport.
Daarnaast hebben we mondelinge bronnen gebruikt, o.a. uit interviews die Marnix Koolhaas vaak al vele jaren geleden met inmiddels overleden oud-schaatsers en bestuursleden heeft gehad, waaronder oud-rijder Siem Heiden (in de oorlog bondscoach van de nationale schaatsselectie), Jaap Havekotte (lid van die schaatsselectie en als Diemenaar bevriend met en patiënt van dr. Dijkstra, 3e bij het NK langebaan 1947 en 2e bij het NK kortebaan 1946/47 en na het ontnemen van de titel van Dijkstra formeel tot kampioen uitgeroepen), Piet Keijzer (Nederlands langebaankampioen 1946 en 7e in 1947 + kernploeglid in de oorlog), Wout Egas (5e bij het NK 1947 en later bondsbestuurder en nationaal en internationaal starter), Piet Zwanenburg (10e bij het NK 1947 en regelmatig optredend als bondscoach) en Adelbert Schouten, na de oorlog bondsbestuurder.
Verder is gebruik gemaakt van diverse publicaties, waaronder De IJsbode, destijds het officieel orgaan van de KNSB, en diverse dagbladen die voor een groot deel digitaal toegankelijk en doorzoekbaar zijn (m.n. via Delpher.nl).
Feitelijke reconstructie
De bom barstte op 7 en 8 januari 1947 tijdens het NK langebaan op de Kralingse Plas in Rotterdam. Nadat er in de toen vanwege het communistische verzet in de oorlog aanzienlijke CPN-partijkrant De Waarheid al eerder beschuldigingen over Dijkstra waren verschenen, publiceerde de krant op 7 januari, de eerste dag van het kampioenschap (een dinsdag):
“Het geval Dr. Dijkstra
Met stijgende verbazing lazen wij, dat dr. Dijkstra kampioen van Nederland is geworden op de korte baan. Een hele eer voor Nederland, zouden we zo zeggen. Hoe kan het, dat deze man nooit is opgepakt? Ondergetekenden verklaren hiermede, dat zij indertijd door dienzelfden dokter in het Arbeidsbureau te Heerenveen werden gekeurd voor uitzending naar Duitsland. Deze persoon heeft hen zeer slecht behandeld, verscheurde de doktersbewijzen, en heeft hen van de kamer gegooid. Deze klachten hebben wij reeds maandenlang geleden opgestuurd naar de P.R-A., maar tot op heden hebben wij er niets van vernomen en wij dachten, dat dit seigneur nog steeds over zijn zonden had na te denken in een of ander kamp. Tot wij dit lazen. Of is hij misschien weer militair en kweekt onze jongens voor Indonesië? Het zal ons niets verwonderen en tenslotte blijft hij in het vak. G. Veenstra, A. de Jong, J. Bosma, P. de Vries, Knijpe, Ensmeer bij Heerenveen. (Ons standpunt in de zaak Dijkstra hebben wij reeds eerder bekend gemaakt, red. W.)” (gecursiveerd, MK)
Eén ding was duidelijk: vanuit Friesland werd er door communistische tegenstanders van Dijkstra een campagne gevoerd om hem alsnog gestraft te krijgen. Daarbij zal ongetwijfeld hebben meegespeeld dat Dijkstra al eerder door het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam buiten vervolging was gesteld, ondanks zijn kortstondig sympathiserend lidmaatschap van de NSB (de details over dit lidmaatschap volgen verder nog).
Ook andere kranten meldden dat Dijkstra alsnog gestraft dreigde te worden. Het Nieuw Utrechtsch Dagblad schreef bijvoorbeeld:
“Onder de inschrijvers bevond zich ook dr. L. Dijkstra, die in de eerste ijsperiode het Nederlandsche kampioenschap voor amateurs op de korte baan had gewonnen, doch, naar men ons mededeelde, door der KNSB voor geruimen tijd om politieke redenen zal worden geschorst. De zaak is evenwel nog hangende in verband met een te verwachten uitspraak van de landelijke commissie voor de zuivering, welke commissie over ongeveer een week zal vergaderen.”
Wie de krant deze informatie verschafte wordt niet vermeld, maar het lijkt er sterk op dat het dezelfde bron was die De Waarheid van informatie voorzag. In elk geval leidden de beschuldigingen ertoe dat de scheidsrechter van de wedstrijd, F. Havelaar, Dijkstra een startverbod oplegde voor de tweede dag van het NK. Vanzelfsprekend zorgde deze beslissing voor grote opschudding, niet alleen onder de aanwezigen (verklaringen van o.a. Havekotte, Egas e.a.) maar ook onder de aanwezige pers. Vele kranten maakten melding van de schorsing. Het Parool schreef bv. (9 januari 1947)
“Startverbod aan Dijkstra opgelegd
Het presidium van den K. N. S. B. heeft besloten om den hardrijder dr. L Dijkstra op den tweeden dag van het Nederlandsch kampioenschap in hardrijden een startverbod op te leggen, in verband met het feit, dat hij door den Bond voor geruimen tijd wordt geschorst, welke schorsing nog door de landelijke commissie voor de zuivering zal moeten worden bekrachtigd. In den loop van de volgende week zal het tot een definitieve uitspraak komen.”
De Leeuwarder Courant schreef:
“Dijkstra uitgeschakeld.
Naar het A.N.P.-Sport verneemt heeft het presidium van den Kon. Ned. Schaatsenrijdersbond besloten om den hardrijder dr L. Dijkstra op den tweeden dag van het Nederlandsch kampioenschap in hardrijden lange baan een startverbod op te leggen, in verband met het feit, dat hij door den bond voor geruimen tijd wordt geschorst, welke schorsing nog door de landelijke commissie voor de zuivering zal moeten worden bekrachtigd.” (cursivering, MK)
Er was één centrale figuur die in deze kwestie een hoofdrol speelde: scheidsrechter Havelaar. Havelaar had namelijk heel wat petten op. Hij was niet alleen scheidsrechter en bestuurslid van de KNSB, maar was ook secretaris geweest van de Zuiveringscommissie van de KNSB én begin 1947 nog acterend als secretaris van de Landelijke Commissie voor de Sportzuivering. Gezien de correspondentie die we van Havelaar aan hebben getroffen, blijkt dat hij alles in het werk heeft gesteld om Dijkstra te straffen, ondanks een eerdere uitspraak van het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam om dat niet te doen.
Zo schreef hij al op 1 december 1946 aan de Procureur van het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam mr. P. van Ogtrop over Dijkstra: “Als NSB-er werd hij op 15 maart 1944 benoemd als corpsarts van de politie te Amsterdam.” (cursivering MK) Onze reconstructie verderop toont aan dat toen allang bekend was dat dit onjuist was.
Waarom Havelaar zo fanatiek Dijkstra alsnog wilde inrekenen is niet geheel duidelijk. Hij was geen communist en stond niet in direct contact met de Friese club die Dijkstra in de pers belasterde.
