Na de Elfstedentocht van 1963 grepen de rayonhoofden de macht in Friesland
Op 27 maart 1963 werd de voortgang besproken van de Elfstedentocht, die enkele maanden eerder door Reinier Paping was gewonnen. Het leidde tot een revolutie in de gezagsverhoudingen tussen de ijsmeesters en burgemeesters.
IJsmeester Henk Kroes in 1986 op de bevroren vaargeul van het Van Harinxmakanaal bij Harlingen. Elf jaar later was Kroes de voorzitter van de Elfstedenvereniging. Foto Rob Bogaerts via het ANP
De twaalfde editie van de Elfstedentocht op 18 januari 1963 werd gereden op de koudste dag van de koudste winter van de vorige eeuw. In het Friese Joure werd een temperatuur gemeten van maar liefst -20,8 graden Celsius – het laagterecord dat jaar. Het was die winter zelfs zo koud dat het IJsselmeer al was dichtgevroren voordat Kerstmis was begonnen. In februari 1963 werd over dit meer een autotoertocht georganiseerd, over het ijs! Op het midden van het IJsselmeer stond een Shell-station om bij te tanken.
Er dreven ijsbergen in de Waddenzee, en twee studenten zijn toen lopend over zee naar Schiermonnikoog gegaan. De Noordzee was bevroren: tussen IJmuiden en Zandvoort was het zeewater anderhalve graden onder nul. Door deze kou was het sterftecijfer onder 70-plussers zo’n 25% hoger, bleek in 2003 na onderzoek van Andere Tijden. En al die barre omstandigheden golden ook in de rest van Europa, dat in de greep was van een Siberische winter.
Onder die omstandigheden won Reinier Paping. Van de 10.000 toerrijders haalden slechts 69 de finish op de Groote Wielen – nog geen procent.
Ramp
Er gebeurde die dag nog iets heel anders, waardoor de organisatie van de Elfstedentocht voor altijd werd veranderd. Tijdens de laatste meters van Paping ging het allemaal maar net goed, zo zei Sjirk Velstra in 2003, die veertig jaar eerder als ijsmeester van Bartlehiem verantwoordelijk was geweest voor de finish.
“De baan had ik helemaal gelegd van Bartlehiem hier naartoe.” Aanvankelijk had hij de finishlijn getrokken op ijs met weinig water eronder, omdat dit het veiligste was indien het ijs zou breken met teveel toeschouwers. Totdat Velstra de dag voor de Elfstedentocht opeens in zijn huis werd bezocht door agenten, die hem naar de Groote Wielen brachten.
“De burgemeesters van Tietjerksteradeel en Leeuwarden waren er, en de politieautoriteiten.” Die vertelden de ijsmeester dat hij de finish moest verplaatsen naar een andere plek, waaronder minstens zes meter ijskoud water was. “Ik vind dat wel een beetje riskant”, antwoordde de ijsmeester daarop, “want hier komt publiek en alles.” Daar werd niet naar geluisterd, waarop Velstra geen keuze had dan het verplaatsen van de finish. Het gezag was toen nog onaantastbaar, ook al was daar geen enkele reden voor.
Helikopter
De gevolgen werden duidelijk toen Reinier Paping op 18 januari iets voor half vijf in de middag zijn laatste meters schaatste. Het ijs op de Groote Wielen stroomde vol met toeschouwers, die dit van dichtbij wilden meemaken. Ongeveer op hetzelfde moment parkeerde de helikopter met koningin Juliana en haar dochter Beatrix naast het ijs, wat een nieuwe golf enthousiasme en vooral mensen veroorzaakte. Van te voren was de organisatie overigens niet gewaarschuwd door het Koningshuis voor deze aankomst.
Het ijs bolde gevaarlijk, er kwam water op en opeens waren honderden mensen in direct levensgevaar. Op de filmbeelden van de finish is duidelijk hoorbaar hoe de politie de mensen opriep om zich meteen te verwijderen. Door de de komst van Juliana en Beatrix nam de drukte echter alleen maar toe.
Het ging allemaal maar net goed, want anders was het allemaal heel anders gelopen, zo benadrukte Velstra. “Dan waren er misschien honderden mensen verzopen. Dat was dan onherroepelijk gebeurd, want dat heb je met die rampen. Dan hadden we nooit meer een Elfstedentocht gehad.”
Overleg
Op 27 maart 1963 werd deze crisissituatie besproken tijdens hoog overleg tussen de burgemeesters van de Friese steden en de Friese Commissaris van de Koningin, waarvan Sportgeschiedenis de notulen heeft. De districtscommandant van de Rijkspolitie Leeuwarden zei over de maatregelen rond de finish: “Deze zouden waarschijnlijk voldoende zijn geweest, indien de Elfstedencommissie de aanvankelijk geplande finishbaan niet op het laatste moment meer naar het noorden had verplaatst. Bovendien bracht de onverwachte komst van de Koninklijke Familie per helikopter het publiek tot een zo groot enthousiasme, dat de afscheidingen werden verbroken.”
Zo schoof de politie van Leeuwarden de verantwoordelijkheid van de bijna-ramp naar de Elfstedenvereniging. Dat het Koningshuis zelf had bijgedragen aan de chaos door onverwacht een helikopter te parkeren, werd ook genegeerd door de districtscommandant. De burgerlijke autoriteiten weigerden hun fouten te erkennen, ook al had Velstra vooraf zo duidelijk gewaarschuwd voor het verplaatsen van de finish.
Toch hebben die gebeurtenissen uiteindelijk geleid tot een nieuwe relatie tussen de overheid en de rayonhoofden. Sinds de bijna-ramp van 1963 is namelijk het rayonhoofd de baas op het ijs tijdens de Elfstedentocht, waar de burgemeester verantwoordelijk is voor de orde eromheen. De burgerlijke overheden hebben geen zeggenschap meer over de toestand op het ijs als de tocht wordt gereden. En zo is het ook niet meer mogelijk dat een ijsmeester door een burgemeester of hoofdcommissaris wordt gedwongen om een besluit te nemen, waarmee de veiligheid in gevaar wordt gebracht.