Koning Willem-Alexander heeft zijn Elfstedenkruisje weer eens opgespeld
Anton Corbijn heeft nieuwe staatsieportretten gemaakt van het Koninklijk Paar. Koning Willem-Alexander draagt hierop het Elfstedenkruisje, naast de Militaire Willemsorde en de ster van het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Het Elfstedenkruisje is helemaal rechts. Foto RVD – Anton Corbijn via het Koninklijk Huis
Het is niet zo heel vreemd dat het Elfstedenkruisje werd gedragen tijdens de opnames van het staatsieportret. Dat deed de koning in 2013 namelijk ook al bij de inhuldiging. Willem-Alexander heeft niet alleen zelf een Elfstedenverleden, want ook andere leden van het Koninklijk Huis toonden vaak hun belangstelling voor de schaatsmarathon.
Een beroemd moment uit de Elfstedengeschiedenis is de deelname van prins Willem-Alexander aan de tocht van 1986. In Stavoren werd hij voor de eerste keer opgemerkt, rijdend onder de naam W.A. van Buren. Bij de finish werd hij opgewacht door zijn ouders, alhoewel koningin Beatrix op voorhand had laten weten dat ze er niet zou zijn. Willen-Alexander is daarmee het enige lid van het Koningshuis dat deze tocht heeft uitgereden. Prins Bernhard had tijdens een boottocht op het Sneekermeer in de zomer van 1947 weliswaar gezegd dat hij ook in training wilde gaan voor eventuele deelname, maar het bleef bij woorden – net als zijn verzuchting in datzelfde jaar dat hij zich als ruiter wilde kwalificeren voor de Olympische Spelen.
Koninklijke schaatsen
De voltooiing van de kroonprins van de Elfstedentocht van 1986 is het hoogtepunt van de eeuwenoude relatie tussen de schaatssport en het Koningshuis. In 1861 werd kroonprins Willem, zoon van Willem III, beschermheer van de IJsclub in Leeuwarden. Op 11 januari 1864 stelde dezelfde prins de eerste prijs beschikbaar voor een schaatswedstrijd in Leeuwarden. Ulbe van Dijk won. Een maand later, zo meldde Huub Snoep in 2017 op de website van de KNSB, stuurde de prins een telegram aan Van Dijk: ‘Zijn Koninklijke Hoogheid verlangt de Friese hardrijder Ulbe van Dijk uit Gauw met eigen ogen te zien. De kosten van heen- en terugreis komen voor rekening van de Prins.’
Prinses Wilhelmina was nog maar zes jaar oud toen ze om schaatslessen vroeg. Het bericht stond op 19 januari 1887 in alle kranten: ‘De kleine prinses Wilhelmina heeft aan Z. M. den Koning den wensch kenbaar gemaakt om het schaatsenrijden te leeren. In dien wensch heeft Z. M. toegestemd. De eerste oefeningen zullen plaats hebben binnen een besloten terrein.’ De schaatsen werden geleverd door K. T. Hoekstra uit Warga, nota bene uit het geslacht van de Elfstedenwinnaar van 1909. Het enige detail dat we missen in deze berichtgeving is dat de prinses haar lieve papa een knuffel gaf toen ze de schaatsen kreeg.
Het is opmerkelijk dat dit in de kranten stond, want niet elke wens van de kroonprinses werd daarin afgedrukt. Dat ze voor de eerste op de schaats stond, was dan weer wél nieuwswaardig en dat zegt iets over de pr-waarde van het schaatsen voor het Koningshuis, welke rol dat vervulde in het leggen van contact met het volk. Het bleef namelijk niet bij berichtjes over een schaatsende Wilhelmina, want in diezelfde winter maakte koningin Emma bekend dat ze internationale schaatswedstrijden bij Slikkerveer wilde bijwonen, samen met koning Willem III en Wilhelmina. Met de complete koninklijke familie langs de schaatsbaan werd deze sport opeens een zaak van nationaal belang.
De organisatoren hadden er in ieder geval de handen vol aan, schreef Het Nieuws van den Dag: ‘Sinds H. M. de Koningin haar voornemen had te kennen gegeven, om de wedstrijden met H. K. H. de Kroonprinses te willen bijwonen, was men ijverig in de weer, om H. M. een Harer waardige ontvangst voor te bereiden. Op de baan was voor H.M. expresselijk geplaatst een Paviljoen, rijk en sierlijk ingericht geheel met glas gedekt, terwijl de firma Fop Smit & Co, een harer fraaiste salonbooten in gereedheid had, om H.M. met gevolg te vervoeren. Bij de landingsplaats zoude eene flotille van 12 geheel met vlaggen getooide booten dier reederij gereed liggen, teneinde H.M. bij aankomst de noodige eer te bewijzen en met saluutschoten te begroeten.’
