BalsportenNieuw

De PC is de oudste sporttraditie van Nederland

Op de vijfde woensdag na 1 juli wordt er in Franeker gekaatst, al sinds 1854. Het is de oudste traditie in de Nederlandse sport.

‘Buitengewone kaatspartij te Franeker op Zaterdag 29 Augustus 1857’, luidde de aankondiging in De Franeker Courant. Die ochtend stonden ‘zes en dertig vlugge, sterke mannen’ op het gras van het Sternse Slotland.

Die kaatsbaan staat er nog in Franeker: ’t Sjûkelân, het terrein waar ooit het Sjaerdemaslot was opgetrokken. Wellicht zonder het te weten deden deze kaatsers een voorspelling uitkomen, toen dit slot in 1450 werd opgeleverd. Geheimzinnig werd toen voorzegd dat dit ooit weer zou moeten plaatsmaken voor grasland. En ja hoor: in 1857 was het terrein één groot grasveld, met kaatsers erop.

Het evenement was ‘ten aanschouwe van duizende belangstellenden, zoo ingezetenen als buitenlieden’. De deelnemers moesten zich uiterlijk de avond daarvoor om 20.00 uur melden; de volgende ochtend om negen uur was de loting en een uur later begon het feest. Friesland verheugde zich op de kaatspartij, waarvan ze in die provincie niet konden vermoeden dat die in de 21ste eeuw nog steeds zou voortleven als de oudste sportklassieker van Nederland, vol traditie en gebruiken.

De Leeuwarder Courant van 1 september 1857 kwam met een verslag: ‘Het feest, door het schoonste weder begunstigd, het terrein met vele vlaggen, tenten en groen versierd, werd opgeluisterd door het franeker muziekgezelschap Harmonie, dat weder als altijd getoond heeft het zijne tot de feestvreugde te willen bijdragen, die dan ook tot aller genoegen is afgeloopen.’

De krant had zelf ook een voorspelling: ‘Mag en kan met regt onder de vele volksvermaken het kaatsen als een der schoonste en onschuldigste gerangschikt worden, het is dan ook te wenschen dat dit bekende friese volksvermaak, dat zich als ’t ware alleen op de kleigronden bepaalt en aldaar schijnt t’ huis te behooren, elders de belangstelling moge opwekken.’

Buiten Friesland zou het kaatsen echter nooit echt aanslaan, behalve in regio’s waar relatief veel Friezen woonden. Maar met de buitengewone kaatspartij, die al snel P.C. werd genoemd naar de organiserende Permanente Commissie, ontstond een traditie zonder weerga.

’t Sjûkelân

De P.C. is bijzonder belangrijk voor de ontwikkeling van zowel de Friese als Nederlandse sport. ’t Sjûkelân speelt hierin een belangrijke rol, maar nog niet bij de eerste editie van de P.C. in 1854 op een terrein even buiten de Oosterpoort van Franeker, het Oud Kaatsveld.

Alhoewel in 1854 de kaatstraditie van de P.C. begon is het kaatsen al veel ouder. De oudste melding komen vanuit Frankrijk, waarna het onduidelijk is of er een eenduidige ontwikkeling van deze balsport is geweest of dat het op verschillende plekken onafhankelijk van elkaar is ontstaan. In de Nederlandse gebieden is hiervan in ieder geval vanaf 1431 sprake. Jan van den Berghe uit Bruggen bracht toen het werk Dat Kaetspel ghemorlizeert uit.

Kaatsen werd al snel één van de meest populaire vermaken in de Nederlanden, net als andere volksvermaken als beugelen, kolven en klootschieten. Ook de elite stortte zich op het kaatsen, zoals de Bourgondische landheer Filips de Schone. Door zijn liefhebberij liep het met hem wel slecht af, zo toonde kaatshistoricus Pieter Breuker aan met oude tekstfragmenten. Na een verhit potje in de zon in 1506 zocht Filips verkoeling in veel ijs, ‘welke hem zoodanige ontsteltenis verwekte, dat hy van eene kwaadaardige koorts aangetast binnen weinige dagen in ’t graf raakte’.

