Zelfs de Nederlandse taal werd beïnvloed door de Elfstedentocht van 1985
Op 21 februari 1985 was de eerste Elfstedentocht in 22 jaar. De Nederlandse taal werd op één dag verrijkt met heel veel nieuwe woorden en begrippen, zoals klunen, startkooi en stempelpost. Met een extragratisbonus woordenlijst Elfstedentaal.
Klunen werd een nationaal begrip tijdens de Elfstedentocht in 1985. Deze foto uit 1986 van Rob C. Croes is via het Nationaal Archief
Probeer de volgende alinea eens te begrijpen.
De deelnemers aan de Tocht der tochten staan zenuwachtig in de startkooi. De laatste berichten vanuit de Hel van het Noorden zijn vreselijk. Dat wordt klunen van stempelpost naar stempelpost. Er is alleen geen tijd meer om na te denken. It giet oan!
Het woord Elfstedentocht staat er niet bij, maar toch had je vast geen probleem om te begrijpen dat die tekst daarover ging. Veertig jaar geleden had je géén idee gehad.
Werkijs
De Nederlandse taal kent veel woorden en uitdrukkingen die een connectie hebben met koude winters. Er bestaan bijvoorbeeld maar liefst 67 woorden voor soorten ijs, zo valt te lezen in Over één nacht ijs van Max Dohle (2004): van aangeslagen ijs (“met een bevroren condenslaagje”) tot werkijs (“stroef ijs”) en zwart ijs (“helder, hard en egaal natuurijs”). En het woord Elfstedenijs komt erin voor: “heeft een dikte van 17 centimeter”.
Veel Elfstedentaal is in feite gewoon Nederlands, zoals de Tocht der tochten: de allesovertreffende omschrijving van de Elfstedentocht. Maar lang niet iedereen zal begrijpen wat bijvoorbeeld het woord zuigen betekent als het gaat om de Elfstedentocht: ‘door een wedstrijdrijder achter een niet-wedstrijdrijder schaatsen om uit de wind te blijven’.
Kluuntapijt
Begrippen uit de Elfstedentocht klinken vaak tijdloos, gemarineerd in sneeuw en ijs, als de echo van eeuwen aan schaatstradities. Toch wist veertig jaar geleden nog niemand wat een startkooi was, of klunen, of een stempelpost. Pas in 1985 werd er in de Elfstedentocht voor de eerste keer een startkooi gebruikt als startplaats van de wedstrijdrijders van de Elfstedentocht; voor die tijd zal het woord voor velen misschien hebben geklonken als een martelwerktuig. In die editie werd er ook voor het eerst een stempelpost gebruikt: ‘een plaats voor de verplichte controle met een speciale stempelkaart’. En pas in 1985 begreep Nederland wat er werd bedoeld met klunen: met de schaatsen over het land lopen, meestal over een ‘kluuntapijt’.
Zelfs uitdrukkingen als de Tocht der tochten en de Hel van het Noorden (het lange stuk van Harlingen tot Bartlehiem) werden toen pas gangbare begrippen in de Elfstedentaal. In de archieven van de online krantenbank Delpher trof ik ze amper aan vóór 1985, maar sindsdien worden ze te pas en te onpas gebruikt.
Media
Hoe komt het dat die woorden pas in 1985 echt doordrongen tot onze taal? De invloed van de media is hiervoor doorslaggevend. In 1985 was er al tweeëntwintig jaar geen Elfstedentocht meer geweest en in dat Elfstedenloze tijdperk was er daarom geen enkele aanleiding voor nieuwe Elfstedenwoorden. In diezelfde tijd is de invloed van massamedia enorm toegenomen. De Elfstedentocht van 1963 werd in brokjes verslagen door de televisie, terwijl die van 1985 live werd vastgelegd van de eerste tot en met de laatste seconde – van de startkooi en de stempelpost tot en met de klunende schaatsers in de Hel van het Noorden. Daardoor werden al die begrippen meteen opgenomen in het Elfstedenvocabulaire.
Het opvallendste van de Elfstedentaal is dat enkele Friese begrippen langs deze route in recordtempo zijn opgenomen in het Nederlands. Klunen stond in 1901 al in een Nederlands woordenboek – veertig jaar eerder dan Nicoline van der Sijs in haar Chronologisch woordenboek heeft gedateerd – maar de grote doorbraak was ook in dit geval in 1985.
