Reinier Paping deed mee aan de eerste wedstrijd op het kunstijs van de Jaap Edenbaan
Op 22 december 1961 opende Jaap Eden de Jaap Edenbaan in Amsterdam, vernoemd naar zijn legendarische grootvader die in 1925 was overleden. Reinier Paping deed mee aan de eerste officiële wedstrijd op dit kunstijs, een onbekende schaatser uit Overijssel.
Reinier Paping en Jeen van den Berg op de Jaap Edenbaan in 1961. Foto Harry Pot via het Nationaal Archief
Vanaf 9 december 1961 waren de gewone schaatsers al welkom op de Jaap Edenbaan, waar meteen enorm gebruik van werd gemaakt. In die eerste twaalf dagen stonden er namelijk al 80.000 mensen op dat kunstijs, geheel nieuw voor ons land. Eindelijk konden de liefhebbers ook schaatsen als er geen natuurijs lag.
Precies zestig jaar geleden was de officiële opening in aanwezigheid van de kleinzoon van Jaap Eden, ook met de naam Jaap. “Hierbij geef ik deze ijsbaan de naam van mijn grootvader Jaap Eden.” De beste schaatsers van ons land kregen daarna de mogelijkheid om hele snelle tijden neer te zetten, maar vanwege een vreselijk koude wind bleek dat niet mogelijk.
Eén van die wedstrijden ging tussen Jeen van den Berg, de Elfstedenwinnaar van 1954, tegen Reinier Paping, de Elfstedenwinnaar van 1963. Dat laatste wist natuurlijk niemand, want dat duurde toen nog twee jaar. Voor het grote publiek was Paping een onbekende schaatser, ook al was hij houder van het baanrecord op de 5000 meter in Emmeloord.
Een nieuw tijdperk
Deze eerste 400 meter-kunstijsbaan van ons land wat meteen ook het begin was van een compleet nieuw hoofdstuk in de schaatssport. Nederlandse schaatsers waren voortaan niet meer afhankelijk van natuurijs voor trainingen en wedstrijden, maar konden op elk gewenst moment in actie komen. Ook in de winters van vroeger was natuurijs namelijk lang niet altijd vanzelfsprekend, zo blijkt uit het overzicht van de jaren met een Nederlands allroundkampioenschap. In de eerste helft van de twintigste eeuw zijn er maar vijftien verreden, omdat de andere 35 winters te kwakkelig waren. Sinds de opening van de Jaap Edenbaan zijn álle kampioenschappen gereden, ongeacht de buitentemperatuur.
De Nederlandse schaatssport onderging in 1961 daarom een revolutie, aldus schaatshistoricus Marnix Koolhaas: “Langebaanschaatsen, zoals het hardrijden op een 400 meter lange ijsbaan officieel heet, was in Nederland tot 1961 een marginale sport. Natuurlijk, als het vroor werden overal de ijzers uit het vet gehaald en trok half Nederland zijn baantjes op sloten, plassen of natuurijsbanen, maar het aantal serieuze hardrijders in ons land was klein. Wilde je als langebaanrijder ook nog internationaal meetellen, dan was je verplicht om jaarlijks op eigen kosten met de Nederlandse Vereniging ter Bevordering van het Hardrijden op de Schaats twee weken naar Noorwegen te gaan om aldaar de kunst af te kijken van de geroutineerde Scandinavische cracks. Jaap Eden deed dat al in 1893, en generaties Nederlandse schaatsers volgden hem.”
Door de Jaap Edenbaan konden de Nederlandse toprijders voortaan dus op kunstijs trainen en hoefden ze geen dure buitenlandse reizen meer te maken. Jonge talenten als Ard Schenk, Kees Verkerk en Carry Geijssen profiteerden dankbaar. Dat is duidelijk zichtbaar in sportieve statistieken, zoals die van de Olympische Spelen. Schaatsen staat sinds 1924 op het programma van de Winterspelen en in die kleine eeuw heeft Nederland inmiddels 42 gouden medailles gewonnen – het meest succesvolle land bij het langebaanschaatsen. Al die gouden medailles zijn van ná 1961! Schaatsland Nederland is dus gebouwd op de fundamenten van het kunstijs.
Het is daarom heel symbolisch dat het besluit om de Jaap Edenbaan te bouwen in exact hetzelfde weekend viel als de wereldtitel van allroundschaatser Henk van der Grift. Op 21 februari 1961 was het dubbel feest voor de Nederlandse schaatsers: én de eerste wereldtitel voor een Nederlandse schaatsers sinds 1905 én de komst van een nieuwe kunstijsbaan.
Betonwoestijn
De Amsterdamse kunstijsbaan is niet alleen aan Van der Grift te danken, alhoewel de vreugde vanwege zijn wereldtitel wel het beslissende zetje bleek. In 1955 bijvoorbeeld was er een voorstel voor een commerciële sporthal naast het Olympisch Stadion, inclusief een kunstijsbaan van 60 bij 26 meter. Het werd nooit uitgevoerd, vooral door het gebrek aan medewerking van de gemeente Amsterdam. De stad zat nog volop in de wederopbouw na de verwoestende oorlogsjaren en was alleen geïnteresseerd in het aanleggen voor nieuwe huizen, nieuwe wegen en nieuwe fabrieken. In deze oprukkende betonwoestijn was geen ruimte voor nieuwe sportaccommodaties.
De sportwereld raakte hierdoor steeds meer gefrustreerd en daarom richtte de Amsterdamse tafeltennisser Cor du Buy in 1958 een stedelijke politieke partij op met alleen belangstelling voor sport: het Sociaal Verbond en Sportbelangen. “We hebben geen winterwielerbaan, geen kunstijsbaan en er zijn te weinig sportzalen, renbanen en sportterreinen,” aldus deze nieuwe partij. “Het Amsterdams verenigingsleven komt in de verdrukking door de zalennood.” Met dit programma won hij een gemeenteraadszetel. In hetzelfde jaar begonnen vooraanstaande sportofficials ook nog met de Stichting Sportinitiatieven Amsterdam, allemaal om de druk op de gemeente te verhogen.
Du Buy zorgde zo voor druk van binnenuit met de Stichting Sportinitiatieven Amsterdam als belangrijke lobby als aanvulling. Zelfs het communistische dagblad De Waarheid maakte zich in 1960 boos over de besluiteloosheid van Amsterdam om nieuwe sportfaciliteiten aan te leggen: ‘Geen prettig vooruitzicht voor een land dat een Jaap Eden voortbracht, maar ook reactionaire politici voortbrengt die de sport in ons land elke behoorlijke basis onthouden.’
Eind 1960 was dan eindelijk de doorbraak toen de eerste plannen bekend werden gemaakt voor een ijsbaan. Het Amsterdamse college van B&W zegde daarna een half miljoen gulden toe, waarmee het benodigde miljoen was geregeld. Het enthousiasme was daarna zo groot dat nog voor de opening van de nieuwe baan hardop werd gedroomd over de organisatie van het WK allround van 1963 in Amsterdam –tevergeefs.
En zo opende Jaap Eden zestig jaar geleden de schaatsbaan met de naam van zijn grootvader, het begin van één van de grootste revoluties in de Nederlandse sport.