Volkssport

Opvallend aan het kaatsen is dus dat het niet alleen geliefd was bij de elite, maar in de loop der tijd ook bij de sociale lagen daaronder. Maar de verschillende bevolkingsgroepen speelden wel ieder op hun eigen plekken volgens hun eigen regels, zo die al werden toegepast.

Zij die het zich konden veroorloven legden hun eigen afgesloten banen aan, waar in alle rust gespeeld kon worden. Filips de Schone bijvoorbeeld liet rond het jaar 1500 in Den Haag een baan bouwen op de plaats waar de Ridderhof van de Hollandse graven, nu het Binnenhof, staat. Het volk daarentegen speelde juist in de buitenlucht en zonder al te veel spelregels. Zij kozen onder meer voor geïmproviseerde speelvelden bij openbare gebouwen, omdat de bal goed en ver kon worden opgeslagen vanaf een nabijgelegen verhoging als een dak. Hele hordes renden schoppend, vloekend en slaand achter de bal aan, met voor de winnaar prijzen als drank en geld. Deze bijeenkomsten liepen door de grootschalige en ongeordende aanpak vaak uit op massale vechtpartijen en confrontaties met het gezag.

Dergelijke taferelen ontstonden bijvoorbeeld ook bij het oervoetbal in Engeland in dezelfde tijd. Hele dorpen streden tegen elkaar in wedstrijden, die dagen konden duren. Grote groepen trokken dwars door de dorpen of over vruchtbare akkers en veroorzaakten overlast en schade.

In de negentiende eeuw veranderde er iets fundamenteels toen die oude vermaken en ongeregelde wedstrijden meer en meer werden gereglementeerd – het begin van kaatsen als sport. De deugd van de prestatie werd aangevuld met de deugd van de sportiviteit.

In Groot-Brittannië was het onderwijs – de internaten – de gelegenheid bij uitstek om de regels, de sportiviteit en het accepteren van verlies aan te leren. In Duitsland gebeurde dat bij voorkeur in de turnvereniging, waarin naast lichamelijke oefening ook de romantische vorm van het Duitse nationalisme werd gepraktiseerd.

De militaire autoriteiten interesseerden zich ook voor de jonge sport als vorm van oorlogsvoorbereiding en mengden zich daarom actief in de sportorganisaties. De verschillen tussen een Duitse turnvereniging en het Pruisische bataljon waren zo niet al te groot.

In Duitsland ontwikkelde Friedrich Ludwig Jahn begin negentiende eeuw het turnen en de gymnastiek als lichaamscultuur om zijn land weerbaarder te maken tegen het Frankrijk van Napoleon. De Franse initiatiefnemer van de moderne Olympische Spelen, Pierre de Coubertin, verkende in 1883 de Britse kostschool in Rugby op hun sportonderwijs en sportprestaties, omdat Frankrijk – in de behoefte aan revanche na zijn nederlaag van 1870 tegen Duitsland – een sterker leger moest kweken. Met lede ogen zag hij de lichamelijke en geestelijke weerbaarheid van de jongeren in zijn land in uiterst slechte staat verkeren en zette zich daarom extra hard in voor de moderne sport. Sport werd door deze mensen dus ook, misschien zelfs vooral, gezien als manier om het vaderland in oorlog te dienen.

De opkomst van de moderne sport veranderde het aanzien van vermaken als kaatsen, maar ook van schaatsen, beugelen en klootschieten. Er kwamen steeds meer universele spelregels, en er werd per land of zelfs op internationaal niveau een overkoepelend orgaan in het leven geroepen dat dit allemaal organiseerde. Door die uniforme regels groeiden de verschillende spelopvattingen naar elkaar toe, omdat een team niet op zijn eigen manier ten strijde kon trekken tegen een tegenstander met andere regels.

De moderne sport masseerde de lokale verschillen weg, bracht één standaardregel en op de lange termijn een sportvocabulaire, dat door alle beoefenaars werd begrepen. Een Nederlandse en een Argentijnse voetballer kunnen tegen elkaar spelen, zonder elkaar te kunnen verstaan.

