Kritiek na de eerste Vierdaagse: het is wel erg elitair
Op 1 september 1909 was de eerste Vierdaagse, overigens nog niet vanuit Nijmegen.
Door Micha Peters en Jurryt van de Vooren
Aan de eerste vierdaagsen mochten slechts bepaalde groepen meedoen. Dagblad Het Centrum beschreef deze: ‘a. leden van den bond; b. onderdelen van leger en vloot (hieronder ook de landweer begrepen) en koninklijk erkende vrijwilligerskorpsen: c. vijftallen, gekozen uit leden van vereenigingen of afdeelingen van vereenigingen of bonden, die begunstiger van den Nederlandsche Bond zijn.’
Er waren door heel het land vijftien verschillende parkoersen uitgezet om in vier dagen 140 kilometer af te leggen. Parcours VII rond Rotterdam verviel echter vanwege de heersende cholera in die stad.
Op de laatste dag werd er weer teruggekeerd naar de startplaats. Pas vanaf 1925 werd Nijmegen de vaste startplaats.
Enkele deelnemers aan de Vierdaagse van 1910 voor Hotel Noble in Arnhem.
Snelheid is niet belangrijk
Het evenement was nieuw in ons land. ‘Terwijl door de athletiek-vereenigingen alleen wedstrijden wonden georganiseerd,’ schreef het Rotterdamsch Nieuwsblad, ‘waarbij het doel is, een bepaalden afstand in een minimum van tijd dan wel op een bepaalden tijd een minmalen afstand af te leggen — snelheidswedstrijden dus — hebben de vierdaagsche afstandsmarschen het doel het uithoudingsvermogen te testen en hooger op te voeren.’
De deelnemende militairen liepen natuurlijk netjes in uniform: ‘Aan parcours VI hebben deelgenomen 41 onderofficieren en minderen van het vijfde regiment infanterie, 5 onderofficieren van de sportvereeniging E.M.M.A. en 2 officieren (…) De deelnemers waren gekleed in veld tenue met gerolde overjas op den gepakten ransel.’
Vanaf 1928 werkte het ministerie van Defensie zelfs volop mee aan de organisatie. Ze leverde onder meer tenten, dekens, slaapzakken, hoofdkussens, bewakingspersoneel en geneeskundige hulp. Vanwege de mobilisatie kwam aan deze steun in 1939 abrupt een einde.
Deelnemers in 1912.
Kritiek
De eerste vierdaagses gingen van de ene plaats naar de andere, maar keerden niet terug naar de plek waar de lopers waren begonnen. Onderweg verbleven ze daarom in een hotel en daarover stond in De Revue der Sporten van 24 augustus 1910 een kritisch artikel.
‘Er zit er aan die marschen een nog helaas groote schaduwzijde, en wel dit: om gedurende vier dagen een zoodanigen marsch mede te maken heeft men niet alleen een gezond lichaam, goed ontwikkeld spierenstelsel en goede fiets of een krachtig paard noodig doch bovendien nog een goed gevulde portemonnaie en eenige vrije dagen, en ik geloof wel dat de twee laatste benoodigdheden voor zeer velen het eenige beletsel vormden om in te schrijven.’
‘Hoe toch zal iemand uit de minder gegoede klasse er aan kunnen denken om drie nachten in een hotel te logeeren en drie dagen steeds in een dergelijke gelegenheid te eten. (Ik reken den eersten dag er niet bij, daar ik veronderstel dat van huis af voor dien dag het proviand wordt medegenomen.) Dat is toch zeker haast ondoenlijk, om er nog niet van te praten, dat gedurende vier dagen het werk wordt verzuimd.’
‘Ziet heeren bestuursleden van den N.B.L.O., dit is de groote schaduwzijde van uw afstandsmarschen n.l., dat het voor jongelui uit de minder gegoede klasse vrijwel onmogelijk is, er aan deel te nemen.’