Dit Turkse elftal won in 1958 van het Nederlands elftal
Op 4 mei 1958 speelde het Nederlands elftal voor de eerste keer tegen Turkije. En verloor.
Het Nederlands elftal speelt in de kwartfinale van het EK voetbal tegen Turkije. De eerste keer dat Oranje tegen deze tegenstander speelde, was in 1958 in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Zou een makkie worden, zeiden de deskundologen vooraf. Echt niet.
De ouwe Abe
‘Leeg en verlaten lag het Olympisch Stadion erbij na de strijd’, schreef het Dagblad voor Amersfoort op 5 mei 1958, een dag na Nederland – Turkije. ‘Alleen op het bankje voor de reserves langs het speelveld zat een eenzame figuur. Te mijmeren en te staren. Ver van het gewoel en geroezemoes in de kleedkamers, wandelgangen en restaurants van het stadion. Het was Abe Lenstra!’
Waar niemand rekening mee had gehouden, was gebeurd: Oranje was met een nederlaag van het veld gestapt. Vlak voor de wedstrijd kon de krant uit Amersfoort zich dat nog niet voorstellen: ‘Zonder de dragers van de halve maan en witte ster te willen onderschatten, het zou werkelijk een teleurstelling zijn, wanneer Nederland deze eerste interland tussen beide landen niet met een zege wist af te sluiten.’
Maar toch: Turkije won met 1-2. Vlak voor het einde moedigde het publiek de 37-jarige Lenstra luidruchtig aan om de gelijkmaker te scoren: “Abe! Abe! Abe!” Tevergeefs, aldus het Dagblad voor Amersfoort: ‘Hij miste kansen, die een jongere, maar vooral snellere Abe nooit zou hebben gemist.’
Hierover dacht Lenstra nog eens diep na en sjokte pas na lange tijd naar zijn medespelers, die dof voor zich uitkeken in de stille kleedkamer. Oranje had verloren, waarmee volgens de sportjournalisten een einde was gekomen aan een misplaatst gevoel van onoverwinnelijkheid. Inderdaad had Nederland de voorgaande twee interlands met ruime cijfers gewonnen, maar dan wel tegen Curaçao en België.
Niet alleen Lenstra faalde die dag in het Olympisch Stadion, maar ook Faas Wilkes. Hij opende nog wel de score vanuit een strafschop, maar viel voor de rest tegen. Er werd een hard oordeel geveld door de sportjournalisten: ’Gezien de leeftijd van beide spelers zal bondscoach Elek Schwartz toch over moeten gaan op jonge, hardwerkende, schakelende middenspelers, zoals bijvoorbeeld de Turken hadden.’
Coen Moulijn, toen nog 21 jaar oud, was de enige hoop in de Nederlandse aanval geweest.
Wat nu?
Beb Bakhuys had het allemaal gezien en was bezorgd. In een column schreef deze legendarische spits uit de jaren dertig: ‘Wat nu? Want door de verdiende 2-1 nederlaag zijn de bestaande problemen nog groter worden.’ De voorhoede functioneerde niet, er zat geen snelheid in het spel, en ook de achterhoede deed zijn werk maar slecht.
Er was maar één troost die dag: het camerawerk tijdens het tv-verslag was goed verzorgd. ‘Minder genoegen hebben wij beleefd aan het commentaar, die Leo Pagano bij Nederland – Turkije leverde. Deze radioreporter schijnt nog steeds niet te beseffen dat de televisiekijkers thuis even veel zien als hij in het stadion.’
Er vielen die dag veel oude mannen door de mand, zowel op als naast het veld.