Het Nederlandse hockey speelde jarenlang met een zachte hockeybal
Tijdens het EK Hockey plaatsen wij elke dag een verhaal over deze sport. Vandaag over de hockeybal, want Nederland speelde lange tijd met een zachte oranje bal. Dat witte harde ding was veel te gevaarlijk.
Bij de oprichting van de Nederlandse Hockeybond in 1898 sloot ons land zich nog aan bij de internationale regels. Tien jaar later was het inmiddels een stuk ingewikkelder geworden omdat de Nederlandse en internationale regels dwars door elkaar heen werden gebruikt – twéé varianten van dezelfde sport! In 1909 maakte de Hockeybond hieraan een einde door alleen nog maar de Nederlandse regels te hanteren.
Dat betekende dat het werd toegestaan om met gemixte teams van mannen en vrouwen te spelen, net als in het korfbal. De strafcirkel werd afgeschaft. De hockeystick had twee platte kanten. En de harde witte bal werd vervangen door een zachte oranje speelbal – de zogenaamde Scheurleerbal. Dit besluit werd genomen omdat de bond de internationale regels te gevaarlijk vond voor Nederlandse spelers.
Het directe gevolg was dat het Nederlandse hockey in een internationaal isolement terecht kwam. Voor de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen sloeg de Hockeybond zelfs de uitnodiging af omdat we de spelregels voor dit evenement niet meer beheersten, zo maakte de Nederlandschen Hockey en Bandy Bond enkele maanden voor aanvang officieel bekend.
Sportieve burgeroorlog
Binnen de Nederlandse hockeywereld was alleen niet iedereen het eens met deze nationalistische koers en zo ontstond er een langdurige loopgravenoorlog over de spelregels. In de nationale hockeygeschiedenis staat die tijd bekend als De Lijdensweg, met een sportieve burgeroorlog tussen progressieve spelers uit Hilversum en Amsterdam en het conservatieve Den Haag. Deze sport gedroeg zich steeds meer als een sekte en was daarom onbekend bij het grote publiek. De Nieuwe Rotterdamsche Courant omschreef deze situatie treffend op 8 november 1913: ‘Men speelt hier een soort hockey van eigen maaksel.’
In aanloop naar de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam kwam het conflict tot een kookpunt, want met die Nederlandse regels kon het eigen nationale team niet eens meedoen aan het olympische hockeytoernooi in eigen land.
Dat zou een afgang zonder weerga zijn en daarom experimenteerde de Hockeybond op 14 april 1925 in het Amsterdamse Stadion met de internationale regels in een wedstrijd tussen Amsterdam en Nottingham. Met succes: ‘Het Bondsbestuur is door het vertoonde internationale spel in zijn overtuiging gesterkt, dat deze speelwijze het hockeyspel tot veel hooger plan verheft en ongetwijfeld den weder-opbloei onzer sport zal bevorderen. Het Bondsbestuur wenscht dan ook de beoefening van het internationale spel voortgang te doen vinden.’
Revolutie
Zestien jaar na het verbod op de hockeybal keerde die weer terug op de Nederlandse velden. Zo kon ons land eindelijk weer aan internationale hockeytoernooien meedoen, en dus ook aan de Spelen in Amsterdam. De sportieve revolutie die daarop volgde is uniek, want vanuit een internationaal isolement stond ons land binnen drie jaar in een olympische hockeyfinale. Dat het ongenaakbare Brits-Indië die met gemak won, was bijzaak.
En ook het publiek ontdekte zo opeens het hockey, want bij die finale waren ongeveer 40.000 toeschouwers – volgens De Haagsche Courant de best bezochte hockeywedstrijd ter wereld tot dan toe! En zelfs in 2021 is dat nog steeds de best bezochte hockeywedstrijd op Nederlands grondgebied.
Daarom een wijze les voor de Hockeybond: verbied nooit meer de hockeybal.