Vermoedelijk had e.e.a. te maken met interne strubbelingen binnen de KNSB. Tijdens de bezetting streefde de bezetter naar “concentratie in de sport”. Met name in de schaatssport leidde dat tot verzet en verschillen van mening. De KNSB (NSB in de oorlog! De K van Koninklijk mocht niet meer gevoerd worden) overkoepelde namelijk niet alle takken van de schaatssport. De traditionele Friese kortebaan -waar om geldprijzen werd gereden- viel niet onder de bond. Ook de Elfstedentocht was als vereniging geen lid van de bond. Van de honderden ijsclubs in het land was maar een klein deel bij de bond aangesloten. Het feit dat de winters van 1942/43 en 1943/44 zeer mild waren bood de tegenstanders van de concentratie de mogelijkheid om de concentratie te frustreren. Binnen de schaatswereld leidde dat echter tot felle tegenstellingen.
Een ander feit dat tegenstellingen creëerde was een “uitnodiging” van de nazi-bezetters (i.c. sportbaas Harster) om in 1942 een ploeg af te vaardigen naar een wedstrijd in Klagenfurt. Daar zouden behalve Duitsers ook nazi-gezinde Noorse hardrijders aan deelnemen, waaronder oud-wereldkampioen Hans Engnestangen. Sommige bestuurders en hardrijders hadden hier geen bezwaar tegen, anderen daarentegen wel. Onder de tegenstanders bevond zich Loe Dijkstra. (bron: o.a. Siem Heiden).
De wedstrijd zou uiteindelijk verboden worden door Gerrit van Laer, die in 1939 tot voorzitter van de ISU was verkozen en in 1942 meldde dat deze wedstrijd niet door de internationale schaatsbond (in feite door hemzelf, want feitelijk functioneerde de ISU na het uitbreken van de oorlog niet meer) erkend werd en derhalve verboden werd verklaard. Deze opmerkelijke obstructie, die ook opvallend genoeg in kranten werd vermeld, kwam Van Laer op een gevangenisstraf te staan. Kortom: er waren na de bevrijding felle tegenstellingen binnen de schaatswereld en tal van pogingen om oude rekeningen alsnog te vereffenen. Dijkstra is daar vermoedelijk één van de slachtoffers van geworden.
Omdat Havelaar de Amsterdamse Procureur Van Ogtrop niet zover kreeg om Dijkstra in 1947 alsnog te vervolgen, gebruikte hij zijn positie in de Landelijke Zuiveringscommissie om Dijkstra alsnog te straffen.
In De IJsbode van 24 maart 1947 (30e jaargang nr. 5) verscheen in de rubriek “Zuivering van de Sport” de volgende mededeling:
“De Commissie voor de Zuivering van de Sport deelt verder mede:
Naar aanleiding van het door L. Dijkstra te Amsterdam aangetekende beroep tegen de door het bestuur van den “Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijdenersbond” uitgesproken straf, heeft de Commissie, na opnieuw ingesteld onderzoek, besloten de uitspraak van het bestuur van den K.N.S.B. als volgt te wijzigen:
a. schorsing in het recht tot deelnemen aan de beoefening van de sport tot 1 Januari 1952;
b. schorsing in de bevoegdheid tot het uitoefenen van een leidende functie in de sport tot 1 Januari 1957;
op grond van het feit, dat hij in ernstige mate tekort is geschoten in het betrachten van de juiste houding in verband met de bezetting, hetgeen is gebleken uit:
a. het lidmaatschap van het Medisch Front;
b. het verrichten van keuringen voor een Gewestelijk Arbeidsbureau;
c. de mededeling: “sympathiserend lid van de N.S.B. te zijn” in correspondentie met betrekking tot een sollicitatie en nog afgezien van het door een, bij het verhoor der Commissie op 18 januari jl. ontkende lidmaatschap van de N.S.B., ofschoon het lidmaatschap wel zou mogen worden aangenomen uit de stukken, welke de Commissie ten dienste staan.
De Commissie is van meening, dat als gevolg van de uiteindelijk aan den heer Dijkstra opgelegde straf, het onlangs door hem behaalde Nederlandsche Kampioenschap korte baan nietig verklaard dient te worden.” (cursivering MK)
Na deze gepubliceerde mededeling, die ook weer door kranten werd overgenomen, was duidelijk dat de schaatscarrière van Dijkstra ten einde was en dat hij in de sportwereld bekend zou blijven staan als de NSB-arts die fout was in de oorlog en daarvoor zwaar gestraft was.
Wat wij hebben gedaan is feitelijk reconstrueren op basis waarvan de Commissie tot deze uitspraak is gekomen en of zij zich daarbij aan haar opdracht heeft gehouden. Daarnaast blijft het hoogst merkwaardig dat de Zuiveringscommissie een straf op heeft gelegd aan een persoon die door een hogere instantie (de Bijzondere Rechtspleging) niet alleen buiten vervolging was gesteld, maar waarbij tevens nadrukkelijk was gemeld dat hij ook niet door andere (cq. lagere) instanties gestraft zou mogen worden.
Sjoukje Dijkstra in 1948
De reconstructie
Er zijn negen cruciale momenten in het dossier van Dijkstra:
- Zijn vooroorlogse rivaliteit in Akkrum
- De gebeurtenissen in mei 1940 met zijn eerste vrouw en zijn zoon
- Het werk van Dijkstra als keuringsarts in Heerenveen tot september 1942
- Het werk van Dijkstra als politiearts in Amsterdam
- Het onderzoek van de Bijzondere Rechtspleging
- Het onderzoek van de Zuiveringscommissie van de KNSB
- Het NK kortebaan van 1946/47
- Het NK allround van 1947
- Het onderzoek van de CZS, de overkoepelende zuiveringscommissie van de sport
Luitzen Dijkstra werd op 7 mei 1909 geboren. Als sporter verwierf hij onder meer bekendheid door zijn deelname als schaatser op de Olympische Spelen van 1936 in Garmisch-Partenkirchen. Een jaar eerder was hij elfde geworden bij het Wereldkampioenschap in Oslo, een voor die tijd ongekende prestatie voor een Nederlandse hardrijder. In Den Haag was hij eerder al bekend als doelman bij de voetbalclubs HBS en VUC. (En niet bij ADO, zoals in sommige online-overzichten staat.)
In april 1936 behaalde Dijkstra in Amsterdam zijn examen als arts, waarna hij nog in dezelfde maand in Akkrum begon als huisarts. In 1937 trouwde hij met Sylvie Hermine Barendtszen, die later dat jaar beviel van Jan Herman, hun eerste kind.
- Rivaliteit in Akkrum
De komst van Dijkstra naar Akkrum leidde tot een rivaliteit met een arts, die daar al een praktijk had, zo zei Dijkstra tijdens zijn verhoren voor de Bijzondere Rechtspleging. Er zouden grote politieke meningsverschillen zijn, met name over het Koningshuis. Op 10 juni 1945 lichtte Dijkstra dit toe in een brief over de klachten die vanuit Friesland tegen hem waren ingediend vanwege zijn vermeende oorlogsgedrag. “Ik verklaar dat alles berust op een persoonlijke vete uitgaande van een kleine groep menschen, met als hoofd mijn vroegere collega ter plekke met zijn vrouw en dan de laatste hoofdzakelijk.”
