Tijdens het WK schaatsen van 1890 in Amsterdam werd de stad getroffen door een pandemie
De Maand van de Geschiedenis heeft als thema Wat een ramp! In januari 1890 brak in Amsterdam de griep uit met zo’n 600 dodelijke slachtoffers. Net op dat moment werd op het Museumplein het WK allround gehouden.
Klaas Pander in 1890 op de ijsbaan achter het Rijksmuseum
Door Wim Zonneveld
De ‘griepgolf’ van de winter van 1889-1890 is de eerste goed gedocumenteerde van de moderne tijd. Twee jaar geleden was er een discussie over de vraag of het een corona-pandemie kan zijn geweest. Een ding is zeker: het WK schaatsen op het Museumterrein in Amsterdam had er zwaar onder te lijden.
In januari 1889 had de Amsterdamsche Sportclub op haar grote sportterrein achter het Rijksmuseum het eerste WK hardrijden op de schaats georganiseerd. Weliswaar kon er geen kampioen worden gehuldigd, omdat geen enkele rijder alle drie afstanden won, zoals toen vereist. Toch werd het algemeen beschouwd als een groot succes, een fraaie schouw van de sterkste amateurrijders ter wereld, zoals de Rus Aleksander Panshin en de Amerikaan Joe Donoghue. Er was ‘éen roep van tevredenheid en ingenomenheid’, schrijven de kranten. Allemaal meer dan voldoende voor een herhaling een jaar later.
Joe Donoghue en Alex von Panschin in 1889 in Amsterdam.
Januari 1890: vijftien man
Op 3 januari 1890 staan er in Amsterdam vijftien man aan de start, voor het zwaarste schaatstoernooi ooit. Het is het eerste toernooi in een ‘grote vierkamp’, verspreid, althans dat is de bedoeling, over vier dagen, met als afstanden ½ mijl, 1 en 2 mijl, en de nieuwe monsterafstand van 5 mijl, zo’n 8 km.
Panshin is er weer, maar Donoghue ontbreekt omdat hij thuis bij een partijtje football een fikse knieblessure heeft opgelopen. Zijn afwezigheid wordt meer dan goed gemaakt door het WK-debuut van de Noren, die hun beste twee rijders sturen, Even Godager, de nationale kampioen, en Adolf D. Norseng, allebei uit Hamar. De vijf buitenlanders worden gecompleteerd door de Engelse fen-rijder Charles Tebbutt en Fritz Ahrendt uit Hamburg.
Deelname gaat simpelweg door persoonlijke inschrijving, nog zonder bond. Onder de tien Nederlanders worden Klaas Pander uit Haarlem en George Jurrjens uit Amsterdam als de sterksten beschouwd. Vooral de talentvolle Pander worden kansen op ereplaatsen, zo niet het kampioenschap, toegedicht.
Animatie van Joe Donoghue
Dag 1
Op de eerste dag wordt de halve mijl verreden als een tijdrit in paren, met een skate off van de beste vier. Norseng, Pander, Panshin en Godager plaatsen zich in die volgorde. Het Algemeen Handelsblad heeft een verslag van de eindrit tussen Pander en Norseng: ‘Zij geven elkaar weinig toe, Pander wordt luide toegejuicht. Hij schijnt iets voor, en dat blijft zoo tot op het laatste oogenblik, even voor de eindlijn. Dan valt hij. Doch met de handen werkende, bijna kruipende, bereikt hij nog voor Norseng de eindlijn. Pander 1.24.4., Norseng 1.24.6. De overwinning in dezen wedstrijd was dus voor den Nederlander, die stormachtig werd toegejuicht’.
Panshin en Godager worden nummer drie en vier, maar die tegenvallende prestaties blijken een verklaring te hebben met grote consequenties voor de rest van het toernooi. Ze zijn ‘grieperig’ en melden zich de volgende ochtend zelfs af, hoewel de Noor vanaf de zijlijn wel het wedstrijdverloop blijft volgen.
Pander versus Norseng
Het programma van het toernooi wordt ingekort, de mijl en de twee mijl worden nu samen op de tweede dag verreden. Helaas kan dat gemakkelijk, want nog maar zes overgebleven dapperen vullen slechts drie ritten. De kranten zien het met lede ogen gebeuren: ‘De meeste mededingers zijn [gaandeweg] niet opgekomen, daar velen door de influenza waren aangetast. Deze ziekte neemt in onze stad gestadig toe.’