Het was heel veel werk, maar helaas voor niets, omdat de leden van de koninklijke familie niet kwamen opdagen vanwege het slechte weer. Anders hadden ze Willem-Jan van Vollenhoven in actie gezien als de beste Nederlandse schaatser, de grootvader van Pieter van Vollenhoven, die in 1967 trouwde met prinses Margriet, kleindochter van koningin Wilhelmina.
Troonopvolgers op het ijs
Er is een nog veel mooier voorbeeld van de koninklijke publiciteitswaarde van het schaatsen. Sinds 1914 bestaat er een traditie om de troonopvolger als klein kind op een slee te zetten tijdens een ontmoeting met de nationale pers. Tegenwoordig gebeurt dat in de sneeuw in Oostenrijk, maar dit gebruik is ontstaan op het ijs bij Huis ten Bosch. Koningin Juliana werd als eerste zo gepresenteerd in nabijheid van talloze journalisten. ‘Hedenmorgen omstreeks half twaalf is Prinses Juliana achter Huis ten Bosch op schaatsen op het ijs geweest,’ schreef Het Nieuws van den Dag op 24 januari 1914. ‘De kleine Prinses trachtte achter een kleine slede zich op de schaatsen voort te bewegen. H.M. de Koningin-Moeder was daarbij aanwezig. H.M. de Koningin kwam later en reed een tijd over de ijsbaan. Er was veel belangstelling van het publiek.’
Op 11 januari 1940 gebeurde hetzelfde met prinses Beatrix. ‘Gepakt in een reisdeken mocht zij op een sleetje mee het ijs op om op haar manier te genieten van den stralenden wintermorgen,’ aldus Het Vaderland. Prinses Juliana zelf stond op de schaatsen. In 1968 kwam er een kleine wijziging van de traditie, want de slee-presentatie is sindsdien verplaatst van het Haagse ijs naar de sneeuw in het Oostenrijkse Lech. Op 4 maart 1968 legden tientallen Nederlandse journalisten vast hoe prins Willem-Alexander in een Hindelooper slee zat, die hiervoor speciaal vanuit Nederland was overgevlogen. Prinses Amalia tot slot was twee jaar oud toen ze in 2006 in een slee werd gezet voor het fotomoment met de Nederlandse pers.
De verhuizing van het Haagse ijs naar de Oostenrijkse sneeuw in 1968 was tijdens de presentatie onder leiding van prinses Beatrix, precies diegene van de Koninklijke Familie die in ruim anderhalve eeuw de minste belangstelling heeft getoond voor het schaatsen. Sterker: in al die tijd is zij het enige Nederlands staatshoofd van wie geen enkele officiële foto bestaat op schaatsen! De lange historische lijn van koninklijke liefde voor het schaatsen werd bij Beatrix onderbroken. Bij de Rijksvoorlichtingsdienst RVD hebben ze in ieder geval geen beeld van een schaatsende Beatrix, zei een woordvoerder in 2013 desgevraagd. En dat was ook meteen alles wat die wilde zeggen: “Dat is privé en daar gaan wij niet op in.” Het tegenargument dat de Koninklijke Familie al sinds 1861 regelmatig via het schaatsen de publiciteit zoekt, werd genegeerd.
De beste aanwijzing dat Beatrix niet van schaatsen hield, is een officiële foto uit 1955 met de vier prinsessen op het ijs bij Paleis Soestdijk. Dat staat ook in het onderschrift: ‘Prinses Beatrix met de prinsessen Irene, Margriet en Marijke (Christina) op de schaats op de vijver achter paleis Soestdijk.’ Maar dat is niet waar, want één prinses droeg géén schaatsen, maar laarzen. Beatrix!
