Dankzij het WK voetbal van 1978 werden de mensenrechtenschendingen in Argentinië wereldwijd bekend
Nederland speelt tegen Argentinië, het gastland van het WK voetbal 1978 waartegen veel internationaal protest was vanwege de mensenrechtenschendingen. Net als nu in Qatar, waar arbeiders zelfs tijdens het evenement verongelukken, nota bene in de Mensenrechtenweek.
Een demonstratie tegen het bewind in Argentinië, foto Hans Peters via het Nationaal Archief
Door een cynische speling van het lot speelt Oranje de kwartfinale op dit WK voetbal tegen Argentinië, vlak vóór de Dag van de Mensenrechten op 10 december. En dan is er in ons land ook nog de eerste editie van de Mensenrechtenweek, maar buiten de kleine kring van overheid en NGO’s heeft niemand dat door.
Precies in die week waarin mensenrechten zo belangrijk zouden zijn, verongelukte weer eens een arbeider in Qatar, wat achteloos terzijde wordt geschoven door het gastland en de FIFA. Mensen gaan tenslotte dood.
Burson-Marsteller
De komende tegenstander van Oranje is het land, dat in 1978 zelf gastheer was van een WK voetbal waartegen internationaal protest was vanwege structurele mensenrechtenschendingen. Het Argentijnse regime wilde met met het evenement juist positiever in het nieuws komen om daarmee langdurige zakelijke en diplomatieke relaties aan te knopen. Het voetbal werd daarmee gebruikt als propaganda-instrument om uit een internationaal isolement te geraken.
Vanuit de ogen van de Argentijnse dictator Videla was dat ook wel nodig, want na zijn staatsgreep van 1976 schreven de internationale media steeds meer over de enorme schendingen van de mensenrechten in zijn land. Daarom probeerde dit land wanhopig van het WK voetbal de grootste sportieve propagandastunt te maken sinds de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn.
Speciaal daarvoor ontving het Amerikaanse propagandabedrijf Burson-Marsteller begin 1976 in het grootste geheim ongeveer vijftig miljoen gulden, in onze tijd vergelijkbaar met 65 miljoen euro. De opdracht voor dit bedrijf was om met het voetbaltoernooi de wereldwijde aandacht voor Argentinië te vergroten, natuurlijk op een positieve manier. Dat vervelende woord ‘mensenrechten’ mocht niet meer voorkomen in de wereldwijde mediaverhalen, die over Argentinië gingen – net als nu in Qatar.
Mensenrechtenschenders en milieuvervuilers
Burson-Marsteller was zeer geschikt om aan deze opdracht te voldoen, als een bedrijf met een indrukwekkende staat van dienst voor mensenrechtenschenders en milieuvervuilers. Eind jaren zestig werd het ingehuurd door Nigeria, dat in die tijd genocide pleegde in de Republiek Biafra. Later volgden opdrachtgevers als de communistische dictatuur van Roemenië en het bedrijf Union Carbide, dat verantwoordelijk was voor de giframp in Bhopal in India van 1984 met 15.000 doden, één van de grootste industriële rampen ooit. In alle gevallen werden deze Amerikaanse spindoctors ingehuurd om zoveel mogelijk geld te verdienen om zo weinig mogelijk waarheid te vertellen.
Ondanks de enorme geheimhouding lekte eind 1977 toch uit dat Burson-Marsteller een rapport had gemaakt voor Videla met bindende tips hoe het nieuws over Argentinië moest worden gemanipuleerd, onder meer door de aandacht te verleggen van de mensenrechten naar de successen in de landbouw, nota bene de politieke verantwoordelijkheid van Jorge Zorreguieta, de vader van koningin Máxima. Verder werden er in het rapport de namen genoemd van de belangrijkste mediabedrijven ter wereld en de meest vooraanstaande journalisten, die allemaal negatief schreven over de Argentijnse dictatuur. Die moesten worden uitgenodigd om een week naar Argentinië komen voor de opening van de persruimte en een zorgvuldig geplande reis door het land. Hiervoor werden ‘attractieve jongedames’ geselecteerd, ‘ware vertegenwoordigers van de gezonde jeugd van Argentinië’, die de journalisten persoonlijk zouden begeleiden.