Pander en Norseng komen op de mijl weer tegen elkaar uit en de Nederlander wint opnieuw: 3.06 om 3.07. De Nederlander is door dit resultaat automatisch de enig overgebleven kanshebber voor het kampioenschap, dat alleen maar kan gaan naar een rijder die minstens drie van de vier afstanden wint. Dat wordt niet beïnvloed door de twee mijl, waarop zijn kansen intact blijven, zelfs als Norseng hem verslaat: 6.25.0 om 6.33.4.
Dag drie
De supporters zijn ontsteld wanneer ze het nieuws vernemen. De Tilburgsche Courant denkt te weten wat er aan de hand is: ‘Het bestuur was niet weinig teleurgesteld toen het heden-ochtend te 9 uur van den heer Pander bericht ontving dat hij heden niet zou meerijden, aangezien de baan hem gisteren reeds niet meer geschikt toescheen om daarop snel te kunnen voortkomen.’ Maar dat is wel erg onwaarschijnlijk, Klaas zou wel gek zijn om zo’n kans op de wereldtitel te laten schieten: als Norseng faalt of valt, is hij kampioen.
Het Algemeen Handelsblad heeft dan ook een andere versie: ‘De heer Pander reed niet mede wegens een ongesteldheid’ en Pim Mulier bevestigt deze lezing later in zijn Wintersport: ‘Dat Pander door influenza was aangetast kan ik persoonlijk getuigen. Het verhaal, dat te Amsterdam de ronde deed, als zou hij zich aan den kamp onttrokken hebben, is een pertinente logen.’
Klaas zit, of ligt, thuis in Haarlem en het schaatstoernooi is onthoofd, niemand kan meer kampioen worden. Vier rijders zijn toch nog bereid aan het ‘beulenwerk’ van de 5 mijl te beginnen, om afstandsmedailles. Norseng verslaat de tegenvallende Jurrjens, 16.48.4 om 18.33.4, de Duitser Ahrendt wint van de zeventienjarige Amsterdammer N.J. Kampers.
De Bossche rijwielhandelaar B.A. Jansen, leverancier van Panders fietsen bij het wielrennen, schrijft zijn klant meteen na het toernooi op 10 januari een briefje, met: ‘Van harte beterschap met je influenza.’
Animatie van Klaas Pander in 1890
De pandemie
Wat de organisatoren zich op dat moment niet realiseren, moeilijk kúnnen realiseren, is dat ze te maken hebben met de eerste ‘pandemie’ van de moderne, gemechaniseerde wereld, waarin door de toegenomen reismogelijkheden zowel interessante wereldkampioenschappen hardrijden mogelijk worden als de snelle verspreiding van een uiterst besmettelijke ziekte.
De deelname van Panshin was sowieso al opmerkelijk. Hij komt uit St. Petersburg, de stad waar vanaf november de ‘griep‘ al stevig huishoudt. Vandaaruit verspreidt die zich razendsnel, eind december bereikt hij zijn hoogtepunt in Berlijn en begin januari in de westrand van het continent. Om uiteindelijk als ‘de Russische griep’ een miljoen doden wereldwijd te eisen, in Amsterdam die winter naar schatting zeshonderd.
De lege Kalverstraat
De kranten beschrijven de situatie in de hoofdstad als zo nijpend dat ‘de apothekers bijna niet weten, hoe de recepten gereed te krijgen; in de stadsapotheek weegt men nu zelfs de recepten in plaats van ze te tellen. Op het telegraafkantoor, bij de Hollandsche spoor, bij het personeel der Amst. Omnibus-Maatschappij, op de scholen, onder de doctoren, onder de artisten, in éen woord overal heerscht de griep.’
‘De griep, die men tegenwoordig influenza noemt, doet hare gevolgen hoe langer hoe meer gevoelen. De publieke vermakelijkheden en de koffiehuizen zijn bijna ontvolkt en de winkeliers voelen het geducht in hun zaken, dat het verkeer gestremd is. Men herkent zelfs des Zaterdagavonds de Kalverstraat niet, zoo leeg is het er.’ Berichten spreken van honderd militairen ziek bij het garnizoen van ’s-Gravenhage, 45 gevelde soldaten in Zwolle, en een paar duizend ‘influenza-lijders’ in Rotterdam, onder wie achttien postbeambten en 62 politiemensen.
Klaas Pander heeft zo zijn enige kans op het wereldkampioen schaatsen zien vervliegen. In 1893 staat hij op het Museumterrein echter wel aan de kant als trainer van die eerste Nederlandse wereldkampioen, Jaap Eden. Dat gelukkig wel.