Skilessen
Zo zijn er alleen enkele krantenartikelen waarin werd geschreven over een schaatsende Beatrix. De Leeuwarder Courant bijvoorbeeld van 4 februari 1947: ‘Terwijl Zaterdagmiddag de Ronde van Loosdrecht werd verreden, waren er nog drie kleine schaatsenrijdsters, die eveneens de aandacht trokken. Het waren de prinsesjes Beatrix, Irene en Margriet, die naar Loosdrecht waren gekomen om zich op het gladde ijs te begeven. Beatrix bleek al goed thuis te zijn op de schaats en reed zelfstandig geruimen tijd over de verschillende plassen.’
Drie jaar eerder, het was nog in de oorlog, had Beatrix tijdens haar ballingschap in Canada haar eerste schaatslessen gehad. De Nederlanders in bezet gebied wisten hier natuurlijk niets van, maar de kranten in de reeds bevrijde gebieden, de Nederlandse Antillen en Suriname schreven er wel over. Dat Beatrix leerde schaatsen, was wederom een zaak van nationaal belang, omdat zo de boodschap werd verspreid dat het Koninklijk Huis zich voorbereidde op de naderende bevrijding van Nederland. In die geest schreef Amigoe di Curaçao, weekblad voor de Curaçaosche eilanden op 23 december 1944: ‘Gedurende de vijfde winter, die de Prinsesjes in Canada doorbrengen, zijn Prinses Beatrix en Irene skiën en schaatsen gaan leren in afwachting van de dag, dat zij haar moeder zullen terugzien. Elke dag gaan de prinsesjes door de dikke sneeuw, die alles bedekt, naar school.’
Juliana, zo leren we ook in dit bericht, was op dat moment niet bij haar kinderen, maar op reis om steun te verwerven voor Nederland. Verder blijkt Beatrix tijdens de oorlogsjaren ook haar eerste skilessen te hebben gehad, de wintersport waarbij ze later wél camera’s toeliet, onder meer bij de slee-presentatie van Willem-Alexander.
Prinses Beatrix, zo lijkt toch de enige conclusie, heeft zelf nooit zo van schaatsen gehouden, want anders waren hiervan wel meer foto’s gemaakt. Niet dat het erg is, want ik kan zelf ook niet schaatsen, maar opvallend is het wel. Verder zegt het ook niets over haar belangstelling voor andere schaatsers, want die is er wel degelijk – óók voor de Elfstedentocht. Ze heeft tenslotte enkele keren aan de finish gestaan, onder meer voor haar zoon.
Koninklijke Elfstedentochten
Volgens Ron Couwenhoven was koningin Wilhelmina in 1917 in Leeuwarden op de dag van de Elfstedentocht. Dat was niet voor de tocht zelf, maar voor een ander bezoek. Toch reed ze met haar gevolg richting finish, waar ze even bleef wachten in de hoop net iemand te zien die de tocht voltooide, maar tevergeefs. Daarop reed ze weer verder met stoet en al.
Deze aanwezigheid van Wilhelmina was uiterst informeel, waar Prins Bernhard in 1940 als eerste lid van het Koningshuis officieel een bezoek bracht aan de Elfstedentocht, enkele maanden voordat hij gedwongen door oorlogsomstandigheden het land zou verlaten. Hij speelde bij deze editie een belangrijke rol toen er na de finish een groot meningsverschil dreigde te ontstaan wie zich dat jaar de winnaar mocht noemen na de chaotische finish met vijf rijders, die vlak voor de eindstreep de afspraak hadden geschonden om tegelijk aan te komen – het zogenaamde Pact van Dokkum, zoals besproken in het hoofdstuk over Elfstedentaal. Het vijftal had een ontmoeting met Bernhard, die wilde weten wie er nou toch eigenlijk had gewonnen. “Hoogheid”, antwoordde Auke Adema, “wij hadden in Dokkum afgesproken naast elkaar door de finish te gaan, maar kort voor de finish werd het mij te machtig. Toen ben ik gaan spurten…” Om een einde te maken aan dit verwarrende debat stelde de prins voor om al deze rijders een gouden medaille te geven, wat door het Elfstedenbestuur werd overgenomen.