“Tik klunen in op de zoekmachine van je pc”, merkte Rolf H. Bremmer in 2012 op in zijn onderzoek naar Friese leenwoorden, “en je zult verbaasd staan hoezeer dit vrij jonge Friese leenwoord tot in de meest onverwachte hoeken van het Nederlandse taalgebied (ja, tot over de landsgrenzen) is doorgedrongen.” Ook volgens kaatshistoricus Pieter Breuker is dat heel bijzonder, want het dominante Nederlands is doorgaans een onneembaar geachte vesting voor de Friese taal.
Vleugels
Nog opmerkelijker is het gegaan met It giet oan! (letterlijk: ‘Het gaat beginnen’), de woorden waarmee Elfstedenvoorzitter Henk Kroes de tocht van 1997 aankondigde. Deze uitspraak kreeg vleugels, geheel volgens de wens van de geestelijk vader. “Het zijn toch aankondigingen met een soort eeuwigheidswaarde”, zei Kroes in 2007 in Trouw. “Die woorden kun je maar één keer gebruiken. It giet oan wordt gebruikt in het kaatsen als het spel gaat beginnen.”
Zo werd dankzij de Elfstedentocht een onbekend Fries begrip van een onbekende Friese sport per onmiddellijk opgenomen in de Nederlandse taal. Met alle uitwassen van dien, want daardoor kunnen we nu iets onzinnigs kopen als de ‘It giet oan herenboxershorts’. “Zitten heerlijk, perfecte pasvorm, zelfs zonder een Elfstedentocht.”
De Elfstedentaal komt pas weer in beweging bij een nieuwe tocht. Niemand weet wanneer die zal zijn, maar we kunnen nu al rekening houden met veel nieuwe begrippen, inclusief nieuwe Friese leenwoorden. Voorlopig moeten we het dus nog doen met klunen, startkooi en stempelpost.
Het Elfstedenwoordenboek
Elfstedenkoorts: de hunkering naar de volgende Elfstedentocht.
Elfstedenkruisje: de trofee na het reglementair voltooien van de Elfstedentocht.
Elfstedenlegioen: de deelnemende schaatsers aan een Elfstedentocht
Hel van het Noorden: het lange stuk van Harlingen tot Bartlehiem.
It giet oan! De woorden waarmee Henk Kroes de Elfstedentocht van 1997 aankondigde.
It sil heve! De woorden waarmee Jan Sipkema de Elfstedentocht van 1985 aankondigde. Tevens de naam van het Elfstedenmonument op de Kanterlandse brug over de Murk.
IJsmeester: baas van de rayonhoofden, verantwoordelijk voor het ijs op de route.
IJstransplantatie: het dichten van wakken met stukken ijs van buiten de Elfstedenroute.
Klunen: met de schaatsen over het land lopen, meestal over een kluuntapijt.
Om de Noord: de route van de Elfstedentocht die vanuit Leeuwarden eerst naar Dokkum gaat. Deze werd gereden tot en met 1929 en in 1941.
Om de Zuid: de route van de Elfstedentocht die vanuit Leeuwarden eerst naar Sneek gaat. Sinds 1942 de standaard.
Opgelegd rijden: een rijder die de hand neerlegt op de schouder van de rijder vóór hem. Dit is absoluut verboden bij wedstrijdschaatsers in de Elfstedentocht.
Pact van Dokkum: de afspraak van de wedstrijdrijders Auke Adema, Dirk van der Duim, Cor Jongert, Piet Keyzer en Sjouke Westra tijdens de Elfstedentocht van 1940 om gezamenlijk over de finish te gaan.
Rayonhoofd: het Elfstedenparcours is opgedeeld in 22 rayons. De rayonhoofden zijn verantwoordelijk voor de doortocht in hun gebied.
Startkooi: de startplaats van de wedstrijdrijders van de Elfstedentocht.
Stempelen: controle bij een stempelpostmet een speciale stempelkaart.
Tocht der Mysteriën: de bijnaam van de Elfstedentocht van 1942, omdat de kopgroep toen verdwaalde.
Tocht der tochten: de algemene bijnaam van de Elfstedentocht
Tolhuster Elfstedentocht: officieuze Elfstedentocht op 20 februari 1929. De naam is ontleend aan de kroeg Oud Tolhuis in Leeuwarden als start- en finishplaats.
Verdeelde start: een start van de Elfstedentocht in een stad naar eigen keus. Dat is alleen in 1947 gebeurd.
Weg der Martelaren: de route van Franeker naar Bartlehiem, het zwaarste deel van De Hel van het Noorden.
Zuigen: een wedstrijdrijder die achter een niet-wedstrijdrijder schaatst om uit de wind te blijven. Net als opgelegd rijden verboden op straffe van onmiddellijke uitsluiting.