Ajax-doelman Heinz Stuy is recordhouder voor het leven
Precies een halve eeuw geleden won Ajax de eerste Europa Cup 1. Doelman Heinz Stuy was de betrouwbare keeper voor wie volkomen onterecht de bijnaam Heinz Kroket werd verzonnen.
Door Hans Janssen
Op 2 juni 1971 won Ajax de Europacup voor landskampioenen. In Londen, ten koste van het Griekse Panathinaikos. Niet als eerste club in ons land, want een jaar eerder was Feyenoord, tegen Celtic, de Amsterdamse aartsrivaal voorgegaan. Maar de vreugde in het Ajax-kamp na de 2-0 zege op Wembley was er niet minder om.
Een halve eeuw na dato kan Heinz Stuy er nog steeds van genieten, als de toenmalige keeper de beelden van de finale in de Engelse hoofdstad voor de zoveelste keer laat afspelen. Wat wil je, Stuy werd niet gepasseerd en zag Dick van Dijk en Arie Haan (ietwat gelukkig) scoren.
Toch zal de voormalige uitbater van Bar Bistro Provence in Driehuis ook met weemoed terugdenken aan het succes. Pak de elftalfoto er maar bij waar de spelers op staan die aan de ontmoeting met de bedwinger van Rode Ster Belgrado begonnen. Stuy, Johan Neeskens en Sjaak Swart zijn als enige van die finalisten nog in leven. Johan Cruijff, Dick van Dijk, Barry Hulshoff, Piet Keizer, Gerrie Mühren, Nico Reijnders, Wim Suurbier en Vélibor Vasovic zijn allen overleden. En ook is in de loop der jaren afscheid genomen van tal van leden uit de technische staf die Ajax toen naar de grote successen had geleid: Han Grijzenhout, Bob Haarms, Cees Koppelaar en uiteraard Rinus Michels.
Drie keer nul tegen
Terug naar die zomerse junidag in 1971 waar Ajax werd ondersteund door een Armada van tienduizenden aanhangers, onder wie de vader en schoonvader van Stuy. Hun ‘held’ kon niet bevroeden dat de 2-0 winst de opmaat was naar een onverslijtbaar record. Immers, ook in de twee hierop volgende seizoenen haalde Ajax, met de voormalige goalie van Telstar, de eindstrijd van het Europacup I-toernooi, won die en hoefde het beide keren geen treffer te incasseren. Tegen Inter Milan, in …Rotterdam, en tegen Juventus, in Belgrado, werd het respectievelijk 2-0 en 1-0.
En toch, toch is er altijd die scepsis geweest over de kwaliteiten van de nu 76-jarige Stuy. Nee, het was geen stijlvolle keeper als Jan van Beveren of een spektakeldoelman als Pim Doesburg. Stuy manifesteerde zich tijdens de periode van het Gouden Ajax als een zeer gedegen keeper, die zich niet makkelijk liet kloppen. Maar hij had toch een bijnaam? Inderdaad, Heinz Kroket. Stuy kan nog boos worden wanneer hij hiermee wordt geconfronteerd, al zal hij de laatste zijn om te ontkennen dat hij wel eens een bal losliet. “Waren de kroketten weer heet?”, hoorde hij vriend en vijand dan steevast roepen. Stuy, die viermaal werd geselecteerd voor Oranje maar nooit een haasje verdiende, werd er warm noch koud van. De in het laatste oorlogsjaar in Duitsland geboren Velsenaar verklaarde die hachelijke momenten door te stellen dat hij de bal bewust niet klemvast pakte, omdat hij eerst het effect uit de schoten wilde halen. Dat kan.
Rampjaar
En zeg nu zelf, hoe vaak hebben blunders of fouten van Stuy, het is maar net welk stempel je erop wil drukken, Ajax punten of een uitschakeling gekost? Nou ja, die ene avond in 1974 in de Kuip. Nee, niet met gastheer Feyenoord als tegenstander, maar tegen PSV. Het ging om de halve finale van het KNVB-bekertoernooi en die werd in die tijd op neutraal terrein gespeeld. Er leek voor Ajax niets aan de hand totdat Stuy tot twee keer toe de mist inging en Willy van der Kuylen in staat stelde om uit te groeien tot ‘matchwinner’ (1-2). Het was sowieso een rampjaar voor Ajax. In Stuy’s laatste seizoen als onbetwiste nummer één onder de lat in De Meer (en het Olympisch stadion) werd zijn club na drie bijna volmaakt succesvolle seizoenen Europees snel uitgeschakeld, leed ze dus een bekernederlaag tegen PSV en moest in de strijd om het landskampioenschap eveneens de eer aan de Eindhovense concurrent worden gelaten.
