Precies zeventig jaar geleden werd het basketbalveldje geopend op het Museumplein in Amsterdam
Op 16 oktober 1954 werd het basketbalveld op het Museumplein geopend, de eerste in Amsterdam. Dagblad De Waarheid was erbij.
Het Museumplein is zo’n beetje de beginplek van alle sporten in ons land. De eerste officiële atletiekwedstrijd werd daar gehouden, net als de eerste hockeywedstrijd. En in 1893 lag achter het Rijksmuseum een ijsbaan voor het eerste officiële WK allroundschaatsen.
Op dit plein zocht het basketbal de buitenlucht op.
Op 16 oktober 1954 werd het beroemde pleintje in gebruik genomen, alhoewel deze sport er zeven jaar eerder al werd beoefend tijdens een demonstratieve sportweek om erop te wijzen dat er ‘van Rijkswege’ meer belangstelling moest komen voor recreatie. ‘Ook de leden van een basketballclub demonstreerden hun sport,’ schreef De Waarheid op 7 juli 1947.
Betonwoestijn
Deze sportweek bracht niet de gewenste belangstelling van het rijk – integendeel. In de jaren van de wederopbouw wilde dat alleen maar huizen, wegen en industrie bouwen. Een bouwverbod uit 1942 (!) voor nieuwe gymnastieklokalen werd gewoon gehandhaafd, onder protest van de sportwereld. Veel bestaande sportfaciliteiten werden genadeloos verzwolgen door de oprukkende betonwoestijn.
De gemeente Amsterdam ramde begin jaren vijftig hoogstens wat basketbalpalen in de grond op braakliggende terrein, zoals in 1951 bij de Jozef Israëlskade. Omdat er verder nergens iets leuks te doen was, trok de jeugd uit pure baldadigheid door de stad. Het Algemeen Handelsblad deed daarom een oproep voor een speciaal speelterrein. ‘Een terrein dat voor dit doel al zo voor de hand ligt is het voormalige ijsclubveld op het Museumplein. Ten slotte is dat nu een drassig, nutteloos stuk grond, waar iedereen zich maar aan ergert.’
In 1954 werd dit verzoek ingewilligd met de ingebruikname van basketbal- en volleybalvelden. ‘De drumband Oranje Nassau sloeg er zijn mooiste roffels voor,’ aldus De Waarheid, ‘en er was zelfs een opmars der athleten, een veertigtal jongens en meisjes, dat met ongeduld het einde der toespraken verbeidde.’
De Basketballbond waarschuwde ondanks de feestelijkheid nogmaals voor het schreeuwende tekort aan ruimte voor spel en sport. Wethouder Van ’t Hull sprak daarop de hoop uit dat er bij het Olympisch Stadion een grote sporthal zou komen – verwijzend naar een discussie die toen al een kwarteeuw woedde en uiteindelijk nooit tot concreet resultaat heeft geleid. Na al die toespraken mochten de jongeren met de bal het plein op.
Pleintjesbasketbal
Op dit basketbalplein groeiden hele generaties op, zoals Ton Boot, die op 11 maart 1959 in Het Parool in een uitgebreid artikel werd geïntroduceerd als zeer talentrijk, maar met een moeilijk karakter. ‘Hij speelt in zijn vrije tijd regelmatig op het Museumplein, of elders; hij traint eigenlijk niet maar vervolmaakt zijn spel al spelend.’
Of Gunter van den Berg, met 1 meer 65 één van de kleinste Nederlandse basketbalinternationals ooit. “Ik leerde het vak op het Museumplein,” zei hij in 1960, het jaar van zijn debuut in Oranje.
In 2019 was op dit plein de WK 3×3, nota bene de plek waar het basketbal voor de eerste keer de buitenlucht opzocht. Weer vijf jaar later brak deze sport definitief door na de gouden olympische medaille voor de Nederlandse mannenploeg.

