Precies 100 jaar geleden presenteerde Den Haag het mooiste stadion dat Nederland nooit had
Op 14 oktober 1919 werden plannen gepresenteerd voor een enorm stadion in Den Haag, nabij Scheveningen. Ideaal om de Olympische Spelen te organiseren, maar het is er nooit van gekomen.
Den Haag werd een kleine eeuw geleden opgeschrikt door een plan voor een gigantisch sportpark in het Nieuwe Park. Het werd op 14 oktober 1919 gelanceerd door het comité Scharroo, verwijzend naar Pieter Scharroo. Hij was niet alleen kapitein der genie, maar ook een vooraanstaand sportbestuurder, wiens loopbaan hem na de Tweede Wereldoorlog zou voeren naar het dagelijks bestuur van het IOC. Tijdens de presentatie van het stadionplan was hij voorzitter van de Nederlandsche Athletiek Unie en bestuurder bij het NOC.
Scharroo had duidelijke ideeën over de gunstige invloed van sport op de maatschappij. In 1925 zette hij zijn visie op papier in het boek Gebouwen en terreinen voor gymnastiek, spel en sport. Handleiding voor den bouw, den aanleg en de inrichting – pdf hier. Hij schreef dat samen met architect Jan Wils, die in 1928 verantwoordelijk was voor het Olympisch Stadion in Amsterdam.
‘Een belangrijk deel van de volksopvoeding ligt op het sportveld,’ schreef het duo als verklaring van hun werk. Het werd een boek met grote historische waarde, want nog nooit eerder waren sport en stedelijke planning zo duidelijk met elkaar in verband gebracht.
Om verantwoorde sportbeoefening mogelijk te maken was het erg belangrijk om goed na te denken over de bouw van sportlocaties. ‘Het wordt ten hoogste tijd, dat men zich ernstig gaat bezighouden met de constructie en de architectonische verzorging van de gebouwen en de terreinen, die bestemd zijn voor de beoefening van gymnastiek, spel en sport.’
Het stadion is de nieuwe kerk
Het zou alleen een grote fout zijn als die gebouwen in de oude stad zouden worden gepropt. Een modern verschijnsel als sport hoorde volgens het duo thuis in moderne stadsuitbreidingen. ‘In de oude stad neemt de kerk de belangrijkste plaats in; zij is het middelpunt van het leven en denken, zij is steengeworden leven en steengeworden gedachtenwereld.’
Aan het einde van de negentiende eeuw ontstonden echter nieuwe behoeften – ‘behoeften, die vorige geslachten niet gekend hebben’ – ontstaan door techniek en wetenschap. Daarbij hoorde onder meer sport: ‘Zij is een gemeenschapsbezit, eene nieuwe waarde in den modernen levensgang.’
Niet meer de kerk nam de belangrijkste plaats in, maar gebouwen als stadions en zwembaden. ‘Het volk vraagt gelegenheden om te zwemmen, te turnen, te voetballen, te spelen en te genieten, naar lichaam en geest, bij de beoefening zelve, zoowel als bij het kijken er naar.’
Tijdens het schrijven van dit boek zal Scharroo veel hebben geleerd van zijn plan uit 1919. Zijn visie op sport als modern stedelijk verschijnsel is duidelijk te zien op de tekening met een stadion voor 50.000 tot 60.000 mensen, een wielerbaan en ruimte voor paardensport en waterpartijen.
Ter vergelijking: dat was twéé keer zo groot als het Nederlandsche Sportpark in Amsterdam, toen het grootste stadion van het land – de voorloper van het huidige Olympische Stadion. Het sportpark was aan de rand van Den Haag bedacht, dus buiten de oude stad.
Olympische Spelen naar Den Haag
De reacties waren zeer wisselend. De Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te ‘s-Gravenhage, Scheveningen en Omstreken zag het helemaal zitten en schreef hierover een brief aan het college van B. en W.. ‘Het spreekt vanzelf dat een welingelicht algemeen sportterrein de aantrekkelijkheid van onze door vele vreemdelingen bezochte gemeente in belangrijke mate zou verhoogen.’
Er werd zelfs al hardop gedroomd van het grootste sportevenement ter wereld: ‘Ongetwijfeld zal de aanwezigheid van een dergelijk sportterrein in niet geringe mate de mogelijkheid vergrooten, dat te eeniger tijd ‘s-Gravenhage als plaats voor de Olympische spelen zal worden gekozen.’
De Kerkeraad der Nederlandsche Hervormde Gemeente te Scheveningen keek er met andere ogen naar en keerde zich tegen het plan. Verrassend genoeg heerste er ook binnen de Haagse sportwereld verdeeldheid. Als Den Haag zo’n groot stadion zou bouwen, zou de sport in de rest van de stad er wel eens het slachtoffer van kunnen worden. De plaatselijke voorzitter van de Bond voor Lichamelijke Ontwikkeling merkte daarom op “dat een ruim speelveld in iedere wijk van de stad veel meer in het belang van de massa is dan één Stadion”.
Van doorslaggevend belang was dat wethouder Droogleever Fortuijn het niet zag zitten, omdat hij het plan veel te riskant achtte voor zijn stad. ‘Hij vreesde een fiasco,’ aldus De Telegraaf, ‘waarvoor ten slotte de gemeente zou moeten opdraaien.’ Het benodigde bedrag van drie miljoen gulden – in onze tijd te vergelijken met ruim vijftien miljoen euro – was een gigantische hoeveelheid in de tijd dat sport zich maatschappelijk nog moest bewijzen.
Dat Droogleever Fortuijn zelf voetballer was geweest in zijn jonge jaren, én voorzitter van de voetbalbond, maakte weinig uit. Met 22 stemmen tégen en zestien vóór kwam aan eind aan de droom van het mooiste stadion, dat Nederland nooit had.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je je waardering laten blijken door een kleine bijdrage te doen