Co Adriaanse had dertig jaar geleden het Ajax-DNA al gevonden
Ajax zoekt naar zijn DNA. Co Adriaanse had dat in 1994 al gevonden. Dit verhaal stond eerder al op de app The George.
Ajax-supporters in 1995. Foto Ton van Rijk via het Stadsarchief Amsterdam
Het loopt niet zo lekker bij Ajax, zowel sportief als bestuurlijk. Dat overkomt elke voetbalclub wel eens, maar in Amsterdam zorgt het voor veel onzekerheid. Daarom is er een discussie hoeveel Ajax-DNA een coach moet hebben. Daarmee wordt dan vooral bedoeld of iemand van jongs af aan al bij de club is betrokken en of die, als het kan, ook nog eens is geboren in Amsterdam.
Ajax-supporter Menno Pot vatte op Facebook uitstekend samen wat het probleem is van deze gedachte: ‘Een paar tijdelijke Nederlanders tijdens de bezettingsjaren daargelaten, was Rinus Michels de eerste Nederlandse Ajax-trainer, aangesteld toen de club al 65 (!) jaar bestond. Zijn voorgangers, een stuk of zestien in totaal, waren állemaal niet-Nederlands, ruim een halve eeuw buitenlandse trainers (want de eerste trainer kwam in 1911), simpelweg omdat die qua professionalisme en bekwaamheid iets meebrachten dat er in Nederland niet was, over traditie en DNA gesproken.’
DNA-discussie
Deze DNA-discussie over woedde tien jaar geleden ook al eens bij Ajax, zo is te herleiden via het digitale Ajax-archief. Er zijn opmerkelijke overeenkomsten met de huidige situatie, want ook in die tijd zaten de Amsterdammers in een crisis, met Johan Cruijff in de hoofdrol. Het was in de jaren van de Fluwelen Revolutie, die in 2010 bij hem was begonnen.
Op 8 februari 2015 sprak Frank de Boer over de heersende onrust, als coach van Ajax. Dat deed hij in Matchday!, het programmaboekje van Go Ahead Eagles. Volgens hem stond zijn club toen op een kruispunt. ‘Het gemor neemt toe, nu de titel uit het zicht lijkt en de avonturen in de Champions League en de beker ook al ten einde zijn.’ De Boer stelde hardop de vraag of zijn club vooral moest investeren in de jeugdspelers of dat er juist topaankopen moesten worden gedaan. “Ajax staat erom bekend ongekend goed te zijn in het laten doorstromen van jeugdspelers die het Ajax-DNA van kinds af aan dragen.”
Mike van Damme en Kevin van Nunen gingen daarna voor Ajax Life op onderzoek uit. ‘Wanneer is iemand een Amsterdammer?,’ vroegen zij zich begin 2016 af in een artikel over het club-DNA. ‘Kenny Tate is de enige in het eerste die in die stad is geboren. Andere profclubs hebben vaker méér Amsterdammers in het elftal dan Ajax zelf.’
Voor Swart was het duidelijk hoe je het Ajax-DNA kon herkennen, dat volgens hem meteen ook een Amsterdams DNA was: door de brutaliteit, bluf en de babbels. Swart kon aan een speler zien of die Amsterdams was, zo blufte hij in zijn brutale babbel. Hij vond zelfs dat het eerste elftal uit minstens vijf Amsterdammers moest bestaan.
De beste
Het debat bereikte ook het clubbestuur. Hennie Henrichs merkte in juni 2017 op dat zijn club de ambitie moest hebben om de beste te zijn. “Dat is een gegeven, dat zit in ons DNA.” Dat was een zeer vage omschrijving, want wil niet elke voetbalclub de beste zijn, elke topsporter? Anders zouden die niet eens meedoen aan een competitie.
Een half jaar later sprak Arie van Eijden zich hierover uit: “Waaruit het DNA van Ajax bestaat? Creativiteit, karakter en techniek zijn belangrijke bestanddelen. Ook opleiden hoort daarbij. Ajax is een warme club.”
Het werd soms pijnlijk, in ieder geval met de kennis van nu. Bij de presentatie van Quincy Promes in juni 2019 loofde Erik ten Hag zijn nieuwe speler: “Natuurlijk heeft Quincy het Ajax-DNA. Hij is technisch vaardig, creatief, heeft scorend vermogen en toont altijd lef en moed.” Promes is met zijn DNA inmiddels ondergedoken in Rusland, omdat hij zich in eigen land moet verantwoorden voor de rechter.
Succes
Aan de DNA-discussie kwam een voorlopig einde door sportieve successen. Onder leiding van Ten Hag, die voor zijn benoeming bij Ajax geen enkel verleden had bij deze club, werd de halve finale van de Champions League bereikt met sensationeel voetbal. Niemand had het toen nog over het Ajax-DNA.
Als het dan toch moet, kunnen we het beste luisteren naar Co Adriaanse. In 1994 was hij hoofd jeugdopleiding bij Ajax en maakte toen al grappen over de toekomst van zijn club. “We overwegen nu embryo’s te scouten. Of in onderhandeling te gaan met die Amerikaanse geleerde over het klonen van spelers. Dan gooien we het DNA van vader Litmanen en moeder De Boer bij elkaar en kweken we ons ideale elftal.”
Inmiddels zijn papa Litmanen en mama De Boer aardig op leeftijd. Daarom nog één vraag: van welke vader en moeder van bekende Ajax-spelers zouden we nu het DNA moeten samenvoegen voor het ideale Ajax-elftal?