De klachten over zijn Friese jaren tot 1942 zouden voornamelijk uit deze kring zijn gekomen. Dat meldde Dijkstra vanaf 1945 in ieder geval in verschillende brieven en verhoren. Het lijkt er dus op dat de klachten tegen Dijkstra niet alleen zijn gestoeld op zijn vermeende oorlogsgedrag, maar ook op ruzies en conflicten, die niets te maken hadden met de oorlog. Het was een bekend verschijnsel in de eerste naoorlogse jaren dat er afrekeningen plaatsvonden of conflicten werden beslecht via vervalste of gemanipuleerde verklaringen. Als archiefonderzoeker is het daarom heel belangrijk om zoveel mogelijk bronnen te gebruiken, onafhankelijk van elkaar. Dat is in ieder geval duidelijk geworden in dit dossier, waarin niets is wat het op het eerste gezicht lijkt.
In zijn afstudeerscriptie uit 1988 over de Zuivering van het Omroeppersoneel na de oorlog (die binnenkort officieel uitgegeven zal worden omdat ook hier de onderliggende archieven en persoonsdossiers inmiddels openbaar toegankelijk zijn geworden) kwam Marnix Koolhaas destijds al tot een opvallend vergelijkbare conclusie: ook toen werd deze zuivering een mislukking doordat onderlinge tegenstellingen, openstaande persoonlijke conflicten en verschil van inzicht in hoe de naoorlogse publieke omroep ingericht zou moeten worden de voornaamste basis waarop “gezuiverd” werd. Het feitelijke gedrag van betrokkenen speelde veelal een ondergeschikte rol. Bij de zuivering van de schaatswereld zijn opvallende parallellen vast te stellen.
- Mei 1940
Dijkstra werd tijdens de gevechten in mei 1940 als soldaat ingezet op de Grebbelinie, zo blijkt uit een feitenrelaas van de Bijzondere Rechtspleging. Zijn vrouw Sylvie Hermine Barendtszen en kind Jan Herman verbleven ondertussen in Akkrum. Volkomen onverwacht ontving Dijkstra het bericht dat zijn echtgenote een affaire had gekregen met de Duitse onderofficier Eberhard Paul Wilhelm Haupt, lid van de Grüne Polizei, en met hem was verdwenen. Zoon Jan was aan zijn lot overgelaten, slechts twee jaar oud.
Onder deze dramatische omstandigheden kreeg Dijkstra op 16 mei toestemming van Commandant Majoor de Groot 11-19-R.A om met een bataljonsauto met chauffeur terug te keren naar Akkrum. Dat was enkele uren ná de Nederlandse capitulatie. Het leven van Dijkstra stond daarmee compleet op zijn kop. Opeens droeg hij helemaal alleen de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van zijn zoon.
Begin juni werd duidelijk dat zijn vrouw in Den Haag zat, waar zij zich had gevestigd met Haupt. Een maand later begon Dijkstra een uiterst kostbare scheidingsprocedure, waarin ook de zeggenschap over zijn zoon moest worden geregeld. Omdat zijn toenmalige vrouw zich had verbonden aan een lid van de NSDAP stond Dijkstra erg zwak. Op advies van zijn advocaat werd hij daarom kortstondig sympathiserend lid van de NSB, als tactische zet. Dijksta heeft daarna één keer contributie betaald aan de NSB, zo verklaarde hij tijdens de verhoren na de bevrijding. Zo bleek ook uit de boekhouding van de NSB.
Uit verschillende onafhankelijke bronnen, vooral in dagbladen, blijkt dat de scheidingsprocedure op 12 september 1940 werd afgehandeld, waarbij Dijkstra de zeggenschap over zijn zoon verwierf. Zijn sympathiserend lidmaatschap van de NSB heeft vermoedelijk aan de uitspraak en de snelheid van de procedure meegewerkt. Zijn ex-vrouw trouwde op 6 december 1941 in Den Haag met Haupt. In 1942 beviel ze van een zoon. Het huwelijk werd in 1946 weer ontbonden, waarna ze in 1949 in ondertrouw ging met Johan Lankamp in Enschede.
Volgens eigen zeggen heeft Dijkstra zijn lidmaatschap nooit publiekelijk bekend gemaakt, heeft hij geen enkele partijbijeenkomst bezocht en heeft hij verder geen enkel lidmaatschap gehad van tijdschriften en dagbladen van de nationaalsocialistische pers. Dat werd bevestigd door Johannes Franciscus van Acker, Cornelis Willem Smit en Dirk Dragt, die allemaal bij Dijkstra in de buurt woonden. Zij hebben nooit weet gehad van het NSB-lidmaatschap. Ook waren er zestien oud-patiënten, die dit op 7 februari 1948 hebben verklaard.
Door de vechtscheiding was Dijkstra wel in grote financiële problemen gekomen, zei hij in de verhoren en in enkele verweerschriften. Hij had zo’n tienduizend gulden verloren, in onze tijd in koopkracht te vergelijken met bijna 90.000 euro. Voor een beginnend huisarts, met een praktijk van slechts vier jaar oud, was dat een gigantisch bedrag. Het verklaart de advertentie die hij op 17 juli 1940 in de Leeuwarder Courant plaatste om zijn inboedel een dag later te verkopen.
Dijkstra zelf ontmoette al snel Margaretha Rosalie Mulder. Zij was Joods en had zich daarom moeten melden bij de Duitsers of de Joodse Raad, maar via een “administratieve truc”, zoals Dijkstra in een nota vermeldt (vermoedelijk kwam zijn vrouw als getrouwde met een niet-Jood voorlopig niet voor registratie of deportatie in aanmerking) kon ze zich hieraan onttrekken. Hoe dan ook moest Dijkstra extra voorzichtig zijn met een Joodse echtgenote in de tijd van toenemende vervolgingen. Dat was voor hem een extra reden om niet opnieuw contributie te betalen aan de NSB, ‘mede in verband met het feit, dat ik de NSB had gebruikt als ruggensteun voor een te bereiken doel, namelijk een definitieve uitspraak in de door mij aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure.’
Archiefonderzoeker en genealoog Eric Hennekam deed in 2020 stamboomonderzoek naar Margaretha Rosalie Mulder, waaruit bleek dat de voorouders van haar moeders kant inderdaad Joods waren, in ieder geval tot in 1756. Op 9 mei 1941 werd haar huwelijk met Dijkstra voltrokken, waaruit een jaar later Sjoukje werd geboren.
Volgens deze gegevens is Sjoukje dus Joods volgens de Joodse traditie, en ook volgens de regels die de nazi’s toepasten, want doorgegeven via haar moeders kant. Dat weet Sjoukje overigens zelf ook, zei ze in een gesprek met Van de Vooren op 18 februari 2020. Daarin zei ze ook dat ze pas op latere leeftijd hoorde van de traumatische scheiding van haar vader van zijn eerste vrouw. Haar halfbroer Jan was al een jaar of zestien toen hij ontdekte dat Margaretha niet zijn biologische moeder was, en dat hij als tweejarige jongen in de steek was gelaten door Sylvie, zijn biologische moeder. Vader Dijkstra had hem dat nooit eerder verteld, wat een extra bewijs is hoe traumatisch deze periode moet zijn geweest. Jan weigerde daarna elke vorm van contact met zijn biologische moeder, zelfs bij zijn eigen huwelijk. Sjoukje heeft Jan altijd beschouwd als een volwaardige broer, ook nadat zij had gehoord van de scheiding.
Deze loop van gebeurtenissen is cruciaal om te begrijpen waarom Dijkstra voor korte tijd sympathiserend lid is geweest van de NSB. Deze gang van zaken is officieel vastgelegd in het dossier van de Bijzondere Rechtspleging.
