De onthulling van het beeld van Prometheus bij het Olympisch Stadion
Het beeld van Prometheus is het oorlogsmonument bij het Olympisch Stadion, ter nagedachtenis aan de omgekomen mensen uit de Nederlandse sportwereld. Dit kunstwerk van Fred Carasso werd in 1947 onthuld tijdens de eerste Olympische Dag na de oorlog.
Begin 1947 besloot het Nederlands Olympisch Comité dat er een oorlogsmonument moest komen bij het Olympisch Stadion. In eerste instantie werd gedacht aan een gedenkplaat bij de Marathontoren, maar daarvan werd al snel afgezien, omdat die te weinig op zou vallen.
‘Bij nadere overweging,’ schreef Het Dagblad voor Amersfoort op 24 februari 1947 daarom, ‘heeft ‘t bestuur van het NOC ’t juister geacht een gedenkteeken aan te brengen, dat niet alleen van elke plaats in het Olympisch Stadion goed zichtbaar is, maar ook een uitbeelding is van de gedachte, dat de geest van de afwezigen steeds tusschen ons is.’
Daarom moest er een beeld verschijnen op de tribunes aan de Zuidkant van het stadion. Vanaf daar zou de ‘geest van de afwezigen’ voor iedereen zichtbaar zijn. We hebben de filmbeelden:
De opdracht werd gegeven aan de Italiaanse beeldhouwer Fred Carasso, die zich in 1934 in Nederland had gevestigd vanwege het fascisme van Mussoloni in zijn vaderland. In slechts drie maanden moest hij zijn beeld maken, daar de onthulling was bedacht voor 22 juni 1947 – tijdens de Olympische Dag in het stadion. In die korte tijd realiseerde hij het beeld van Prometheus, dat verwijst naar het figuur uit de Griekse mythologie, dat het vuur stal van de goden om aan de mensen te geven. Door Prometheus kon de mensheid zich ontwikkelen, waarbij het vuur symbool staat voor vrijheid, kennis en onafhankelijkheid.
Deirdre Carasso is kleindochter van de beeldhouwer en schreef in 2003 in het tijdschrift Amstelodamum een artikel over het kunstwerk van haar grootvader. Sprekend over Prometheus’ diefstal merkte ze op: ‘Deze daad van verzet was uiteraard al geschikt als onderwerp voor een oorlogsmonument.’ Tevens werd Prometheus in die tijd gezien als een individu, die in opstand kwam tegen het collectief, waarbij vooral gedacht werd aan de moed van eenlingen die in verzet kwamen tegen de nationaalsocialistische moordmachine.
Het figuur van Prometheus alleen al druipt dus van de symboliek van verzet en verlangen naar vrijheid. Dat hierbij ook het vuur een belangrijke rol speelt is geen toeval: in de Marathontoren is in 1928 tenslotte voor de eerste keer het olympisch vuur ontstoken. Deirde Carasso merkte echter op dat deze symboliek soms ook bij andere oorlogsmonumenten een rol speelt: ‘Het niet te doven vuur van verzet, het vuur als vrijheid, als een gloed waardoor het kwade wordt verteerd, en het vuur als teken van hoop en licht.’
Carasso slaagde er inderdaad in om zijn werk te voltooien in de korte periode. Op 22 juni 1947 werd het onthuld tijdens de eerste Olympische Dag na de bevrijding. Nog steeds is Prometheus de centrale plek van de jaarlijkse Nationale Sportherdenking voor de in de Tweede Wereldoorlog vermoorde sporters.