De toespraak van André Bolhuis bij de Nationale Sportherdenking
Op 4 mei was de Nationale Sportherdenking bij het Olympisch Stadion. Eén van de sprekers was André Bolhuis, voorzitter van NOC*NSF. Hieronder zijn tekst.
Beste aanwezigen,
Wij zijn vandaag opnieuw bijeengekomen bij dit Olympisch Stadion waar in 1928 vele sporthelden, uit evenzovele landen, werden toegejuicht door een groot publiek in een sfeer van internationale verbroedering.
We staan ook weer bij het beeld, in 1947 gemaakt door Fred Carasso, van Prometheus, verzetsheld uit de Griekse mythologie, die door vuur te stelen van de goden en dat onder gewone mensen te verdelen die mensen hielp uit hun afhankelijke posities te komen.
Dit beeld herinnert ons er iedere dag weer aan dat vele sporters, begeleiders supporters en sportbestuurders in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter zijn vermoord. Op de 4e mei van ieder jaar kijken we terug naar die zwarte bladzijde in onze geschiedenis.
Door het vele goede werk van onder andere Jurryt van de Vooren weten we steeds meer van de betekenis van deze oorlog voor de sport in Nederland. En het goede is dat we deze kennis steeds weer uit kunnen breiden aan de hand van vooral persoonlijke verhalen.
Telkens weer realiseer ik me dat het dagelijkse leven ook toen voor velen zijn eigen gang is gegaan. Ik wil dat graag illustreren aan de hand van drie jonge zwemsters.
Vanochtend kwamen de twee Olympische eikenbomen die hier achter het stadion staan ter sprake die de winnaars van een gouden medaille uit Duistland mee hadden gekregen van de Olympische Spelen van Berlijn 1936.
Eén van die twee eiken is, dat is vanochtend ook al gememoreerd, verdiend door Nida Senff. Zij was zestien jaar oud toen ze met de Nederlandse zwemploeg naar de Olympische Spelen in Berlijn werd uitgezonden.
De Nederlandse dameszwemmers presteerden dat jaar ongeëvenaard goed, want van de vijf verschillende afstanden wonnen ze er vier. Met name Rie Mastenbroek, die met drie keer goud en één zilveren medaille de Keizerin van de Spelen van 1936 was. De vierde gouden plak was voor Nida Senff op de 100 meter rugslag.
Vooral de manier waarop dat gebeurde, maakte haar wereldberoemd. Ze was namelijk in leidende positie, maar miste een keerpunt. Daarop zwom ze terug om alsnog dat keerpunt aan te tikken. Ze zwom dus meer dan die honderd meters en werd toch kampioen!
Nida Senff is altijd via deze eikenboom met Berlijn 1936 en dus met Hitler-Duitsland verbonden gebleven, of ze dat nu wilde of niet en hoe brandschoon haar eigen oorlogsjaren ook zijn geweest.
Twee concurrentes van Nida Senff namen na de Spelen van 1936 haar positie in het rugzwemmen snel over. Dat waren Iet van Feggelen en Cor Kint. Deze twee zwemsters domineerden in 1937 t/m 1939 de internationale rugslag wedstrijden en wisselden elkaar onderling voortdurend af als wereldrecordhoudsters op tal van rugslag afstanden.
Beide jonge sportsters hoopten in 1940 naar de Olympische Spelen te kunnen gaan, maar die werden afgelast. En ook 1944 ging zoals u weet niet door.
De vader van Iet van Feggelen heeft een prachtig plakboek van haar prestaties tot en met 1939 gemaakt. Wij hebben dat recent van de familie in bezit gekregen.
Gedurende de oorlog trainde Iet gewoon door en na de oorlog behaalde ze nog een paar goede prestaties. Deelname aan Olympische Spelen was er echter niet meer bij.