Loe Dijkstra in 1940
- Keuringsarts in 1942
Dijkstra was in 1941 en 1942 naast zijn werk als huisarts keuringsarts in Heerenveen, onder meer vanwege zijn financiële problemen na de echtscheiding. Hij had inkomsten nodig, al helemaal omdat hij in 1942 vader werd van Sjoukje. “Om dit gat te stoppen, dus niet uit politieke overwegingen, heb ik moeite gedaan om enkele keuringen voor het Gew. Arbeidsbureau te mogen verrichten.” Het ging hier om mannen, die zich vrijwillig hadden gemeld voor werk in Frankrijk of de Noordoostpolder, later ook voor vrijwilligers die in Duitsland wilden werken. Het waren dus géén verplichte keuringen.
In september 1942 hield hij daarmee op, omdat er inmiddels steeds minder sprake was van vrijwilligheid. De Arbeitseinsatz was veranderd in dwangarbeid en daaraan wilde hij niet meewerken, aldus zijn eigen verdediging. In een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland kondigde hij officieel dit afscheid aan: ‘Aangezien ik bij ingang van 17-9-42 heb bedankt als keuringsarts aan het G A.B. te Heerenveen, verzoek ik U geen correspondentie aan mijn adres thuis te zenden. L. DIJKSTRA, arts, AKKRUM.’
Toch werden er in december 1947 zeven klachten tegen hem ingediend dat hij moedwillig Nederlandse mannen had goedgekeurd om ze in te zetten als dwangarbeider in Duitsland. Die klachten hadden een grote mate van overeenkomst, want in alle gevallen zou Dijkstra zeer oppervlakkig onderzoek hebben gedaan en moedwillig opmerkingen hebben genegeerd dat de betrokken mannen onmisbaar waren of gezondheidsproblemen hadden. In de meeste gevallen gingen die over de periode rond mei 1942.
Hier lijkt waarschijnlijk sprake van persoonsverwisseling, ook al kunnen we dat met gebruik van de beschikbare bronnen niet voor honderd procent bevestigen. Precies in diezelfde tijd, in juni 1942, was Dijkstra volgens eigen zeggen op vakantie, waarna zijn werk werd overgenomen door Dr. Gerrit Osinga uit Joure, een beruchte collaborateur die in 1947 werd veroordeeld tot twintig jaar cel.
Op 17 februari 1990 schreef De Leeuwarder Courant een uitgebreid verhaal, waarin Osinga werd genoemd. ‘Als keuringsarts wilde Osinga de tewerkstelling in Duitsland zoveel mogelijk bevorderen. De door hem verrichte keuringen waren dan ook vaak onnauwkeurig. Wie met een verklaring kwam van zijn huisarts of specialist dat hij niet geschikt was voor arbeid in het buitenland hoefde niet op enig begrip te rekenen van Osinga. Hij wantrouwde alle huisartsen, die er volgens hem alleen maar op uit waren de arbeidsinzet te saboteren. Voor dergelijke gevallen had Osinga steevast hetzelfde antwoord klaar, namelijk dat „verandering van klimaat en omgeving wellicht geen kwaad kan”.’
In de klachten over Dijkstra kwamen vooral deze verwijten naar boven, waardoor het aannemelijk is dat er een persoonsverwisseling in het spel is – al dan niet opzettelijk. Twee maanden later steunden zes voormalige patiënten Dijkstra met de verklaringen dat hij die personen bewust had afgekeurd voor de arbeidsinzet, ook al waren ze gezond. Zo heeft Dijkstra voorkomen dat deze mannen naar Duitsland werden gestuurd, iets waarvoor ze de huisarts hun hele leven dankbaar zouden blijven.
- Politie Amsterdam
In 1942 werd de situatie in Akkrum onhoudbaar voor Dijkstra, zo schreef hij in een brief van 26 juni 1945. Zijn rivalen in Akkrum zouden hem zwartmaken door roddels te verspreiden over zijn vermeende NSB-lidmaatschap en de affaire van zijn eerste vrouw met een Duitse soldaat. Zoon Jan werd daar zelfs op straat op aangesproken, slechts vier jaar oud. Of hij wel wist dat zijn moeder Margaretha niet zijn biologische moeder was? En dat zijn vader een NSB-er was?
Dijkstra zag zich onder deze omstandigheden gedwongen om te verhuizen naar Amstelveen. In 1944 begon hij als arts bij de politie in Amsterdam, waar zijn kortstondig NSB-lidmaatschap al bekend was, zo blijkt uit verklaringen van Herman Johan Gerhard van Boxtel (hoofdinspecteur), Roel de Jong (inspecteur) en Gerhard Cerfontaine (agent). Ze kenden de verhalen en waren daardoor wantrouwend. In de praktijk bleek juist dat Dijkstra hun heeft geholpen tijdens moeilijke en zelfs levensbedreigende situaties.
Dat gold vooral tijdens een razzia op 18 januari 1945 onder de Amsterdamse politie, waarbij 130 mannen werden opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Op 9 februari 1946 schreef Hendrik Voordewind, chef der recherche in Amsterdam en één van de agenten die tijdens de razzia was opgepakt, een verklaring dat Dijkstra zich toen heeft ingezet voor ‘die politiemannen die op 18 Januari 1945 bij een razzia werden gevangen genomen en naar kampen zijn vervoerd.’ Voordewind sloot af met een dankwoord: ‘Voor zijn optreden in het belang van die groep, zullen die politiemannen hem in het bijzonder erkentelijk blijven.’
Verder zei Voordewind dat hij tijdens de bezetting herhaaldelijk de hulp had ingeroepen van Dijkstra, ‘en wel ten behoeve van de verzetsactie’. Zo wist Dijkstra van een aantal agenten dat ze verzetswerk deden, waardoor ze wel eens een dienst misten. Hij verklaarde hun afwezigheid dan met een ziekteverklaring en verschafte deze verzetsmensen daarmee een alibi. Ook heeft hij een agent tegen zijn zin in ziek verklaard, omdat Dijkstra wist dat zijn naam op een Duitse dodenlijst stond. Pas na de oorlog kwam die agent erachter dat Dijkstra zo zijn leven heeft gered. Voordewind is hierbij veruit de belangrijkste getuige, omdat hij vanuit zijn functie als commissaris veel hulp heeft verleend aan verzetsgroepen, waaronder die van Gerrit van der Veen.
Volgens Peter Kroesen van het Stadsarchief Amsterdam zijn die verklaringen van Voordewind zelfs van doorslaggevend belang. Kroesen is specialist in de geschiedenis van de Amsterdamse politie en daarom bij het Stadsarchief verantwoordelijkheid voor deze dossiers. In een gesprek met Van de Vooren op 27 oktober 2022 zei hij dat de status van Voordewind binnen de Amsterdamse politie onomstreden was vanwege zijn gedrag in de Tweede Wereldoorlog. “Als Voordewind een positieve uitspraak over Dijkstra doet, doen al die andere verklaringen van zijn collega’s er eigenlijk al niet meer toe. Dan klopt het.” Na een eerste inventarisatie van de verschillende politiedossiers voegde Kroesen daar nog diezelfde dag aan toe via een email: ‘Dijkstra lijkt mij onverdacht, om het maar heel voorzichtig te zeggen.’