Deze aanwezigheid van Bernhard in Friesland zorgde voor veel opwinding. Alhoewel zijn komst in het geheim werd voorbereid, ging enkele dagen eerder al het gerucht in Leeuwarden dat hij overwoog te komen, zelfs in gezelschap van prinses Juliana. Met een speciale trein kwam Bernhard aan in de Friese hoofdstad tijdens een eenvoudige plechtigheid zonder rode lopers en zonder officieel eerbetoon, overigens zónder zijn vrouw,. ‘Juist door die eenvoud zal zij allen hebben getroffen,’ oordeelden verschillende dagbladen. Daarna ging de prins naar Franeker en Dokkum om de schaatsers te zien. ‘Z. K. H. zeide getroffen te zijn door het enthousiasme, waarmede het Friesche volk het Elfstedengebeuren meeleeft.’ Elfstedenvoorzitter Hepkema gaf de prins daarop namens het Centraal Bestuur een gedenkboek in speciaal leren band, samen met het gouden erekruis van de Vereniging. ‘De Prins antwoordde, dat hij deze onderscheiding zeer op prijs stelde, al voegde hij er aan toe dat hij haar niet verdiend had, zooals de rijders, die de groote tocht verricht hadden.’
Geheel onverwacht was deze belangstelling van Bernhard ook weer niet, want sinds zijn eerste ontmoeting met prinses Juliana – nota bene op de Olympische Winterspelen van 1936 in Garmisch-Partenkirchen – had Nederland hem leren kennen als enorm sportliefhebber. In 1937 bezocht hij voor de eerste keer de Olympische Dag in het Olympisch Stadion en werd er vaste gast, soms zelfs deelnemer. In 1937 aanvaarde Bernhard het beschermheerschap van het Nederlands Olympisch Comité.
Bij het 25-jarige huwelijk van Juliana en Bernhard in 1962 organiseerde het zilveren paar zelf een Elfstedentocht, maar dan als vierdaagse tocht door heel Nederland. En dan niet op de schaats, maar over land. De start was op Bevrijdingsdag in Amsterdam, waarna alle provinciehoofdsteden werden bezocht. Als zelfs het Koningshuis de Elfstedentraditie kopieert voor eigen gebruik, is dit met recht onderdeel geworden van het nationale erfgoed.
In 1963 vloog Bernhard in een militaire helikopter over de Elfstedenroute terwijl zijn vrouw en dochter in een ander toestel onderweg waren naar de finish – de opmaat voor een bijna-ramp die in het eerste hoofdstuk uitvoerig is besproken. Bernhard kon zelf de aankomst van Paping niet bijwonen, omdat hij alweer naar huis vloog een overleg op paleis Soestdijk. Juliana was daarna zo vriendelijk om filmbanden van cameraman Pim Korver mee te nemen naar vliegbasis Soesterberg, zodat die snel naar Hilversum konden voor de uitzending. “Koningin Juliana en prinses Beatrix zouden van de basis naar Soesterberg vertrekken, vertelde de commandant kolonel J. L. Bosch mij en hij adviseerde mij de medewerking van de koningin te vragen, omdat de films anders niet meer weg zouden komen. Dat heb ik gedaan. Koningin Juliana stemde dadelijk toe.”
De tocht van 1986
Precies 8070 dagen later stond Beatrix, inmiddels koningin, opnieuw bij de finish. Weer een jaar later stond ze daar voor haar oudste zoon, iets waar Elfstedenvoorzitter Sipkema aanvankelijk niets van wist. De bestuursleden waren vergeten hem hierover in te lichten, zo bleek in 2008 na een reconstructie van schaatshistoricus Gosse Blom in de nieuwsbrief van het Schaatsmuseum in Hindeloopen. De middag vóór de Elfstedentocht kwam er bij het inschrijvingsbureau een telefoontje binnen van de kabinetschef van de Commissaris van de Koningin in Friesland met het verzoek van de kroonprins om mee te mogen doen. Bestuurslid George Schweigmann begreep direct het dilemma: de kroonprins was immers geen lid van de Vereniging en daarmee niet startgerechtigd. Er moest snel worden gehandeld, maar Schweigmann kon Sipkema niet bereiken omdat die een laatste terreinverkenning deed.
De kabinetschef verlangde echter per ommegaande een antwoord, want de kroonprins had z’n schaatsen al geslepen. Schweigmann polste twee andere bestuursleden, die instemden. De kroonprins zou anoniem naar Leeuwarden komen en op naam van W.A. van Buren startkaart Nummer 1 krijgen. Met enige begeleiders zou hij dan met de eerste toertochtrijders van start mogen gaan. Sipkema zou hiervan horen bij terugkomst, maar in de hectiek lukte het Schweigmann niet om zijn voorzitter in te lichten. Persconferenties, overleg met rayonhoofden, ijstransplantaties, speeches – het hield maar niet op. Geen nood, dacht Schweigmann, dan vertel ik het hem morgenochtend voor de start wel. Schweigmann was behalve bestuurslid echter ook deelnemer en zo was er opnieuw geen tijd om Sipkema vertrouwelijk te informeren. Ook de andere bestuursleden vergaten het nieuws door te geven.