Het derde verhaal gaat over Cor Kint, de dagelijkse concurrente van Nida en Iet. Zij trouwde in 1941, in de oorlog dus, met een Duitse matroos en ging in Desden wonen. Na de oorlog kwam ze terug naar Nederland en is zij door de commissie voor de zuivering van de sport geschorst voor het uitoefenen van een leidinggevende functie in de sport tot eind 1950.
Vandaag zijn wij hier vooral aanwezig omdat het in die tijd voor velen sporters juist helemaal niet mogelijk was om gewoon door te leven en het beste er van te maken. Het contrast met die andere verhalen kan bijna niet groter zijn.
Het gaat dan bijvoorbeeld om diegenen die het aandurfden om in de Tweede Wereldoorlog de Duitse autoriteiten aan te spreken en zelfs tegen hen in verzet te gaan. Een fors aantal van hen heeft dat met de dood moeten bekopen.
Hier op deze plek staan wij stil bij de nagedachtenis aan juist deze helden. We denken ook aan de sporters die enkel vanwege hun afkomst niet meer mee mochten doen en waarvan velen werden afgevoerd naar vernietigingskampen. We denken ook aan al die sportliefhebbers die tijdens wedstrijden bij razzia’s van de tribunes werden gehaald.
De vraag die deze dagen van het jaar ook altijd weer opkomt is de vraag hoe het er nu voorstaat met onze vrijheid. Bijvoorbeeld om te zijn wie we willen zijn.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mij slaat de schrik soms om het hart als ik naar de wereld kijk en hoe er met elkaar wordt omgegaan. Dan heb ik het niet alleen over die vreselijk gewelddadige oorlogen in Syrië of op andere plekken op de wereld.
Ik schrik ook van de behoefte van veel mensen om zich af te sluiten van alles dat anders is dan wat ze gewend zijn. De behoefte om de grenzen, en liefst ook nog de gordijnen, dicht te doen en heel stevig alleen maar aan het vertrouwde vast te blijven houden.
Dat is vast allemaal politiek en sociologisch wel verklaarbaar. Maar wat heb je daar aan?
Want wat hebben we er achteraf aan gehad dat de ontwikkelingen in Duitsland in de jaren dertig verklaard konden worden als een logisch gevolg van massale ontevredenheid gecombineerd met een uitgekiende media en marketingstrategie van een verderfelijk regime? Hebben we daar dan wat van geleerd? Zijn de mogelijkheden om mensen tegen elkaar op te zetten nu niet ontzettend veel groter dan in de jaren dertig?
We zien in veel landen grote groepen mensen zich achter machthebbers scharen, die zich vooral populair weten te maken door anderen te verketteren. Waarbij die anderen dan vaak gegroepeerd worden op geloof, nationaliteit of op etnische achtergrond.
Toch heb ik bij de jaarlijkse sportherdenking ook een optimistische kant. Ik ben er van overtuigd dat samen aan sport doen en samen naar sport kijken de kracht in zich heeft om de mogelijke gevoelens van wrok, die er kennelijk zijn, tegen te gaan. Dat werkt alleen als we binnen de sport wel alert blijven.
Laten we om een voorbeeld te noemen niet generaliseren en alle sporters van een bepaalde nationaliteit individueel en persoonlijk zomaar veroordelen vanwege landgenoten van hen die betrapt zijn op het gebruik van doping.
En zo heb ik een paar weken geleden gezien dat een eenvoudige tafeltennisinterland waar Nederland aan deelnam, even speelbal werd van de internationale politieke situatie, in dit geval met betrekking tot de verhouding Nederland – Turkije. Gelukkig zegevierde het gezonde verstand en konden we als Nederlandse en Turkse sporters, fans en bestuurders samen van een mooie avond genieten.
Laten we als sportbestuurders en sportprofessionals daarom zelf het goede voorbeeld geven en elkaar, ondanks de soms grote verschillen, met respect en met een open houding tegemoet treden, ook internationaal. Ongeacht afkomst of achtergrond.