Dijkstra had in Amsterdam in ieder geval zoveel indruk gemaakt dat de Binnenlandse Strijdkrachten al op 9 mei 1945 het bevel gaven dat hij niet gearresteerd mocht worden. Het was in reactie op de klachten vanuit Friesland, zo zei Cerfontaine in een proces-verbaal van 21 september 1946: “Tijdens mijn dienst doen voor den P.O.D. [Politieke Opsporingsdienst] te Amsterdam, vernam ik, dat men vanuit Drachten pogingen in het werk stelden om Dr. L. Dijkstra te doen arresteeren als politiek delinquent. Toen heb ik openlijk gezegd: ‘Indien Dr. L. Dijkstra gearresteerd moet worden, moet er heel wat gebeuren.’”
Die arrestatiepogingen vanuit Drachten leidden tot wildwesttaferelen, waarvoor overvalcommando’s naar Amsterdam werden gestuurd om Dijkstra te ontvoeren. Door ingrijpen van de P.R.A. [Politieke Recherche Afdeling] Amsterdam zijn al deze ontvoeringspogingen mislukt.
Hendrik Voordewind. Foto via het Stadsarchief Amsterdam
- De Bijzondere Rechtspleging
Na de Bevrijding ontstonden twee kampen rond Dijkstra met vijanden in Friesland en vrienden in Amsterdam. In juni 1945 vreesde hij zelfs arrestatie, ook al had de BS al verklaard dat dit niet mocht. Uit zijn dossier bij het CABR blijkt dat hij op 30 oktober 1945 inderdaad één dag in detentie heeft gezeten. Het is onduidelijk waarom dat was.
Op 30 januari 1946 verscheen in de Leeuwarder Koerier een advertentie om klachten over Dijkstra in te dienen. Letterlijk stond er: ‘Het Hoofd van den P.O.D. te Drachten roept degenen, die bezwarend materiaal kunnen inbrengen tegen L. DIJKSTRA, voorheen Arts te Akkrum en 1941-42 keuringsarts bij het Gew. Arbeidsbureau te Heerenveen op, deze klachten schriftelijk of mondeling in te dienen bij den P.O.D. te Drachten. Het Hoofd van den P.O.D. voorn.: Smouter.’
Uit deze tekst blijkt duidelijk dat er geen open en onafhankelijk onderzoek werd aangekondigd in de zaak-Dijkstra, maar dat alleen mensen met klachten zich konden melden bij Smouter. Er was dus sprake van vooringenomenheid. Er kwamen uiteindelijk vier reacties, allemaal positief voor Dijkstra, waarna de zaak werd stopgezet. Deze oproep werd twee maanden later nog opmerkelijker toen diezelfde Smouter een diefstal bekende van een partij sieraden ter waarde van f 50.000,- van een Joodse vrouw uit Zandvoort. Smouter had niet verwacht dat dit slachtoffer van de Holocaust levend terug zou keren en had daarom het geld al uitgegeven. Hiervoor werd hij veroordeeld tot anderhalf jaar celstraf, een feit waar Dijkstra natuurlijk op wees in zijn verweer.
De P.O.D. ontving in die tijd ook nog een klacht uit Friesland dat Dijkstra een medaille met een hakenkruis in zijn huisartsenpraktijk zou hebben opgehangen, als bewijs van zijn collaboratie. Het bleek echter zijn deelnemersmedaille aan de Winterspelen van 1936 in nazi-Duitsland te zijn, ruim vier jaar vóór de Duitse inval. Die medailles waren voorzien van een hakenkruis, destijds al het officiële symbool van nazi-Duitsland en de Duitse vlag. Natuurlijk kun je je wel afvragen of het verstandig was van Dijkstra om die medaille tijdens de bezetting in zijn praktijk te laten hangen.
In september 1946 kwam het officiële onderzoek van de Bijzondere Rechtspleging tot een einde. Wijnandus Verbeek stelde die maand een proces-verbaal op, als agent politie 1e klasse Amsterdam en van de PRA. Daarin werd uitgezocht of Dijkstra sympathiserend lid van de NSB was geweest. Delen hiervan zijn hierboven al ter sprake gekomen. Op 8 oktober 1946 leidde dit tot de conclusie dat Dijkstra onvoorwaardelijk buiten vervolging werd gesteld, ‘met dien verstande dat zijn in de proefstukken gerelateerde gedragingen ook niet meer kunnen onderworpen aan het oordeel van een Tribunaal’.
Hiermee leek voor Dijkstra een einde te zijn gekomen aan een onzekere periode, maar precies in diezelfde tijd waren er klachten over hem ingediend bij de KNSB. Zijn tegenstanders kozen voor de tactiek van beschadiging via de media, en probeerden via de sportzuivering Dijkstra alsnog geschorst te krijgen.
- Het onderzoek van de Zuiveringscommissie van de KNSB
De KNSB stelde na de oorlog een eigen zuiveringscommissie samen, die trapsgewijs de schaatswereld zou doornemen, beginnend bij de nationale bestuurders tot en met de individuele leden en donateurs. Elke bestuurslaag was verantwoordelijk voor het doorlichten van de laag daaronder. Er werd gewerkt volgens de voorschriften van de Commissie Zuiveringen van de Sport (CZS), die op 11 september 1945 was benoemd door het ministerie van Onderwijs, Kultuur en Wetenschappen.
In maart 1946 ontving de Zuiveringscommissie van de KNSB de eerste klachten over het gedrag van Dijkstra. Hierin werd melding gemaakt van zijn vermeende lidmaatschap van de NSB en zijn werk als keuringsarts. Ook werd hem verweten dat hij was aangenomen door het Nationalsozialistische Kraftfahrkorps (NSSK), een paramilitair onderdeel van de NSDAP.
Op grond hiervan stelde de Zuiveringscommissie van de KNSB in juni 1946 een wedstrijdverbod voor van vijf jaar, naast een levenslange uitsluiting van een bestuurlijke functie. In dit eindoordeel werd niets meer gemeld over de NSKK en het werk van Dijkstra als keuringsarts. De veroordeling was dus geheel gebaseerd op het lidmaatschap van de NSB.
Een belangrijke omissie bij dit onderzoek was dat Dijkstra nooit om een reactie is gevraagd, zodat hij geen kans heeft gekregen om zich te verdedigen tegen deze aantijgingen. Een basisprincipe van de rechtspraak en een voorwaarde die bij elke zuivering gehanteerd diende te worden, werd zo geschonden. Daarin staat de KNSB overigens niet alleen, want er zijn bij andere sport-zuiveringen vergelijkbare gevallen bekend.
De Rotterdamse zwemster Cor Kint bijvoorbeeld, in 1938 nog Europees kampioen, werd door de zuiveringscommissie van de Zwembond veroordeeld tot een wedstrijdverbod van vijf jaar, onder meer omdat ze had meegedaan aan wedstrijden in Duitsland. Kint was er echter niet van op de hoogte dat dit onderzoek liep en had ook geen kans gekregen zich te verdedigen. Extra pijnlijk was dat Nederlandse zwembestuurders hadden meegeholpen aan die zwemwedstrijden in Duitsland, maar dat deze verantwoordelijken nooit werden gestraft.
