Esther Vergeer: “Sport is een spiegel van wie we willen zijn als samenleving”
Tijdens de Nationale Sportherdenking was Esther Vergeer één van de sprekers. Ze legde een krans, samen met Jan Siemerink.
Esther Vergeer tijdens het leggen van kransen. Foto Bastiaan Heus / Comité Nationale Sportherdenking
Vandaag staan we hier stil. In stilte, maar met een hart vol herinnering. Ieder op zijn eigen manier, en in zijn eigen tijd.
We herdenken sport, hoe dit een rol heeft gespeeld in ons eigen leven. Met hopelijk heel veel mooie momenten, en waarschijnlijk ook wat minder mooie momenten – groot of heel klein. Maar sport deed en doet wat met ons.
Ik heb de enorme kracht van sport mogen voelen
We herdenken ook vandaag natuurlijk allen die door oorlog, vervolging en haat zijn omgekomen. Onder hen ook sporters — mensen voor wie sport een bron van kracht en identiteit was, maar wiens leven abrupt werd afgebroken.
We denken aan Joodse sporters, aan Roma, verzetsstrijders, gehandicapten sporters. Mensen die hun plek op het veld verloren, hun stem op de tribune verloren, hun plezier in sport verloren, en wellicht hun toekomst in het leven verloren. Velen van hen keerden nooit terug. Niet thuis en niet op het sportveld.
Vandaag staan we hier, bij het Olympisch Stadion. Een plek die symbool staat voor sport, voor topprestaties, voor verbondenheid, plezier. Maar dit stadion kent ook een andere geschiedenis.
Tijdens de bezetting werd het ingenomen door de Duitse bezetter. Sport maakte plaats voor militair gebruik. En net als op zoveel andere plekken in het land, werden ook hier Joodse sporters buitengesloten. Zij mochten niet meer deelnemen. Hun verenigingen verloren hen — soms uit angst, soms door dwang. Soms speelden zij hier hun laatste wedstrijd, voordat ze werden gedeporteerd. Het is een pijnlijk, maar noodzakelijk deel van de geschiedenis dat we onder ogen moeten blijven zien.
Herinnering krijgt pas echt betekenis, als we er iets mee dóen
En vandaag wil ik ook stil blijven staan bij een groep die soms vergeten wordt: mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap. Voor hen was sport in die tijd vrijwel onbereikbaar. In een samenleving die vooral keek naar kracht en prestatie, stonden zij aan de zijlijn.
Tijdens de oorlog werden zij zelfs actief vervolgd. In nazi-Duitsland — en ook daarbuiten — werden mensen met een beperking systematisch vermoord onder het zogeheten T4-programma. Ze werden niet gezien als mensen die mochten bestaan, laat staan als mensen die mochten sporten.
En toch is sport juist datgene wat voor zovelen van ons het verschil maakt. In 1948 organiseerde Sir Ludwig Guttman, een neuroloog uit Engeland, de International Wheelchair Games – de voorloper van de Paralympische Spelen. Guttman hoopte op deze manier de kwaliteit van het leven van de gewonde militairen uit de Tweede Wereldoorlog te verbeteren. Vier jaar later deden ook Nederlanders mee, en zo zijn de Paralympische Spelen ontstaan.
Ik heb de enorme kracht van sport mogen voelen. De kansen, de verbondenheid, de trots. Ik heb het geluk gehad om deel te nemen aan vier Paralympische Spelen. Om te mogen presteren, groeien, falen, vieren — samen met anderen. En juist daardoor weet ik: wat ik heb mogen ervaren, was voor velen vóór mij ondenkbaar. Zeker in oorlogstijd.
Daarom voel ik vandaag ook dankbaarheid. Dat ik in een tijd en land leef waar sport toegankelijk is. Waar ruimte is voor paralympische sport, voor gelijkheid, voor inclusie.
Maar ik ben me er ook van bewust: dat is niet vanzelfsprekend. Er is ook nog steeds veel te winnen.
Sport en paralympische sport is opgebouwd op de schouders van hen die niet konden spreken, niet konden spelen, niet konden terugkeren. Vandaag herdenken we hen. In stilte, maar niet zonder stem.
We herdenken, opdat we blijven beseffen: sport is niet alleen spel. Het is een spiegel van wie we willen zijn als samenleving. En als we herdenken, dan doen we dat niet alleen met stilte, maar ook met een belofte: dat sport voor iedereen toegankelijk moet zijn en blijft.
Dat uitsluiting geen plek krijgt. Niet vanwege afkomst. Niet vanwege geloof. Niet vanwege beperking. Want herinnering krijgt pas echt betekenis, als we er iets mee dóen.