NieuwSchaatsen

Ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog: de brieven aan Elfstedenvoorzitter Mindert Hepkema

Het familiearchief van Mindert Hepkema wordt beheerd door Tresoar. Een collectie met brieven over de Elfstedentocht zit vol ooggetuigenverslagen van de Tweede Wereldoorlog.

Het is tachtig jaar geleden dat er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Sinds september vorig jaar wordt hier bij stilgestaan, eindigend in augustus met de herdenking voor de slachtoffers van de oorlog in Azië.

Volgens de organisatoren moet tijdens dit lustrum worden nagedacht hoe we de betekenis doorgeven van het herdenken van de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust en het vieren van de vrijheid. Er zijn tenslotte steeds minder ooggetuigen uit de tijd zelf, die dat kunnen doen.

Dat is dan ook de reden dat ik op de Dag van de Elfstedentocht van 15 januari vertel over schaatsers, die tijdens de Tweede Wereldoorlog hun Elfstedenkruisje verloren. Het zijn schrijnende verhalen over de Holocaust, de Slag om Arnhem en de kampen in Nederlands-Indië.

Heb in de Japansche tijd 3 ½ jaar in interneeringskampen doorgebracht

Mindert Hepkema

In jaren veertig ontving het Elfstedenbestuur tientallen brieven van mensen die door verschillende omstandigheden hun Elfstedenkruisje waren verloren en daarom om een replica vroegen. Tot aan zijn dood in 1947 werden dergelijke vragen behandeld door voorzitter Mindert Hepkema, die bij elk overtuigend verzoek een standaardbrief terugstuurde dat ze een duplicatiekruisje konden krijgen. Deze correspondentie, die wordt bewaard door Tresoar, is huiveringwekkend vanwege de verhalen.

De meeste mensen waren hun kruisje simpelweg kwijtgeraakt door domme pech, meestal bij een ander schaatsevenement. ‘Tijdens de laatste Elfstedentocht ben ik op het traject Bartlehiem – Dokkum 2 elfstedenkruisjes verloren. Zijn deze misschien bij U als gevonden aangegeven? Zoo niet, kan ik dan tegen betaling, twee nieuwe krijgen?’

In 1942 kwam er een brief van mevrouw Minderhout, de dochter van Jikke Gaastra, in 1912 de eerste vrouw die meedeed aan de Elfstedentocht, samen met haar broer Jelle. Beiden kregen als aandenken een zilveren speldje, maar volgens Minderhout was haar oom Jelle die kwijtgeraakt, waarna Jikke haar speldje aan hem had gegeven. ‘Doch ook dit verloor hij.’

Daarom wendde Minderhout zich tot het Elfstedenbestuur voor een replica voor haar moeder ‘om er haar dan mede te verrassen’. Als er geen oorlogsomstandigheden waren geweest, waren die verzoeken genegeerd, maar toch kreeg iedereen een replica.

Japanse tijd

Heel anders waren de tientallen ongelukkigen die hun kleinood waren verloren bij een bombardement, evacuatie, gevangenschap of razzia. Een deelnemer uit 1929 was kort na zijn tocht vanuit Leeuwarden verhuisd naar Nederlands-Indië. Als tastbaar aandenken droeg hij daar altijd zijn kruisje, een fysieke band met Friesland. ‘Heb in de Japansche tijd 3 ½ jaar in interneeringskampen doorgebracht,’ schreef hij in 1946, ‘en tot slot nog 6 weken in handen van de extremisten. Onder alles dat ik kwijt raakte waren eenige sportteekens waar ik bijzonder aan gehecht was, o.a. het kruisje van de elfstedentocht.’

Al die brieven vertellen over oorlogsleed, uitmondend in een wanhopig verzoek om een nieuw Elfstedenkruisje. Uit Enschede: ‘Op 22 Febr. 1944, terwijl ik in Duitschland achter prikkeldraad zat, is mijn woning met inboedel tot de grond toe afgebrand.’ Uit Renkum: ‘Door de oorlogsomstandigheden werd mijn ouderlijke woning zwaar beschadigd en zijn al mijn medailles, waaronder het Friesche Elf-Steden-Tocht-kruisje gestolen.’