Een ander geval was worstelaar Piet Eillebrecht, die door zijn eigen bond zonder bewijs en zonder verhoor werd veroordeeld voor zijn NSB-lidmaatschap, wat de CZS weigerde over te nemen vanwege het onzorgvuldige onderzoek van de worstelbond. Zeer belangrijke ontlastende verklaringen voor Eillebrecht werden in een vervolgonderzoek genegeerd, waarna hij alsnog zwaar werd gestraft.
De procedurele fouten van de KNSB in de zaak-Dijkstra waren dus niet uniek, maar onderdeel van een algemeen probleem bij de zuiveringen in de Nederlandse sport, en ook bij andere zuiveringscommissies. Hoe dan ook kreeg Dijkstra in juni 1946 een veroordeling van de KNSB wegens lidmaatschap van de NSB, waarvoor het Bijzonder Gerechtshof hem enkele maanden later onvoorwaardelijk buiten vervolging zou stellen. Zo strafte de KNSB hem niet voor zijn handelingen als lid van de Schaatsbond, maar voor zijn vermeende “onvaderlandse” gedrag, waarvoor behalve zijn NSB-lidmaatschap feitelijk geen ander argument aangedragen kon worden.
- Het NK kortebaan van 1946/47
Vanaf de schorsing van Dijkstra in juni 1946 zond de KNSB volkomen tegenstrijdige berichten uit. In oktober 1946 riep het bondsbestuur Dijkstra op voor de centrale trainingen, ondanks het wedstrijdverbod dat hem was opgelegd. In november herhaalde de KNSB opeens weer de strafuitspraak. Daarbij werd alleen weer verwezen naar zijn verleden als keuringsarts, maar daarvoor was Dijkstra niet veroordeeld. Op 1 december 1946 verklaarde de KNSB opeens weer dat Dijkstra tot in 1944 NSB-lid was geweest, wat allang was ontkracht door het Bijzonder Gerechtshof. Vanaf 17 december reed Dijkstra zonder problemen mee op wedstrijden op natuurijs, onder meer in Diemen en Warmenhuizen, en bleek er opeens weer géén sprake van een wedstrijdverbod. Kortom: het was ook in de schaatswereld nog lang na de bevrijding een grote administratieve chaos.
Op 21 december 1946 werd Dijkstra zelfs in Uithoorn Nederlands amateur-kampioen op de korte baan, waarmee hij in de nationale schijnwerpers kwam te staan. Dat zorgde onmiddellijk voor een nieuwe reeks beschuldigingen, die vooral via de media werden geuit. De meeste kritiek was gebaseerd op onzorgvuldige informatie.
Een dag na de nationale titel kraakte een bestuurslid van de Nederlandsche Vereeniging tot Bevordering van het Hardrijden op de Schaats (NVBHS) Dijkstra af voor de VARA-radio (de tekst van dit radiopraatje is bewaard gebleven). Ook hierbij speelden vermoedelijk weer andere dan oorlogs-gerelateerde feiten een rol, aangezien de NVBHS al jaren een luis in de pels was van de KNSB en Dijkstra nooit met deze vooral op het platteland florerende vereniging (feitelijk een “bond in een bond”) had gesympathiseerd.
Het optreden van dit bestuurslid was een ernstige schending van de geheimhoudingsplicht, zoals die door het ministerie van OK&W was vastgesteld: ‘Zoowel aan de leden der onderscheidende commissies, als aan alle door de commissies in de zuivering te betrekken personen wordt de strengste geheimhouding opgelegd.’
Daarnaast schreven verschillende dagbladen dat Dijkstra in de oorlogsjaren NSB-er was geweest en als keuringsarts vele Nederlandse jongens naar Duitsland had gestuurd. De Heerenveensche Koerier liep hierbij voorop, als spreekbuis van het Friese kamp. Deze krant stond onder communistische invloed, aangezien hij na de oorlog de plaats had ingenomen van het Nieuwsblad van Friesland, dat vanwege doorverschijning tijdens de bezetting onder censuur van de Duitsers na de oorlog -net als veel andere dagbladen- een (tijdelijk) verschijningsverbod opgelegd had gekregen. Verder valt een verslag in de communistische krant De Waarheid op, omdat hierin de beschuldigingen werden geuit, zoals die al langere tijd te horen waren in het Friese kamp. Vien dagen later herriep diezelfde krant zich in het openbaar.
Atleet en Elfstedenschaatser Jan Zeegers uitte in die tijd achter de schermen zware en ongefundeerde beschuldigingen jegens Dijkstra in een reeks brieven aan de KNSB. Deze chaotische omstandigheden kwamen tot een climax bij het NK allround in Rotterdam.
- Het NK allround in Rotterdam
Op 7 en 8 januari 1947 werd het NK allround georganiseerd op de Kralingse Plas in Rotterdam, de ijsbaan van de organiserende IJsclub Kralingen. Opvallend detail is het bestuurslid van die ijsclub, zakenman F. Havelaar, ook in de zuiveringscommissie van de KNSB had gezeten én zitting had in de overkoepelende Zuiveringscommissie voor de sport. Bovendien was hij scheidsrechter bij het kampioenschap.
Dijkstra stond op de deelnemerslijst van dit NK en werd zo opnieuw aanvankelijk niet gehouden aan het wedstrijdverbod, dat de KNSB hem een half jaar eerder had opgelegd. Toch werd Dijkstra na de eerste dag onverwacht uit het toernooi gehaald vanwege politieke redenen, zo meldden verschillende kranten. Daarmee werd dus het vermeende oorlogsgedrag van Dijkstra bedoeld. Er moet sprake zijn geweest van paniek bij de organisatoren van het toernooi om deze schaatser zo te behandelen. Blijkbaar, maar dat kunnen we slechts vermoeden omdat we daar geen directe bronnen voor hebben kunnen vinden, is Havelaar zodanig onder druk gezet dat hij als scheidsrechter, al of niet in overleg met het KNSB-bestuur, dat hij zich gedwongen voelde dit besluit te nemen.
De publieke schande voor Dijkstra was enorm, omdat het NK langebaan veruit het belangrijkste schaatstoernooi van het seizoen was. Op dit toernooi konden rijders zich plaatsen voor het eerste wereldkampioenschap dat na de oorlog zou worden gehouden, op 15 en 16 februari in Oslo. Dat Dijkstra uitgerekend tijdens dit kampioenschap een startverbod kreeg opgelegd, was voor hem zowel sportief als persoonlijk dramatisch.
Dat begrepen ook veel andere wedstrijdsporters, vooral schaatsers, die meteen na dit kampioenschap een verklaring stuurden naar de KNSB. Ze wezen de gang van zaken af, ook omdat Dijkstra nooit door de Bijzondere Rechtspleging was gestraft en hem in sportief opzicht tijdens de oorlog niets te verwijten viel. Het betrof een handgeschreven brief, die in alle haast was gemaakt. Als ondertekenaars staan de namen van onder meer Jan Langedijk (winnaar van dat NK van 1947, en later uitgezonden naar het WK in Oslo), Jaap Havekotte (derde in 1947) en Herman Buyen (vierde in 1947 en winnaar in 1941 en 1942). Dit schrijven bleek geen invloed te hebben op het uiteindelijke besluit van de CZS later die maand.