Zo stond Sipkema perplex toen journalisten hem aanspraken over de geruchten over een zekere W.A. van Buren op het ijs. Het werd nog erger toen de Rijksvoorlichtingsdienst het nieuws bevestigde. De beelden van de kroonprins, nota bene in camouflerend Marlboro-jack en een Yab Yum-broek, waren inmiddels te zien op tv. Na afloop van de tocht, waarin Willem-Alexander én Schweigmann op tijd finishten, werd Schweigmann door zijn voorzitter ter verantwoording geroepen. In de euforie rond de geslaagde Elfstedentocht werd het hem snel vergeven. Op 9 september 1986 – ruim een half jaar ná de tocht – stuurde F.W. Kist als Algemeen Secretaris van de Koningin het officiële verzoek aan de Vereniging De Friesche Elf Steden om lidmaatschap voor de prins. Sipkema werd dit keer wél ingelicht.
Koninklijk kruisje
Ron Couwenhoven schreef in 2009 in zijn eeuwboek over de Elfstedentocht dat Willem-Alexander in 1997 opnieuw mee had willen doen. ‘Het had niet veel gescheeld of prins Willem-Alexander had ook bij de tocht van 1997 aan de start gestaan. Op het laatste moment moest hij wegens verplichtingen elders afzien van deelneming. Dit keer lag startkaart 00001 al gereed in Leeuwarden. En geheimzinnig werd niet meer gedaan. Hij was gewoon uitgeschreven op naam van Willem Alexander Z.K.H. pr., Paleis Noordeinde, Den Haag.’
Tijdens het eeuwfeest van de Elfstedenvereniging in 2009 werd het predicaat Koninklijk uitgereikt, waarna het kruisje is verrijkt met een kroontje. Dit is alleen nog nooit uitgereikt, omdat er sindsdien tenslotte geen tocht meer is geweest. Toch was het in 2013 te zien bij de inhuldiging van koning Willem-Alexander, waar hij het Elfstedenkruisje droeg. Dat was mogelijk, omdat enkele maanden eerder het Elfstedenkruis officieel was erkend als officiële Nederlandse onderscheiding, met als bepaling dat het direct achter het Vierdaagsekruis gedragen dient te worden. De volgorde van het dragen is namelijk strikt vastgelegd, want hoe dichter bij het hart, hoe belangrijker. Het Elfstedenkruis staat daarbij hoger in de rangorde dan buitenlandse onderscheidingen. Voor de koning zelf echter, zou hij eens gezegd hebben, is het kruisje in ieder geval heel erg waardevol, na het voltooien van zijn tocht in 1986. “Dit is het enige lintje dat ik zelf verdiend heb.”
Op 30 april 2013 was zo het kruisje te zien, waarop Elfstedenvoorzitter Wiebe Wieling vooraf had gehoopt. De onderscheiding was in goed gezelschap met onderscheidingen als het ordelint en de borstster van de Militaire Willemsorde, de miniaturen van het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw, het onderscheidingsteken van de Johanniter Orde van Nederland, de Inhuldigingsmedaille ter ere van de troonswisseling van 1980 en de Huwelijksmedaille uit 2002. Daarnaast draagt de koning het Elfstedenkruisje ook op zijn staatsieportret, nu dus weer.
De schaatsen waarmee hij zijn tocht voltooide liggen inmiddels in het Schaatsmuseum in Hindeloopen, net als een paar schaatsen uit 1893 van prinses Wilhelmina – een ánder paar dan waarom ze haar vader als zesjarig meisje had verzocht. Dit museum stuurt elk jaar een brief aan de koning met het verzoek of hij voor één keer op Nationale Vrijwilligersdag bij hun zou willen komen helpen. Elk jaar volgt er een negatief antwoord, maar in Hindeloopen blijven ze hopen. Want het zou toch mooi zijn als de koning de vitrine eens kwam poesten met zijn eigen Elfstedenschaatsen, de nalatenschap van de bijzondere historische relatie tussen het Nederlandse Koningshuis en het schaatsen. Als hij dan maar wel zijn Elfstedenkruisje draagt.