Als enthousiast schaatsrijder zult U zeker begrijpen, dat dit feit mij zeer aan het hart gaat

Sachsenhausen

Een Elfstedenkruisje was voor sommige mensen echt het allerlaatste wat ze nog bij zich droegen. ‘In de nacht van 17 op 18 juli 1944 deed de landwacht een inval in ons huis,’ schreef een vrouw over de arrestatie van haar zoon. Hij pakte snel zijn twee Elfstedenkruisjes en werd daarna via de gevangenis van Den Bosch naar Düsseldorf vervoerd, waar hij probeerde te ontsnappen ­– tevergeefs. ‘Na veel martelingen en ellende kwam hij uiteindelijk ernstig ziek te liggen in concentratiekamp Sachsenhausen, bleef toch nog in leven en werd door de Russen bevrijd.’

Enkele maanden na de Bevrijding kwam hij thuis in een gestreept kamppak, zijn enige bezit. Het moeilijkste van alles, zo schreef zijn moeder, was het verlies van zijn Elfstedenkruisjes. ‘Dat spijt hem het meeste.’ Haar verzoek was daarom of ze twee nieuwe exemplaren kon krijgen om ‘hem daarmede te verrassen op zijn geboortedag’.

Engelandvaarder

Een schaatser uit Arnhem was na terugkeer van zijn evacuatie zijn prijzenkast kwijt. ‘Dit is nu niet zoo heel verschrikkelijk (er zijn wel belangrijkere dingen) maar van de 2 Elfstedenkruisjes spijt het me toch.’

Hetzelfde was iemand uit Wageningen overkomen: ’Als enthousiast schaatsrijder zult U zeker begrijpen, dat dit feit mij zeer aan het hart gaat, temeer dit misschien de eenige maal in mijn leven zal zijn geweest, dat ik tot zo’n krachtsprestatie in staat was.’

In Sneek was een lid van de Elfstedenvereniging drie kruisjes kwijtgeraakt na een inval van de Sicherheitsdienst. ‘Mijn no. bij de Schade-enquête is 98994.’ De boot van een Engelandvaarder was onderweg gezonken, wat hij maar net had overleefd, maar waarbij zijn kruisjes waren vergaan.

Brief uit 1941 via het Fries Scheepvaart Museum

Huis en haard verwoest

Max Zeehandelaar was een Joodse man, die n 1942 onder een valse naam de Elfstedentocht had gereden. Het kruisje was naar zijn ouderlijk adres opgestuurd. ‘Daar ik half 1942 op illegale wijze naar ’t buitenland vertrok, heeft mijn moeder toen het Kruis 1942 voor mij ontvangen. Nu, nadat ik 4 jaar in het leger heb gediend, kom ik wederom in Amsterdam en tref daar huis en haard verwoest aan. Mijn ouders leven niet meer.’ Beroofd van familie, huis en al zijn bezittingen vroeg hij daarom om een nieuw kruisje.

Al die brieven tonen de waarde van een Elfstedenkruisje aan – en dan niet in geld uitgedrukt. Elfstedenrijders dragen hun kruisje altijd, of het nou bij een schaatstocht is, op de boot als Engelandvaarder of in concentratiekamp Sachsenhausen. Het laatste wat ze meepakken na de klop op de deur is dit kruisje als herinnering aan ‘het mooiste nationale sportieve gebeuren’, zoals iemand in 1942 schreef.

Zou er nog een mogelijkheid bestaan dat ik voor zijn zoontje alsnog zoo’n speldje zou kunnen krijgen?

Slag om Arnhem

Op 1 september 1945 ontving Hepkema een verzoek uit Oosterbeek over Jurrien Daaleman, die in 1942 had meegedaan aan de Elfstedentocht, als lid van de Arnhemse schaatsvereniging Thialf.

‘Beleefd vraag ik U voor het volgende Uw welwillende aandacht. Mijn zwager Jurrien Daaleman, geb. 15/10/1918 te Arnhem, deelnemer der 8ste Elfstedentocht 1942, is tijdens de invasie op 26/9/1944 in Oosterbeek getroffen en overleden. Daar hij door de Engelschen gekleed is begraven, hoopten wij dat bij opgraving van zijn stoffelijk overschot wij zijn insigne van genoemde tocht zouden vinden.

Zijn vrouw stelde er zeer groote prijs op als gedachtenis voor zijn zoontje. 30 Aug 1945 heeft de opgraving plaatsgehad en bleek, dat hij zijn colbertjasje, waar hij het insigne altijd op droeg, was verdwenen. Blijkbaar is dit jasje hem bij aankomst in het ziekenhuis uitgetrokken. Zou er nog een mogelijkheid bestaan dat ik voor zijn zoontje alsnog zoo’n speldje zou kunnen krijgen?’

Als vanzelfsprekend stemde Hepkema hiermee in en stuurde een Elfstedenkruisje naar de zoon van Daaleman.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.