De vergeten oorlogsslachtoffers van de Nederlandse hockeyploeg van 1928
Tijdens het EK Hockey plaatsen wij elke dag een verhaal over deze sport. Vandaag over de drie Nederlandse hockeyinternationals van 1928, die in de oorlog werden vermoord: Jan Ankerman, August Kop en Emile Duson.
Jan Ankerman, August Kop en Emile Duson
In alle terugblikken op Amsterdam 1928 hoort het Nederlandse hockeyteam, omdat er toen zilver werd gewonnen achter Brits-Indië. Ook het goud van de Nederlandse turnvrouwen komt dan voorbij, inclusief het droevige nieuws dat een groot aantal van deze sportvrouwen later werd vermoord in de Tweede Wereldoorlog, samen met coach Gerrit Kleerekoper.
Dat er ook drie hockeymannen van 1928 tijdens de oorlogsjaren zijn omgekomen, is dan weer onbekend. Een overzicht.
Emile Duson
Kort na de Olympische Spelen vertrok Emile Duson vanuit Amsterdam naar Indië en zorgde daar voor een opleving van zijn sport. ‘En dat is maar goed ook,’ schreef De Sumatra Post in 1933. ‘Zoodoende behouden wij hier ter Oostkust tenminste één sport die de moeite van het aanzien waard is.’ Samen met enkele andere Nederlandse hockeyers richtte hij in 1930 de Medansche Hockey-Club op, waar hij ook bestuurswerk zou verrichten.
Tijdens de Japanse invasie van Sumatra vocht Duson bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, de KNIL. Op 15 maart 1942 werd hij bij Tiga-Roenggoe door de Japanners geëxecuteerd, samen met 25 andere slachtoffers. Op 20 juli 1949 was de herbegrafenis op het Ereveld Noord-Sumatra in Medan.
Op het oorlogsmonument van hockeyclub Amsterdam wordt de naam van Duson niet genoemd, ook al speelde hij namens deze club mee op de Olympische Spelen – wellicht vanwege zijn vertrek naar Indië. Wel is hij vastgelegd op de gedenksteen van Het Amsterdams Lyceum, ‘ter nagedachtenis aan onze docenten en oud-leerlingen die in de strijd tegen de tyrannie het offer van hun leven brachten in de jaren 1940-1945.’ In 2017 kreeg Duson postuum het Mobilisatie-Oorlogskruis ‘als blijk van respect en waardering voor zijn inzet in buitengewoon moeilijke omstandigheden’.
Het Nederlandse hockeyteam van 1928
August Kop
August Kop speelde als hockeyer bij HC Bloemendaal. De zilveren medaille van 1928 was het hoogtepunt in zijn sportieve leven, zo schreef zijn zoon prof. ir. J.H. Kop in 2013, die verder bestond uit atletiek en roeien. Een klein jaartje na de Spelen trouwde hij met Elisabeth (Bep) van Bremen. Ze kregen twee kinderen.
Als specialist in de landbouwscheikunde ging Kop in 1929 naar Oost-Java als werknemer van in het laboratorium van de suikerfabriek Goenoeng Sari. In zijn verdere loopbaan werkte hij verder voor de Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam, eerst als planter en daarna als hoofd van het laboratorium op de rubberonderneming Liberta op Sumatra.
De Tweede Wereldoorlog onderbrak dit leven ruw, want Kop werd om de drie weken opgeroepen als landstormsoldaat. Het beviel hem erg slecht, aldus zijn zoon in zijn terugblik. Eind 1941 moest hij zelfs permanent in dienst in de strijd tegen Japan. Zijn sportieve vaardigheden gebruikte Kop bij het werpen van granaten, met dezelfde techniek als eerder bij het kogelstoten en speerwerpen.
Na de overgave op 28 maart 1942 kwam Kop in gevangenschap in het kamp Gloegoer bij Medan. Daarna werd hij onder vreselijke omstandigheden als dwangarbeider ingezet bij een spoorweg op Midden-Sumatra, zonder voldoende voedsel, zonder klamboe en zonder medicijnen. In de nacht van 30 april op 1 mei 1945 kwam hij door uitputting en ziekte om het leven. Zijn lichaam ligt sinds 27 juni 1950 op het Ereveld “Leuwi Gajah” op West-Java.
Jan Geert Ankerman
Jan Geert Ankerman speelde namens het Haagse H.D.M. mee in Oranje, waarvoor hij vijftien keer in actie kwam. Zijn debuut was in 1927 tegen België. Als middenvelder kreeg hij goede kritieken, zoals in het sporttijdschrift De Corinthian, gezaghebbend in de hockeywereld. ‘Wij hebben van het begin tot het einde sportief gevochten in fairen strijd,’ schreef het blad over Nederland in de verloren olympische finale van 1928. ‘Ankerman, niet al te snel, was weer de pushingman achter zijn rechtervleugel. Zijn kalme tactische wijze van aangeven met listige pushes verdient vermelding.’
Op 22 november 1929 trouwde hij in Den Haag met Viola von Boronkay, oorspronkelijk uit Hongarije afkomstig. Het stel liep door een erepoort van hockeysticks. Meteen daarna vertrok het stel naar Nederlands-Indië, waar in 1931 hun eerste kind werd geboren, in Soerabaia. De Hockeybond betreurde het afscheid van één van de beste hockeyers van het land. ‘Hij was ongetwijfeld dé speler in Holland die het meest van de Britsch Indiërs geleerd heeft,’ schreef het huisblad van de bond treurig.
In Indië werd de familie Ankerman uit elkaar getrokken door de Japanners. Viola en de vier kinderen zaten in kamp Moentilan op Java, die, volgens gegevens op de website Japanseburgerkampen.nl, het allemaal hebben overleefd. Jan kwam door ziekte om het leven in Rangoon, Birma. Door zijn interneringskaart weten we dat hij op 9 april 1942 gevangen werd genomen als Eerste Luitenant, werkzaam op de Artillerie Constructie Werkplaats. Op 27 december 1942 werd officieel dysenterie bij hem geconstateerd, waaraan hij nog dezelfde dag overleed om 10.45 uur.
Pas na de oorlog in zowel Europa als Azië bereikte dit droevige nieuws Nederland. Op 3 oktober 1945 stond de rouwadvertentie in Het Parool. ‘Heden ontvingen wij de droeve tijding, dat 27 Dec. 1942 te Rangoon is overleden, onze geliefde Zoon, Broeder, Behuwdbroeder en Oom Ir. JAN GEERT ANKERMAN in den ouderdom van 37 j.’