Tijdens de Razzia van Rotterdam werden er duizenden mannen in de Kuip vastgehouden
Op 10 november 1944 begon de razzia van Rotterdam, die twee dagen duurde. Duizenden mannen werden bijeen gedreven voordat ze werden afgevoerd naar Duitsland – óók in de Kuip. In 1997 sprak ik hierover met Frans Appels, die dit meemaakte.
Tijdens de Razzia van Rotterdam werden 50.000 mannen opgepakt. Rotterdam-Zuid was als eerste aan de beurt op 10 november 1944. Onder andere de Kuip en het oude Feyenoord-terrein werden door de Duitsers gebruikt als verzamelplaats voor de slachtoffers, waaronder clubadministrateur Phida Wolff. Zo kreeg de Kuip voor velen een dubbele en wrange betekenis, voor zover ze dat nog konden doorvertellen aan hun verwanten.
Eén van de mannen die het wel kon navertellen was Frans Appels, die toen als zeventienjarige jongen naast het Stadion woonde. In 1997 was hij al gepensioneerd, na een maatschappelijke carrière waarin hij het bracht tot financieel directeur van machinefabriek Korpershoek.
We maakten toen een afspraak voor een gesprek over de razzia in – waar anders? – de Kuip. Appels: “De Kuip is voor mij een onderdeel van mijn leven, aangezien ik er al vanaf de openingswedstrijd in 1937 als tienjarig jongetje bij was.”
Tot 1943 stond zijn ouderlijk huis nog in West, niet ver van het Kasteel van Sparta. “Toen was ik echter al een Feyenoord-aanhanger, ook al zat dat in Zuid.” Op 31 maart 1943 werd zijn wijk getroffen door het zogenaamde Vergeten Bombardement, waardoor Appels met zijn moeder en zus verhuisde naar Sportdorp, dicht in de buurt van zijn club. “Een godsgeschenk,” aldus Appels.
Zes uur
Hij werkte in die dagen als jongste bediende bij De Hoop NV en was een week thuis toen op zijn laatste vrije dag, de vrijdag, de wijk ongemerkt was afgezet door de Duitsers. Heel vroeg in de ochtend, het moet een uur of zes geweest zijn, werden ze hardhandig gewekt door de ongewenste gasten. Waar sommige Rotterdammers nog mondeling of schriftelijk op de hoogte werden gesteld van het doel van de razzia werd Appels meteen meegenomen.
“De schok voor mijn moeder en zus was natuurlijk enorm, mede omdat ik de enige man in het huis was. Mijn ouders waren namelijk gescheiden. Samen met vrienden en bekenden uit mijn straat verzamelden we ons toen op een pleintje. Ik had nog snel wat kleren gepakt en mijn moeder had al het brood dat ze nog had aan mij gegeven voor onderweg. Het was 1944, vlak voor de Hongerwinter, en veel was er niet. Maar ja, je weet hoe dat gaat met moeders: alles wat ze hebben geven ze weg als het moet.”
Gedurende het moment dat we naar het pleintje gingen om vanaf daar naar het Stadion te worden afgevoerd, zorgden ik en mijn vrienden ervoor dat we bij elkaar bleven. We hadden nog kunnen proberen te vluchten, maar daarvoor was ik te jong. En vergeet niet dat ik zeventien jaar was en het allemaal wel avontuurlijk vond.”
In de Kuip werden ze vanaf de eerste ring bewaakt door soldaten met mitrailleurs, die neergezet werden op de platforms. De mannen werden op het veld neergezet en dat was een ervaring die Appels altijd zal bijblijven. “Verrek, dacht ik. Nou sta ik op het veld, daar waar de spelers altijd staan. En nu ben ik hier, alhoewel ik altijd zo’n lullig voetballertje was. Toen Feyenoord kampioen werd ergens begin jaren zestig renden we weer allemaal het veld op. Toen ik daar zo’n vijftien jaar na de razzia opnieuw stond schoten mij die gedachte en die gebeurtenis meteen weer binnen.”
De Razzia van Rotterdam. Foto via het Stadsarchief Rotterdam
Ontsnapping
Urenlang werden overal vandaan de mannen aangevoerd en op het veld neergezet. “Waarschijnlijk moet de terreinmeester Ingen Barendregt alleen van de toestand van het veld al een beroerte hebben gehad. Die was zo zuinig op het gras.”
Vanaf de verzamelplaats werden de mannen weggevoerd over de Prins Hendrikkade naar een rijnaak. “Ik zag mensen weglopen tijdens die tocht, maar er gebeurde niets. We passeerden bakkerij Jansse die zeer geëmotioneerd was en ons brood gaf voor onderweg. Dat was ons eerste eten sinds die ochtend, omdat we niets hadden gekregen van de Duitsers.
Toen de rijnaak vol was, hebben we een dag en nacht doorgevaren tot Zuilen. Daar mochten we weer brood inladen, waarbij ik gevraagd werd mee te helpen met inpakken. Zonder mij te waarschuwen pakten de bakkersknechten me opeens bij kop en kont, gooiden mij in de broodwagen en reden me weg. Geen soldaat had het gemerkt en ik was vrij. Diezelfde avond werd mijn moeder ingelicht over mijn toestand en na een paar dagen logeren in Utrecht keerde ik huiswaarts.”
Appels had geluk, waar zijn vrienden dat toen niet hadden. Zij werden wél naar Duitsland vervoerd, maar overleefden allemaal. Ruim 500 mannen keerden nooit meer terug naar Rotterdam.