Franeker Kaatspartij

Ook het kaatsen kwam in de greep van de nieuwe sportbeweging. In de negentiende eeuw maakte de gegoede burgerij zich steeds meer zorgen over de ruwe levensstijl van de lagere klasse, ook over hun beoefening van het kaatsen in een stofwolk met veel alcohol. Daarom werd in 1853 door vijf notabelen de Franeker Kaatspartij opgericht, die al snel bekend werd als de Permanente Commissie, de PC.

Deze Commissie ontwikkelde regels en nam de organisatie van de jaarlijkse kaatswedstrijd op zich. Op die manier hoopte ze de neergang van het kaatsen tegen te gaan. “Eenvoudige werklieden” moesten zich ontwikkelen tot fatsoenlijke burgers door de deugd van de sportiviteit en het fair play te verbreiden.

Tradities

De PC en ’t Sjûkelân zijn nu een bolwerk van tradities De PC wordt gehouden op de vijfde woensdag na 30 juni. Die dag, om precies acht uur ’s ochtends, leest de voorzitter van de PC in de Koornbeurs in Franeker zijn toespraak van drie kwartier voor, natuurlijk in het Fries. Om 9 uur start de rijtoer naar ’t Sjûkelân, met de winnaar van de PC van het jaar daarvoor, de scheidsrechter en de Permanente Commissie.

In die tradities, en vooral in de ontstaansgeschiedenis hiervan, herkennen we nog meer het typisch Friese karakter. ‘Vanaf 1860 valt de PC op de bekende vijfde woansdei na 30 juni,’ schreef de sporthistoricus Pieter Breuker. ‘De reden is interessant: de PC-commissie hield bij de nieuwe datum rekening met “de belangen harer neringdoende Stadgenooten” en koos voor een dag in de “zomerkermis”. De keuze viel op de woensdag, waarvoor ik twee redenen kan geven: het gelovige deel van de stad en de bezoekers nam geen aanstoot aan die dag (geen “zondagontheiliging”) en de overwegend agrarische bevolking had zo rond de eerste augustus op die doordeweekse dag wel tijd om te komen: Franeker vormde het centrum van een akkerbouwgebied en juist in de hoogzomer was er relatief weinig te doen op de boerenbedrijven.’

Meteen na de finale is de prijsuitreiking. Een anonieme commissie kiest de Koning, de beste speler van het winnende team. Die ontvangt de Koningsbal, en is tot de volgende PC de ongekroonde koning van Friesland. ’t Sjûkelân is zo de geboorteplaats van een nieuwe koning. Bij de volgende PC zit de heersende koning in de koets, en levert voor aanvang zijn Koningsbal en daarmee zijn eretitel weer in. Ook wordt het Lofdicht, dat voor elke koning wordt geschreven door de dichter van de PC, verspreid via de wedstrijdlijst van het nieuwe jaar. Ook in het Fries natuurlijk.

’t Sjûkelân, kaatsen en de oudste sportklassieker van Nederland hebben zich ontwikkeld in een curieus web van mythes, tradities, gebruiken, eigenzinnigheid, geschiedenis en toekomst. Het is ontstaan in het hart van de Friese samenleving en heeft zich hieraan aangepast en haar beïnvloed. Het is de historie van een regio, een provincie, van Nederland, cultuur en ook nog eens sportgeschiedenis.

Dat bleek ook op 30 november 2005 toen de baar van De Napoleon van de Kaatskeizers op ‘t Sjûkelân stond. Ruim 1200 mensen namen daar afscheid van Hotze Schuil, de beste kaatser van de twintigste eeuw. Op 81-jarige leeftijd was deze levende legende uit Harlingen in zijn slaap overleden.

De dood van Schuil was voor één keer belangrijker dan de kaatstradities. Voor één dag was de kaatser groter dan de sport, omdat het einde van Schuil het einde van een tijdperk betekende. Hij deed 26 keer mee aan de PC en won zes keer. Ook zeven tweede en vijf derde plaatsen waren zijn deel, waarmee hij de lijst aanvoert van meest gedecoreerde deelnemer aan de PC ooit.

Sinds 1854 is de PC slechts vier keer afgelast. In 1859 was er te weinig geld en was het ook nog eens slecht weer; in 1866 woedde de cholera en in 1943 en 1944 heerste er oorlog. Een sporttraditie zonder weerga, maar buiten Friesland amper bekend.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.