De doorbraak van het Nederlandse hockey hebben we vooral aan Rein de Waal te danken
De Amsterdamse hockeyer Rein de Waal werd geboren op 24 november 1904. Hij leidde zowel zijn club als het nationale team naar sportieve hoogtepunten, vooral op de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam.
Op 26 april 1928 betraden een Amsterdams selectieteam en het elftal van Brits-Indië het Olympisch Stadion voor het spelen van een proefhockeywedstrijd. Het was achter gesloten deuren met slechts dertig mensen van het organisatiecomité van de Spelen van 1928 en wat officials. ‘Zelfs geen fotograaf mag zijn onbescheiden toestel daar binnenvoeren,’ schreef De Revue der Sporten, die gelukkig wel een schrijvende medewerker stuurde. Zo weten we dat de Amsterdammers binnen drie minuten met 2-0 achterstonden om uiteindelijk met 15-2 te verliezen. ‘Hun samenspel en balbehandeling,’ oordeelde De Revue over Brits-Indië, ‘waren zoo af en volmaakt, dat er voor de Amsterdammers geen houden aan was.’
Het was daarmee de eerste wedstrijd ooit in het Olympisch Stadion, drie weken voordat het Nederlandse hockeyteam de Olympische Spelen van 1928 opende met een overwinning op Frankrijk. Zowel officieel als officieus werd het Olympisch Stadion daarmee geopend met hockey. In beide wedstrijden speelde Rein de Waal mee, die door de Sportencyclopaedie in 1951 met terugwerkende kracht werd uitgeroepen tot ‘de meest bekende hockeyspeler van de Nederlandse velden’.
Tekening van het Nederlandse hockeyteam, bewaard in het Stadsarchief Amsterdam
Recordinternational wereldwijd
De Waal speelde sinds het seizoen 1925/26 in het eerste van Amsterdam. Zijn debuut als international was op 6 november 1927 tegen Duitsland, waarmee hij de basis legde voor een opmerkelijk wereldrecord: toen De Waal op 5 mei 1940 zijn zestigste en laatste interland speelde was er geen hockeyer ter wereld die vaker het nationale shirt had gedragen dan hij. Sterker: van alle interlands van Nederland tot dan toe had De Waal er slechts tien gemist!
Tijdens de Spelen van 1928 in Amsterdam won Nederland onder zijn leiding de zilveren medaille. In de finale werd weliswaar verloren van – opnieuw – Brits-Indië, maar ditmaal slechts met 3-0. Niet erg, vond De Waal: “Geweldige goochelaars, zoodra ze een hockeystick in hun handen hebben. En verder, zonder stick, aardige kerels om mee om te gaan.”
Dankzij deze finaleplaats werd hockey een bekende sport in ons land. In de jaren erna werden er méér nieuwe clubs opgericht dan in vóór de Olympische Spelen. Zo zorgde Rein de Waal ervoor dat zijn sport een stuk populairder werd.
Karikatuur uit 1927
Door de vriendschappelijke banden met de Indiërs leerde De Waal zelfs erg veel, waar zowel Amsterdam als Oranje lang plezier van heeft gehad. ‘Neem Rein de Waal uit de verdediging van het nationale hockeyteam en . . . . er gebeurt iets,’ zoals De Revue der Sporten in 1936 schreef – vlak voordat De Waal het Nederlandse team naar een bronzen olympische medaille leidde.
Zijn afscheid als international was vijf dagen voor de Duitse inval. Na de oorlog keerde De Waal terug als bondscoach en haalde zo in 1952 opnieuw olympisch zilver. Zijn grootste deceptie volgde vier jaar later toen Nederland op het laatste moment de Spelen boycotte uit protest tegen de Russische inval in Hongarije. De Waal had toen zijn zinnen gezet op goud, maar heeft die kans nooit gekregen.
Lau Mulder speelde in die tijd voor Oranje. “Wat De Waal als coach zo uniek maakte, was niet alleen het feit dat hij zoveel verstand van het spel had, niet alleen de sfeer die hij kweekte, maar vooral de interesse in de mens zelf, wat zijn hockeyers deden in het dagelijks leven en hen daarin stimuleerde.”
In 1985 overleed De Waal, tachtig jaar oud.