Tienduizenden toeschouwers zagen in 1956 voor de eerste keer een wedstrijd in het rolstoelbasketbal
Op 5 mei 1956 zag een gevuld Olympisch Stadion in Amsterdam een wedstrijd in het rolstoelbasketbal. Voor de meeste mensen was dit een kennismaking met de gehandicaptensport.
Prinses Beatrix en prins Claus bezoeken in 1968 het woonoord voor de Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers in Doorn. Foto Eric Koch via het Nationaal Archief
Rolstoelbasketbal gaat terug tot de Tweede Wereldoorlog, want na de bevrijding werkten gewonde soldaten aan hun herstel door zoveel mogelijk lichaamsbeweging – onder meer door het spelen van basketbal. De Volkskrant: ‘Men zal verbaasd zijn over de concentratie en de overgave, waarmee verschillende van deze zware invaliden hun sport beoefenen.’ Charles Pahud de Mortanges, meervoudig olympisch kampioen én beroepsmilitair, had meteen na de inval de basis gelegd voor deze nieuwe aanpak in landhuis Kareol in Aerderhout.
De rolstoelbasketballers werden lid van De Rollende Leeuwen, die in 1954 was opgericht door Arie Prins uit Heemstede. Prins zat sinds 1938 al in een rolstoel nadat hij als marinevlieger zijn rug had gebroken bij een crash. Na de oorlog nam hij plaats in het bestuur van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers BNMO, die veel aandacht had voor lichaamsbeweging en sport.
De oudste filmbeelden van rolstoelbasketbal en de Rollende Leeuwen
Het werk van deze bond kreeg nationale aandacht na een demonstratiewedstrijd rolstoelbasketbal op 5 mei 1956 in het Olympisch Stadion, als opwarmer voor een belangrijke voetbalwedstrijd. ‘De BNMO heeft voor deze dag de datum van 5 mei gekozen,’ schreef Trouw een dag later, ‘omdat hij juist deze dag voor de militaire oorlogsslachtoffers tot een feestdag wil maken.’ Tienduizenden toeschouwers maakten toen kennis met gehandicaptensport, wat veel indruk maakte.
Bijna tachtig jaar na de Bevrijding is rolstoelbasketbal een vast onderdeel op de Paralympische Spelen, net als bij de Invictus Games.