Het NK allround van 1947 in Rotterdam. Foto via het Nationaal Archief
- Het onderzoek van de CZS
Op 25 januari 1947 meldde de Heerenveensche Koerier dat Dijkstra door de CZS een wedstrijdverbod tot 1952 was opgelegd en een bestuursverbod tot 1957. ‘De commissie heeft deze straf uitgesproken naar aanleiding van het feit, dat Dijkstra op ernstige wijze te kort is geschoten in zijn houding tegenover den bezetter, hetgeen gebleken is uit: 1. zijn lidmaatschap van het Medisch Front; 2. het verrichten van keuringen voor een Gewestelijk Arbeidsbureau; 3. de aanduiding dat hij “sympathiserend lid van de N.S.B.” is, welke woorden hij zelf gebruikt heeft in een sollicitatiebrief. Bovendien had Dijkstra ontkend, dat hij gewoon lid van de N.S.B. was geweest, maar de commissie staan stukken ter beschikking, waaruit blijkt, dat deze ontkenning op zijn minst twijfelachtig genoemd moet worden.’ Ook werd hem zijn nationale titel op de kortebaan afgenomen.
In deze besluitvorming wemelt het van de merkwaardige gebeurtenissen, die hieronder puntsgewijs worden weergegeven:
- Op 8 oktober 1946 werd Dijkstra door het Bijzonder Gerechtshof onvoorwaardelijk buiten vervolging vrijgesteld, ‘met dien verstande dat zijn in de proefstukken gerelateerde gedragingen ook niet meer kunnen onderworpen aan het oordeel van een Tribunaal’. Zonder gebruik van nieuwe feiten en inzichten werd Dijkstra door de CZS en de KNSB gestraft voor zaken waarvoor hij eerder was vrijgesproken.
- De KNSB had Dijkstra eerder al een straf opgelegd vanwege zijn vermeende lidmaatschap van de NSB. De CZS in de sport voegde hier nieuwe zaken aan toe, zoals het Medisch Front en zijn werk als keuringarts. Al die zaken werden door het Bijzonder Gerechtshof ook al behandeld en afgewezen.
- Dijkstra is weliswaar verhoord door de CZS, maar had daarna geen mogelijkheid meer voor beroep, zo meldde hij zelf in een brief van 7 november 1947.
- De CZS heeft in zijn eindoordeel geen rekening gehouden met het wispelturige gedrag van de KNSB. De bond stuurde in de winter van 1946-1947 een uitnodiging aan Dijkstra om mee te doen aan de centrale trainingen. Dat botste met het wedstrijdverbod, dat de bond in diezelfde tijd had opgelegd. Er waren meer discutabele bestuursbesluiten, want waarom kon Dijkstra starten bij het NK kortebaan en het NK allround, die beide onder verantwoordelijkheid van de KNSB werden georganiseerd?
- Zowel de KNSB als de CZS heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de tientallen ontlastende verklaringen voor Dijkstra van zijn patiënten in Friesland, de Amsterdamse politie en collega-wedstrijdschaatsers. De verwijten van zijn tegenstanders daarentegen werden hem wél zwaar aangerekend. Er is daarom een ernstig vermoeden van vooringenomenheid en beïnvloedbaarheid van de zuiveringscommissies.
Na de schorsing
Ook na deze uitspraak van 1947 ontstond er geen duidelijkheid, want uiteindelijk is ook dit wedstrijdverbod niet gehandhaafd. Dijkstra deed namelijk mee aan het NK allround op 30 en 31 december 1950, binnen de termijn van 5 jaar waarvoor hij geschorst was. Een mededeling over een opheffing of herziening van zijn schorsing hebben we in De IJsbode, ook na de oorlog het officiële orgaan van de KNSB, of in De Hardrijder, het officiële orgaan van de NVBHS, niet aangetroffen.
Tegelijkertijd stuurde Zeegers tot in 1950 toe nog steeds brieven aan de KNSB en zelfs het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waarin hij de oude beschuldigingen herhaalde. Hij was daarmee één van de weinige sporters die dat deed, want enkele zeer voorstaande topsporters namen het juist op voor Dijkstra in verzoekschriften voor het intrekken van de opgelegde straf.
De meest opvallende was van Fanny Blankers-Koen van 30 oktober 1948, kort na haar vier gouden olympische medailles, die zeer vertrouwelijk haar gratieverzoek richtte aan het Kabinet van de Koningin. Dit werd pas bekend na het vrijgeven van het dossier-Dijkstra op 1 januari 2020. Het is niet eens zeker of Dijkstra op de hoogte was van deze steunverklaringen vanuit de Nederlandse sport.
Op 24 april 1964 is Dijkstra overleden. Zo maakte hij nog net mee hoe zijn dochter als eerste Nederlandse sporter een gouden medaille won op de Olympische Winterspelen. Hij maakte alleen net niet meer mee dat zij daarvoor een officiële koninklijke onderscheiding kreeg, want die plechtigheid stond vier dagen na zijn dood gepland.
Advies
Op basis van dit onderzoek trekken wij de conclusie dat de besluitvorming bij de KNSB rond de uitsluiting van Dijkstra zeer ondoorzichtig is geweest. Dat geldt ook voor het herroepen van zijn nationale titel van 1946/47 op de kortebaan bij de amateurs, en het schorsen van Dijkstra na de eerste dag van het NK langebaan in 1947. Met de kennis van nu trekken wij de conclusie dat Dijkstra slachtoffer is geworden van verschillende vetes binnen en buiten de schaatswereld, vetes die ook vele andere zuiveringsprocessen hebben verstoord.
Ons advies is daarom dat de KNSB alsnog erkent dat er destijds fouten zijn gemaakt bij de schorsing die Dijkstra is opgelegd en dat de beslissing om hem zijn kortebaantitel van 1946/47 te ontnemen ten onrechte is genomen. Verder zou de KNSB kunnen overwegen om publiekelijk te verklaren dat Dijkstra ten onrechte nog altijd bij sommigen in de schaats- en sportwereld bekend staat als “foute Nederlander” en dat zijn kortstondig lidmaatschap van de NSB te verklaren valt uit persoonlijke omstandigheden en niet heeft geleid tot wat destijds gezien werd als onvaderlandse gedragingen.
Kort samengevat: de KNSB verleent publiekelijk eerherstel aan Luitzen Dijkstra, de vader van onze eerste olympische schaatskampioen Sjoukje Dijkstra.
Verantwoording
Voor dit onderzoek hebben we gebruik gemaakt van verschillende archieven. Ook is er met een aantal mensen gesproken.
