Het jubileum dat niemand viert: 125 jaar hockey in Den Haag
Op 14 november 1897 was er een hockeydemonstratie op Landgoed Clingendaal. Het was het begin van deze sport in Den Haag, met dank aan Arnoud Nicolaas Justinus Maria baron van Brienen van de Groote Lindt.
Landgoed Clingendaal halverwege de 19e eeuw. Afbeelding via het Haags Gemeentearchief
De eerste hockeywedstrijd in Nederland was in 1892 in Amsterdam, georganiseerd door de Amsterdamse Hockey & Bandy Club, toen piepjong. Er was nog niet bepaald sprake van een doorbraak, want pas in 1895 kwam in Haarlem de tweede hockeyclub van het land. In 1898 werd de Nationale Hockeybond opgericht, die volgend jaar dus zijn 125e verjaardag viert.
Het was ook in dat laatste decennium dat het hockey in Den Haag begon. Vandaag exact 125 jaar geleden was er op Landgoed Clingendaal een demonstratiewedstrijd tussen de Haarlemsche Hockey- en Bandyclub en een studentenelftal.
Baron van Brienen van de Groote Lindt
Het landgoed was eigendom van Arnoud Nicolaas Justinus Maria baron van Brienen van de Groote Lindt, een bekende naam uit de sportwereld van die tijd. Zijn naam dook al in 1881 op in de aankondiging van een ‘programma der wedloopen’ op de hei tussen Bussum en Hilversum. Op zijn landgoed lag een renbaan, waarmee zijn connectie met de Nederlandsche Harddraverij en Renvereeniging – oprichtingsjaar 1880 – ook is verklaard. Tot aan zijn dood in 1903 was hij de voorzitter. De vergaderingen waren op zijn landgoed.
De baron bracht verschillende werelden bij elkaar, waar de sport van profiteerde. In augustus 1892 bijvoorbeeld stelde hij zijn landgoed open voor een diner gegeven vanwege de Internationale Sporttentoonstelling in Scheveningen, het eerste grote sportevenement in ons land. Onder de aanwezigen wemelde het van de ministers, militairen, baronnen én sportpionier Pim Mulier.
En dan had hij nog contacten met het Koninklijk Huis. Hij was bevriend met Willem van Oranje – Nassau, de oudste zoon van koning Willem III en dus de kroonprins. Na de dood van de prins in 1879 speelde Van Brienen een rol bij de begrafenis. In 1888 werd Van Brienen benoemd tot de Raad van Voogdij over prinses Wilhelmina. Tot slot was hij Kamerheer van koning Willem III en koningin Wilhelmina, waarvoor hij werd benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau
Opgang
De baron legde ook de basis voor het hockey in zijn stad. Niet zozeer de uitslag van de wedstrijd deed ertoe, aldus het tijdschrift Nederlandsche Sport in zijn verslag, ‘als wel om in Den Haag het hockeyspel te introduceeren en opgang te doen vinden.’
Omdat er nog geen Haags team bestond, werden de Haarlemmers uitgenodigd. Volgens Nederlandsche Sport was het hockey daar zelfs zo populair dat het een grote concurrent was geworden van het voetbal. ‘Elke straat of plein heeft te Haarlem haar eigen Hockeyclub, zoodat de wandelaars ’s Zondags, zich een weg moeten banen door een reeks van Hockeywedstrijden.’
Onder de studenten waren spelers die pas voor de eerste keer meededen aan een hockeywedstrijd. ‘In den aanvang geleek het spel minder op Hockey dan wel op het krijgertje spelen van vliegen om ’t onderste punt van een kroon; tien menschen tegelijk waren steeds om den bal vereenigd, wier streelingen den bal echter niet veel verder brachten; na een half uur was er reeds verandering te bespeuren, zoodat op het laatst zelfs werkelijk goed spel werd gegeven.’
Ondanks de enorme verschillen in ervaring wonnen de Haarlemmers slechts met 5-3. Zoals gezegd was de uitslag niet zo belangrijk, omdat vooral de bedoeling was om het hockey naar Den Haag te brengen. En dat is nog gelukt ook, blijkt uit dezelfde editie van Nederlandsche Sport. ‘De Haagsche Hockey Bandy Club heeft zich geconstitueerd onder bestuur der heeren Mr. N. A. M. van Aken, president; Mr. M. H. van Oosterzee, vice-president; Jhr. Mr. H. E. E. Röell, secretaris; Jhr. R. Stoop, penningmeester; J. D. P. ten Bosch, commissaris van het materieel, en Mr. C. Feith, captain.’
Landgoed Clingendaal bleef in de begintijd de speellocatie, met toestemming van de baron.