Deze invloedrijke journalisten moesten zelfs in hun eigen land worden bewerkt door vertegenwoordigers van het Argentijnse regime, zo meldde Amnesty International op 20 januari 1978 tijdens een interne bijeenkomst in Londen. In Nederland ging het dan om NRC Handelsblad, Elsevier, Haagse Post en het verdwenen tijdschrift Accent. ‘Rekening houdend met de meest vooraanstaande leden van het vak,’ werd uit het rapport van Burson-Marsteller geciteerd, ‘zijn we bezig met het opzetten van een systeem van infiltratie bij de toonaangevende kranten en tijdschriften.’
Dit artikel is gebaseerd op het boek ‘Nooit meer Qatar. Hier kopen
Amnesty International
De opzet van Videla en Burson-Marsteller om via het WK voetbal een geheime politieke missie op te zetten, was meteen mislukt toen het rapport was uitgelekt. Het opende de ogen van mensenrechtenactivisten, die een wereldwijde oproep voor actie deden tégen dit wereldkampioenschap. Het was in ieder geval de beslissende stap voor Amnesty International om een internationale campagne te starten rond dit wereldkampioenschap, na enkele maanden twijfel of het zich wel moest bemoeien met een sportevenement. Voor de eerste keer in de geschiedenis van deze organisatie werd een sportevenement gebruikt voor een wereldwijde campagne.
Het Solidariteitscomité Argentinië-Nederland was al op 26 oktober 1977 voor de eerste keer in actie gekomen, op de dag dat Oranje zich had geplaatst voor het wereldkampioenschap. “Het argument dat sport en politiek gescheiden moeten blijven, gaat in dit geval helemaal niet op,” zei Joop Bal namens deze organisatie (al dan niet toevallig met de perfecte achternaam voor deze gelegenheid). “Dit wereldkampioenschap wordt door de junta georganiseerd.”
Amnesty International nam pas enkele maanden later het besluit voor een campagne in aanloop naar het WK voetbal, blijkt uit een intern bericht van de Nederlandse tak van 27 december 1977: ‘Amnesty kan en mag een dergelijke bijeenkomst niet voorbij laten gaan zonder deze op een zo goed mogelijke wijze voor de doelstellingen te gebruiken.’
Op 20 januari 1978 was hierover internationaal overleg op het hoofdkantoor in Londen, waarna nog op dezelfde dag alle nationale afdelingen van Amnesty op de hoogte werden gesteld van een campagne in april en mei. Hierbij werd nadrukkelijk vermeld dat een boycotoproep van het wereldkampioenschap géén onderdeel uitmaakte van de strategie, maar dat de acties waren gericht op publieksvoorlichting en het vergroten van de druk op de eigen regeringen om maatregelen te nemen tegen het regime van Videla.
De acties van Freek de Jonge en Bram Vermeulen met Neerlands Hoop, vooral gericht aan het Nederlands elftal met een oproep om het WK te boycotten, begonnen eind januari 1978, drie maanden ná kwalificatie.
Dat was dus allemaal behoorlijk laat, maar pas met het uitlekken van het rapport van Burson-Marsteller barstte de bom definitief, iets wat in onze tijd een gamechanger wordt genoemd. Toch hadden al die acties in Nederland gedurende die korte periode wel degelijk een merkbaar effect, omdat het aantal berichten in de kranten over de Argentijnse mensenrechtenschendingen in 1978 verdubbelde in vergelijking met het jaar daarvoor.
Meer dan de helft van die verhalen ging ook nog eens over de acties van Amnesty International en Neerlands Hoop, waarmee de strategie van publieksvoorlichting was geslaagd. Het doet er daarom niet eens meer toe dat geen enkel voetballand dit wereldkampioenschap heeft geboycot, zoals Freek de Jonge en Bram Vermeulen eisten, want door deze enorme media-aandacht was de misdadige missie van Videla volkomen mislukt. Er werd niet minder over de mensenrechten in Argentinië geschreven, maar méér. Zoveel zelfs, dat dit toernooi voor altijd besmet is geraakt, nog steeds.