Nationaal Archief
- Het persoonlijke dossier van L. Dijkstra in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
- Commissie Zuivering van de Sport
Stadsarchief Rotterdam
- IJsclub Kralingen
Stadsarchief Amsterdam
- Gemeentepolitie Amsterdam
Online
- Delpher.nl
Tijdschrift
- De IJsbode
Gesprekken
- Sjoukje Dijkstra
- Siem Heiden
- Jaap Havekotte
- Piet Keijzer
- Wout Egas
- Piet Zwanenburg
- Adelbert Schouten
- Peter Kroesen
Tijdlijn
7 mei 1909 | Luitzen Dijkstra geboren |
13 juni 1933 | Dijkstra verhuist van voetbalclub VUC naar HBS |
11 februari 1936 | Start olympisch schaatstoernooi met Dijkstra |
9 april 1936 | Dijkstra behaalt examen als arts |
27 april 1936 | Dijkstra wordt huisarts in Akkrum |
18 januari 1937 | Huwelijk met Sylvie Hermine Barendtszen |
11 november 1937 | Geboorte Jan Herman Luitzen, de halfbroer van Sjoukje |
16 mei 1940 | Keert terug van Grebbelinie naar Akkrum omdat zijn vrouw is weggelopen |
ca. juni 1940 | Echtgenote Dijkstra duikt op in Den Haag met Duitse soldaat als vriend |
ca. juli 1940 | Dijkstra start echtscheidsprocedure, wordt sympathiserend lid van de NSB |
18 juli 1940 | Inboedelverkoop Dijkstra |
12 september 1940 | Scheiding met zijn eerste vrouw Sylvie Hermine Barendtszen |
27 november 1940 | Dijkstra plaatst advertentie tegen geruchten over vertrek uit Akkrum |
ca. januari 1941 | Dijkstra zegt lidmaatschap NSB op |
ca. 1 mei 1941 | Dijkstra keuringsarts in Heerenveen |
9 mei 1941 | Huwelijk met Margaretha Rosalie Mulder |
6 december 1941 | Sylvie Hermine Barendtszen trouwt met Eberhard Paul Wilhelm Haupt |
28 januari 1942 | Sjoukje Dijkstra geboren |
ca. juni 1942 | Op vakantie als keuringsarts |
17 september 1942 | Dijkstra legt werk neer als keuringsarts |
18 september 1942 | Advertentie over beëindiging keuringswerkzaamheden |
23 september 1942 | Ex-vrouw Dijkstra bevalt van zoon |
1 maart 1944 | Aangenomen als controlerend arts bij de Politie in Amsterdam |
29 maart 1944 | Opening huisartsenpraktijk in Amstelveen |
18 januari 1945 | Razzia bij Amsterdamse politie |
8 mei 1945 | Binnenlandse Strijdkrachten: Dijkstra mag niet worden gearresteerd |
10 juni 1945 | Brief Dijkstra over vete in Akkrum. Bang dat zijn kinderen zonder vader komen |
26 juni 1945 | Dijkstra wil erkenning van politie voor zijn werk |
11 september 1945 | Ministerie van OKW benoemt de Commissie Zuiveringen van de Sport |
30 oktober 1945 | Dijkstra één dag gedetineerd |
12 november 1945 | Brief Dijkstra aan POD Leeuwarden over beschuldigingen |
10 december 1945 | Dijkstra doet mee aan schaatswedstrijden in Diemen |
5 januari 1946 | Dijkstra doet mee aan wedstrijden in Warenhuizen |
21 januari 1946 | Dijkstra doet mee aan wedstrijden in Heiloo |
22 januari 1946 | Dijkstra doet mee aan wedstrijden in Bergen (NH) |
30 januari 1946 | Oproep voor klachten over Dijkstra |
6 februari 1946 | Klacht over medaille met hakenkruis bij Dijkstra, was medaille Winterspelen 1936 |
12 maart 1946 | Klacht A. Barendregt tegen Dijkstra bij CZS KNSB |
19 maart 1946 | Smouter van POD Drachten bekent diefstal van Joodse sieraden |
30 maart 1946 | Klacht J. Zeepvat tegen Dijkstra |
25 april 1946 | PRA Groningen schrijft dat Dijkstra lid was van de NSB |
3 juni 1946 | KNSB stelt wedstrijdverbod voor van vijf jaar en levenslange bestuurlijke uitsluiting |
20 juni 1946 | Scheiding Sylvie Hermine Barendtszen van Eberhard Paul Wilhelm Haupt, woont in Milaa |
4 augustus 1946 | Uitspraak KNSB over Dijkstra |
21 september 1946 | Proces-verbaal Bijzondere Rechtspleging over Luitzen |
26 september 1946 | Smouter voor de rechtbank vanwege diefstal |
30 september 1946 | Recherchebureau Zuid maakt overzicht van Dijkstra |
7 oktober 1946 | Dijkstra opgeroepen voor centrale training KNSB |
8 oktober 1946 | Ontlastende verklaring Bijzonder Gerechtshof voor Dijkstra: onvoorwaardelijk buiten vervolging |
10 oktober 1946 | Smouter veroordeeld tot 1,5 jaar cel |
18 oktober 1946 | Verweerbrief Dijkstra |
1 november 1946 | KNSB ontvangt steunbrief voor Dijkstra |
4 november 1946 | Jan Zeegers eist schorsing van Dijkstra in brief aan KNSB |
22 november 1946 | Bevestiging KNSB van schorsing vanwege zijn verleden als keuringarts |
25 november 1946 | Bijzonder Gerechtshof vraagt KNSB om meer info |
1 december 1946 | Volgens KNSB was Dijkstra in 1944 nog NSB-lid |
17 december 1946 | Dijkstra bij wedstrijden in Diemen |
18 december 1946 | Dijkstra bij wedstrijden in Warenhuizen |
21 december 1946 | Dijkstra wint NK kortebaan |
22 december 1946 | Secretaris NVBHS beschuldigt Dijkstra voor de VARA-radio |
23 december 1946 | Kritiek Nieuwe Apeldoornsche Courant op Dijkstra |
23 december 1946 | Kritiek Heerenveensche Koerier op deelname Dijkstra aan wedstrijden |
23 december 1946 | De Waarheid beschuldigt Dijkstra van NSB-lidmaatschap |
27 december 1946 | De Waarheid trekt beschuldiging tegen Dijkstra weer in |
6 januari 1947 | Heerenveensche Koerier over Dijkstra en de NSB |
7 januari 1947 | Dijkstra “om politieke redenen” geschorst van NK |
7 januari 1947 | Schaatsers steunen Dijkstra in brief aan KNSB |
10 januari 1947 | KNSB vraagt bij Maatschappij Bevordering Geneeskunde om info |
18 januari 1947 | CZS verhoort Dijkstra |
25 januari 1947 | Schorsing Dijkstra voor alle sportbonden |
26 september 1947 | Dr. Osinga veroordeeld tot 20 jaar vanwege zijn werk als keuringsarts |
10 oktober 1947 | Dijkstra wordt geschorst als nationaal kampioen kortebaan |
4 november 1947 | KNSB ontneemt NK kortebaan van Dijkstra |
12 december 1947 | Klachten over Dijkstra als keuringsarts vanuit Akkrum |
7 februari 1948 | Ontlastende verklaringen over Dijkstra als keuringsarts |
30 oktober 1948 | Koningin Juliana ontvangt gratieverzoek voor Dijkstra, ondertekend door onder meer Fanny Blankers-Koen |
28 november 1948 | Brief CZS aan ministerie OWK over Dijkstra, over de reden van schorsing |
24 december 1948 | Arbeidsbureau bevestigt dat Dijkstra geen keuringen verrichte in WO2 |
8 september 1949 | Sylvie Hermine Barendtszen in ondertrouw met Johan Lankamp |
30 december 1950 | Dijkstra doet mee aan het NK schaatsen, tijdens het wedstrijdverbod |
1 januari 1952 | Officieel einde wedstrijdverbod |
3 februari 1956 | Dijkstra in actie bij “oude cracks”, Jan Zeegers ook |
1 januari 1957 | Officieel einde van het verbod om een functie uit te oefenen binnen de sport |
24 april 1964 | Dijkstra overleden |