Op 2 februari 1805 won Trijntje Pieters de schaatswedstrijden in Leeuwarden
Op 1 en 2 februari 1805 waren in Leeuwarden schaatswedstrijden voor vrouwen. Deze veroorzaakten de nodige opschudding, want het was allemaal maar zeer onzedelijk.
De beroemdste en meest beschreven hardrijderij uit de 19e eeuw is ongetwijfeld de wedstrijd die op 1 en 2 februari 1805 op de Leeuwarder Stadsgracht werd verreden. En anders dan later in die eeuw waren het zeker geen commerciële herbergiers die achter de organisatie zaten: de organisatie was in handen van notabelen uit Leeuwarden die speciaal voor deze gelegenheid een “directie” hadden gevormd.
De 20-jarige Trijntje Pieters van Poppingawier won na twee uitputtende wedstrijddagen. Zij verdiende daarmee een vermogen waar een profsporter nu jaloers op zou zijn geweest: een gouden oorijzer ter waarde van liefst 105 zilveren guldens.
Polemiek
Ruim tweehonderd jaar na dato kan de sensatie die deze wedstrijd teweeg heeft gebracht nauwelijks overschat worden. In het letterkundige tijdschrift Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen woedde wekenlang een felle polemiek tussen voor- en tegenstanders van deze nieuwe hype. Zich in het zweet zwoegende vrouwen en meisjes: volgens de tegenstanders was dat in strijd met de natuurlijke –lees: bijbelse – voorbestemming van het zwakke geslacht, die immers in onderdanigheid en zorg voorzag.
‘Welk eene onbedachtzaamheid, ontbloot van allen gevoel’, zo schreef een anonieme Philantrope, ‘is het niet tot zulk een moordend spel de zwakkere Kunne op te winden, door blinkend goud en sieraadjes te verlokken? Vrouwen, welker bestemming is voor het huiselijk leven en tot de moederlijke zorgen. Zij mogen tot geen prijs, tegen de wet der Scheppinge aan, tot overspanning van kracht en geweldiger bewegingen aangezet worden door onze Sekse, geroepen tot hare bescherming en hulpe.’
Voortrekkersrol
Achter het beroep op bijbelse normen en waarden, school ook een angst voor zedelijke ontaarding. In het heetst van de strijd schroomden de famkes – het Friese woord voor vrouwen – namelijk niet om ’alle de bovenkleederen af te leggen, waarbij alle bevalligheid van haar lichaam zich gansch ongunstig vertoonde.’
Behalve in geschrift heeft de wedstrijd van 1805 (en die van 1809, toen een even succesvolle tweede grote vrouwenhardrijderij in Leeuwarden werd gehouden) ook in de kunst boeiende sporen nagelaten. Liefst drie prachtige kleurenprenten verschenen er op de markt. Dat uitgevers zulk destijds peperduur drukwerk (elke prent werd met de hand ingekleurd!) durfden uit te geven, bewijst eveneens hoezeer de schaatssport een voortrekkersrol speelde in maatschappelijke ontwikkelingen.