NieuwVoetbal

De grootste cultuur van Nederland heeft nog steeds geen eigen Rijksmuseum

De KNVB en de Vereniging Sport en Gemeenten organiseerden een gezamenlijk congres. Een betere plek voor een pleidooi voor het Rijksmuseum van de Sport kreeg ik niet.

Feyenoord – PSV in 1965, foto Jac. de Nijs via het Nationaal Archief

Het is alweer bijna tien jaar geleden dat ik meewerkte aan de Bosatlas van het Nederlandse voetbal. De presenstatie was bij de KNVB, waar we nu dus ook weer zijn. Met behulp van honderden kaarten legden we deze sport vast, van het Nederlands elftal tot en met het voetbal op gemeentelijk niveau.

De belangrijkste boodschap van die atlas is dat voetbal de grootste cultuur van Nederland is. Ik gebruik het woord cultuur dan niet als een ander begrip voor muziek, toneel of theater. Met cultuur bedoel ik een groep mensen met dezelfde waarden, normen en gewoonten.

Daar valt voetbal zeker onder, omdat er alleen al in Nederland miljoenen mensen tot die cultuur behoren. Ze herkennen elkaar via kleuren, teksten en rituelen, die bepalen of ze zich kunnen verenigen met iemand anders of zich daar juist tegen keren.

Zo wordt voetbal de grootste cultuur van ons land. Er zijn méér voetbalclubs dan musea. Er zijn méér voetbalvelden dan kerken.

Dat maakt voetbal overigens niet belangrijker dan een kerk of een museum, want dat bepaalt iedereen helemaal zelf. Het gaat mij er nu om dat er niets zo diep in onze samenleving is doorgedrongen als voetbal. En dat bedoel ik letterlijk, want een Nederlander woont gemiddeld 1,6 kilometer van een voetbalveld. Slechts zes procent van de bevolking moet hiervoor méér dan drie kilometer reizen.

Het voetbal lijkt wereldwijd steeds meer op elkaar, waardoor de regionale verschillen pas echt goed opvallen

Meer bij minder

Dit is het resultaat van meer dan 125 jaar voetbal in Nederland. De langetermijnontwikkeling van deze sport van de afgelopen veertig tot vijftig jaar kunnen we heel simpel samenvatten: steeds méér voetballers worden lid van steeds minder clubs. In 1980 waren er ongeveer 8000. Nu zijn dat er ruim 3000.

Voetbal is inmiddels zelfs zo universeel, dat er niet eens meer een taal nodig is om elkaar te begrijpen. We doen een gedachtenexperiment: je bent toeschouwer bij een wedstrijd op een WK voetbal in Spanje. Die wordt gespeeld tussen China en Noorwegen, met een scheidsrechter uit Georgië. Jij spreekt geen Spaans, geen Chinees, geen Noors én geen Georgisch. Toch begrijp je precies wat er gebeurt, omdat voetbal op de hele wereld op dezelfde manier wordt gespeeld.

Voetbal is dus universeel, maar dat wil niet zeggen dat het overal hetzelfde is. Lokale verschillen worden heel goed zichtbaar als je er per gemeente naar gaat kijken. Zo is voetbal in de gemeente Weststellingwerf rond Wolvega niet de meest beoefende sport. Er zijn daar méér sportvissers!

De gemeente Wassenaar is helemaal mooi, want daar staat voetbal pas op de vierde plaats – achter golf, tennis en hockey.

De voetbalgrens

Zulke lokale verschillen zijn historisch gegroeid, want voetbal brak pas ná de Eerste Wereldoorlog brak door in het katholieke zuiden. Dat had niets te maken met een succesvol sportbeleid, maar met de oprichting van een katholieke voetbalbond. De Katholieke Kerk wilde namelijk niet dat de aanhang in zijn vrije tijd vrienden werd met mensen van buiten de kerk. Baas in eigen bal.

Dat zien we nu nog steeds op de voetbalkaart. Clubs met een blauw bolletje uit het zuiden spelen op een zondag. Clubs met een oranje bolletje uit het noorden spelen op een zaterdag. Tegenwoordig heeft dat minder met religie te maken dan vroeger, maar het heeft wel die oorsprong. De kaart daarnaast is namelijk uit 1849 van de religieuze verdeling van Nederland. Die volgt grotendeels dezelfde lijnen.

Het is een mooie paradox: het voetbal lijkt wereldwijd steeds meer op elkaar, waardoor de regionale verschillen pas echt goed opvallen. De KNVB en de VSG hebben er in ieder geval de handen vol aan, dat hoop ik tenminste.

Nieuwe eisen

En dan verandert alles ook nog eens de hele tijd. Het maatschappelijke belang van voetbal is sinds de jaren 60 ingrijpend veranderd. Het beste voorbeeld is de KNVB Campus, waar we nu zijn. Er zijn hier vast mensen die net een bidbook hebben geschreven in de hoop dat de KNVB naar jouw gemeente verhuist. De bond zoekt tenslotte naar een onderkomen om het voetbal naar een hoger niveau te tillen en een positieve impact te maken op de samenleving – zo las ik in de bijhorende brochure.

Deze campus werd in 1965 officieel in gebruik genomen, maar was toen al enkele jaren in gebruik. Dat maatschappelijke belang was toen heel anders, want het grootste deel daarvan mocht niet eens meedoen aan voetbal. Dat was nog een exclusieve mannensport. Vrouwen werden geweerd. Er bestond géén gehandicaptenvoetbal. Er was géén walking football.

Er werden dus heel andere eisen gesteld dan nu. Zo is het heel opvallend dat de campus heel ver van een treinstation is gebouwd. Dat was bewust, omdat KNVB-voorzitter Toon Schröder wilde voorkomen dat sommige voetballers stiekem in de avond naar een grote stad konden gaan, waar hippies en provo’s in het wild rondliepen. Aan die ongewassen types met gezagsproblemen had hij een enorme hekel, zo zei Schröder zelf in 1965. Zeist was zijn voetbalutopie.

Het KNVB Sportcentrum in 1965. Foto via het Nationaal Archief

In onze tijd is de nabijheid van een station juist essentieel vanwege duurzaamheid. Hoe minder auto- en vliegverkeer, hoe beter. De sport blijft zo hetzelfde, maar de omstandigheden niet. Het leverde Nederland wel het eerste nationale sportcentrum op met hoogwaardige faciliteiten.

Blijkbaar voldoet dat nu niet meer en is er een nieuwe zoektocht gestart. Daarmee is voor de eerste keer sinds de jaren 60 deze discussie weer heropend, waar ik mij als sporthistoricus meteen mee bemoei.

Ik wil niet alleen nieuwe velden, nieuwe spelershotels en nieuwe vergaderruimtes. Ik wil dat er op de nieuwe campus ook een Rijksmuseum van het Voetbal wordt gebouwd, waar het maatschappelijke verhaal van de sport wordt verteld. Waar onderzoek wordt gedaan door hoogleraren en studenten in de voetbalgeschiedenis en het voetbalerfgoed. Waar busladingen vol schoolkinderen een rumoerig dagje uit hebben. En waar de ouderenzorg gebruik van maakt door samen met hun bewoners herinneringen op te halen aan het voetbal van vroeger.

Ik had tenslotte al gezegd dat voetbal de grootste cultuur van ons land is. En dat maakt het helemaal onbegrijpelijk dat er geen Rijksmuseum van het Voetbal is, waar dat zichtbaar wordt gemaakt. Daarom hoop ik dat de KNVB en de VSG zelf ook snel eens gaan bedenken wat zij gaan doen voor zo’n Rijksmuseum.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.