Dirk Stikker was directeur van Heineken, leider van de VVD, baas van de NAVO én onze badmintonpionier
Dirk Stikker wordt in de geschiedenisboeken vermeld als Heineken-directeur, toonaangevend VVD-politicus en secretaris-generaal van de NAVO. Het enige wat wordt vergeten, is dat hij een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van badminton.
Dirk Stikker in 1964 op Schiphol, foto Harry Pot via het Nationaal Archief
De racketsport badminton werd in Nederland aanvankelijk vooral door tennissers beoefend, omdat het ideaal was als vervanging in de koude wintermaanden. Het was dan ook de tennismedewerker van het Algemeen Handelsblad, die in de herfst van 1930 als één van de eerste hierover enkele artikelen schreef.
‘Badminton wordt in ons land reeds eenige jaren gespeeld,’ wist hij te melden. Hij had verder ontdekt dat het enkele jaren eerder in Amsterdam voor de eerste keer werd beoefend op een badmintonbaan ‘in het groote gebouw van de RAI’. Dit begin was wel moeilijk, schreef hij erbij, want ‘tot werkelijke beoefening is het daar, zoover we weten, niet gekomen.’
Elders in het land ging het gelukkig beter met de ontwikkeling van badminton. ‘Vergissen we ons niet, dan is het reeds eerder in Brabant beoefend, doch in Leiden beoefenden enkele bekende spelers uit de tenniswereld het spel geregeld eens per week.’ Daarnaast doken de liefhebbers op in Schiedam, die wedstrijden speelden tegen een club uit Rotterdam, ‘meerendeels bestaande uit Engelsche handelsmenschen’.
Alhoewel er verder onderling amper contact was, groeide de sport overal. ‘Zijn er misschien telepathisch-sportieve gevoelens aan het werk, die oorzaak zijn, dat er op verschillende plaatsen en geheel onafhankelijk van elkaar aandacht bestaat voor een nieuw spel (nieuw voor Nederland dan) zonder dat er een bepaalde aanleiding bestaat dat dit gelijktijdig gebeurt?’
Hoe dan ook: ondanks de valse start in Amsterdam werd de badmintonsport in de jaren dertig in rap tempo populair in Nederland. ‘Wie den smaak eenmaal te pakken heeft, speelt in de wintermaanden niets anders meer, badminton fascineert, gelijk golf, maar het is veel goedkooper, en zet de poriën van de huid een beetje meer open!’
Badmintonkampioen wordt NAVO-baas
Zo werden in maart 1931 de eerste landelijke competitiewedstrijden georganiseerd, in Noordwijk. Een lokale sportjournalist voorspelde toen dat er spoedig een nationale badmintonbond zou komen. En jawel: nog op 15 november werd deze daadwerkelijk opgericht.
Die organiseerde het jaar erop het eerste nationale kampioenschap, met Dirk Stikker als opvallende winnaar van het herendubbelspel – samen met J. Woltman. Stikker werd later vooral beroemd als directeur van Heineken, voorzitter van de VVD, minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal van de NAVO. De Alliantie meldt er alleen niets over, net zomin als de VVD en het Parlementair Documentatie Centrum.
Jammer, want deze aanwezigheid van Stikker is heel kenmerkend voor de begintijd van de badmintonsport, omdat hij ook – en dat staat dan weer wél in zijn biografie – voorzitter was van de Noordwijkse Tennisclub.
Zaaltennis
Tennis en badminton hadden echt een heel warme band, zag ook dagblad Het Vaderland bij wedstrijden in 1931: ‘Wij merkten o.a. de heeren Scheurleer en Timmer op.’ Beide heren waren in die tijd toonaangevend in de internationale tenniswereld: Scheurleer als coach van de legendarische Kea Bouman, die als eerste Nederlandse tennisser een Grand Slam won, en Timmer als de tennispartner van Bouman in het gemengde dubbel. De band tussen deze twee disciplines ging zo ver dat enkele taalpuristen het woord zaaltennis introduceerden – gelukkig zonder resultaat.
De tennissers konden zo het hele jaar in beweging blijven. Bij de oprichting van een Amsterdamse badmintonclub in 1930 stond er letterlijk in het krantenverslag: ‘Het is een prachtige gelegenheid voor tennissers om, zij het dan in eenigszins gewijzigden vorm, hun sport des winters te kunnen beoefenen.’
Pas een jaartje of dertig later werd badminton meer met het zomerse leven in verband gebracht: strand, camping en zon. ‘Tenminste,’ constateerde het Leidsch Daglad in 1965, ‘als de wind zich enigszins op de vlakte wil houden’. Gelukkig is er in die halve eeuw daarna niemand op het idee gekomen om deze sport voortaan dan maar strandtennis te noemen.