De laatste keer dat dat gebeurde, was in 1971, het seizoen dat de cup met de grote oren naar Amsterdam werd gehaald. Toen eindigde Feyenoord als eerste. De formatie van trainer Ernst Happel rekende in de voorlaatste speelronde in een rechtstreeks duel af met de Ajacieden, die zich in het kletsnatte Olympisch stadion lieten afbluffen en niet tot het uiterste leken te willen gaan, omdat een week later de tweestrijd met Panathinaikos op de agenda stond. En dat duel mocht zeker niet verloren gaan.
Door de 1-3 nederlaag kon Ajax de titel zo goed als op zijn buik schrijven; voor Stuy betekenden de doelpunten van Dick Schneider (twee) en Ove Kindvall ook een persoonlijke tegenvaller. Tot de klassieker leek hij op weg de minst gepasseerde keeper van de eredivisie in het seizoen 1970-1971 te worden. Die eer ging uiteindelijk naar Piet Schrijvers, zijn latere opvolger bij Ajax. Met hem onder de lat kreeg FC Twente slechts achttien tegentreffers. Ajax beëindigde de competitie met de doelcijfers 90-20, mede door een 4-1 verlies in de laatste speelronde bij Go Ahead.
En toch stond Stuy toen niet als keeper opgesteld. De toeschouwers in de Deventer Adelaarshorst snapten er niks van, voelden zich zelfs geschoffeerd nadat ze Sies Wever als doelman het veld zagen opkomen. Stuy begon als …spits. Uit een interview met hem in De Ajacied, het blad van de gelijknamige supportersvereniging van Ajax, die inmiddels is opgedoekt: “Dat ik als veldspeler meedeed, was een uitvloeisel van een weddenschap met Michels. Als ik er tegen Panathinaikos in zou slagen om de ‘nul’ te houden, dan zou ik tegen Go Ahead mee mogen voetballen.”
Stuy zal niet raar hebben opgekeken toen de opstelling bekend werd gemaakt. Een jaar eerder maakte hij ook al iets bijzonders mee met Michels. De ‘bul’ was boos over de kans die zijn ploeg had laten liggen om bij Telstar het landskampioenschap veilig te stellen. In Velsen werd het 1-1. Michels nam de puntendeling zo hoog op dat hij bij de volgende mogelijkheid (SVV thuis) drie sterkhouders op de bank liet zitten, onder wie Gert Bals. Zo mocht Stuy zich in het geel hijsen. Ajax won, scoorde achtmaal en kreeg, uiteraard, geen tegentreffer.
Botsing
Ruim een jaar later, in het afsluitende duel met Go Ahead, was er dus weer een verrassende positie voor Stuy weggelegd. Hij was zelfs nog dicht bij een doelpunt. Dat was nadat Gerrie Mühren een strafschop had gemist (wat hij anders nooit deed en wat ook alles zei over de wijze waarop Ajax deze wedstrijd was aangegaan). Bij zijn poging te scoren raakte Stuy niet de bal, maar wel Wim Suurbier. De rechtsback, die door Michels in de aanval was geposteerd, liep een gecompliceerde beenbreuk op en zou maanden uit de roulatie zijn. Gekscherend zei Suurbier over deze ongelukkige botsing in Voetbal International: “Ik denk dat Heinz niet in mijn buurt durft te komen. Maar het wat was natuurlijk rot voor die jongen. Het zal je maar gebeuren.”
Stuy zal zich best bezwaard hebben gevoeld, al was het domme pech. Over het mislopen van de prijs voor de minst gepasseerde keeper haalde hij in hetzelfde vraaggesprek met De Ajacied zijn schouders op: “Nou, ik kan me niet herinneren of dat zo was. En ik ben het bovendien toch een keer geweest (in het seizoen 1972-’73, red.).”
Bovendien mag hij met recht trots zijn op een andere mijlpaal. Stuy heeft het langst in competitieverband geen doelpunt om de oren gekregen. Welgeteld 1082 minuten aan één stuk. Kindvall was die mei-avond in 1971 de man die aan deze recordserie een eind maakte. In 1995 moet Stuy het even benauwd hebben gekregen toen Edwin van der Sar op de goede weg leek. De poging van de Ajax-goalie stokte bij 816 minuten.
Een kleine tien jaar later bleef PSV nog langer zonder tegendoelpunten (liefst 1159 minuten), maar de Eindhovense ploeg had hiervoor wel twee goalies nodig: Edwin Zoetebier en Heurelho Gomes. Kortom, het clubrecord heeft PSV sindsdien in handen; individueel gezien blijft Stuy niet te evenaren.