In 1959 stond sport voor de eerste keer in de Troonrede
Eind negentiende eeuw kwam de sport op in ons land. Dat gebeurde lang zonder aandacht van de nationale politiek en daarom duurde het daarom tot 1959 voordat dit onderwerp voor de eerste keer in de Troonrede werd aangesneden.
De Troonrede van 1959 wordt voorgelezen, foto Harry Pot via Nationaal Archief
Jan Rijpstra doet onderzoek naar de historische banden tussen sport en politiek. De eerste keer dat sport in een Troonrede voorkwam was in 1959, zo ontdekte hij. Koningin Juliana zei toen: ‘In het bewustzijn van de grote waarde die radio en televisie in stijgende mate kunnen hebben, is besloten tot uitbreiding van de televisiezendtijd. Waakzaamheid is geboden opdat de toeneming van de materiële welvaart de in de hedendaagse maatschappij dreigende verzakelijking niet versterke.
Veeleer behoort zij dienstbaar te zijn aan de geestelijke verheffing van ons volk. In dit verband ware o.a. te denken aan maatschappelijk werk, aan kennisneming van ons oude cultuurbezit en van uitingen van hedendaagse kunst en aan een zinvolle vrijetijdsbesteding, waaronder de sport. Van bijzonder belang voor de toekomst van ons volk is daarbij een verantwoorde vorming van de jeugd. De Regering is van de ingrijpende betekenis van deze kant van ons volk doordrongen. Voor zover het op haar weg ligt zal zij hier stimulerend optreden.’
Deze passage betekende overigens niet dat de nationale overheid daarna zijn geringe belangstelling voor sport spectaculair veranderde, integendeel zelfs. Hoe dan ook was 1959 het eerste jaar waarin sport in de Troonrede stond.