Echt Nep: ADO was tijdens de Tweede Wereldoorlog een NSB-club
Oktober is de Maand van de Geschiedenis met als thema Echt Nep. We kijken naar ADO uit Den Haag.
ADO beleefde zijn sportieve hoogtepunt in de oorlogstijd met zowel in 1942 als 1943 de nationale titel. Toch worstelt de club hiermee, blijkt uit de tekst op haar website over die periode. ‘De bekendste krachten van het elftal van trainer Wim Tap waren doelman Willem Koek (in het jaar van de eerste landstitel opgevolgd door Dolf Niezen), aanvoerder Herman Choufoer, Aad de Jong, Aad van Kampen, André Roosenburg, Rinus Loof, David Westhoven, de gebroeders Joop en Piet Eversteijn en Wim Neuteboom.’
Alleen de veelscorende spits Gerrit Vreken wordt niet genoemd vanwege zijn oorlogsverleden.
De voetballer werkte eerst voor de Arbeidsdienst, een aan de Duitsers gelieerde organisatie, en werd daarna sympathiserend lid van de NSB. Die keuze voor de Arbeidsdienst had niets te maken met een politieke overtuiging, maar ontstond volgens hemzelf uit pure nood.
In 1942 hoorde hij dat hij naar Duitsland moest voor werk in een fabriek, waarna een NSB-er onder de ADO-fans hem de tip gaf om in Drenthe bij de Arbeidsdienst te werken. ‘Je hebt niets geen geweer,’ zei Vreken tegen mij in 2003, ‘geen revolver, er is niets van dat bij. Het enige wat je had, was een schop. Een soort sociale dienstplicht. Ik was er helemaal niet tegen. Ik hield erg van buitenwerken. Als ik naar Duitsland was gegaan, had ik niet gevoetbald. En de Engelsen en de Amerikanen bombardeerden die fabrieken in Duitsland, omdat ze er misschien bommen maakten.’
Huldiging van ADO, via het Haags Gemeentearchief
Snelle spits
Vreken had ook nog eens het geluk dat zijn baas uit Den Haag kwam en hem kende als die snelle spits. ‘Want hij ging ook naar ADO kijken.’ De voetballer kreeg daarom elk weekend opnieuw toestemming om zich bij zijn elftal te melden voor de competitiewedstrijden.
In zijn tweede jaar in Drenthe sloot hij zich aan de NSB: ‘Of ik moest uit de Arbeidsdienst of ze stuurden me naar Duitsland.’
Vreken werd sympathiserend lid, waarmee zijn naam niet in het stamboek van werkende leden van de partij werd geplaatst. Een sympathiserend lid betaalde wel contributie, maar deed niet mee aan de dagelijkse werkzaamheden. Voor de naoorlogse rechtsspraak was dat een belangrijk onderscheid.
Vreken was wel zo dom om het NSB-speldje te dragen, zo erkende hij zelf later. Daarvan heeft hij zelf heel veel last gehad, maar ADO zelf ook. Extra vervelend was dat het NSB-logo enigszins leek op dat van de Haagse club: een omgekeerde driehoek met de punt naar beneden in de kleuren rood en groen. De nazi’s hadden er één in zwart en rood met de punt naar boven.
In aanloop naar een kampioenswedstrijd tussen Heerenveen en ADO in de zomer van 1943 leidde dat zelfs tot ruzie tussen Haagse en Friese supporters. Om verder gedoe te voorkomen hebben veel ADO-supporters daarna hun clubspeld afgedaan, maar het misverstand bleef bestaan.
In 2003 brachten Robbert Meeder en ik namens Langs de Lijn een bezoek aan Gerrit Vreken
Zo werd de complete Haagse ploeg van 1943 een halve eeuw ná de Bevrijding door het Nieuwsblad van het Noorden nog steeds omschreven als ‘een Hitler-ploeg’. De toenmalige doelman Dolf Niezen was razend, omdat hij nooit iets met de NSB te maken had gehad.
Dat speldje van Vreken heeft daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan al die misverstanden, waardoor zijn naam tot diep in de volgende eeuw werd verzwegen bij zijn eigen club.
Na de oorlog ontnam de ADO-zuiveringscommissie Vreken voor één jaar zijn lidmaatschap, wat de lichtste straf was van alle veroordeelde clubleden. Het is ook heel opvallend dat zijn naam niet werd vermeld op de lijst met gezuiverde sporters van de Commissie voor de Zuivering van de Sport. Het maakte van hem een licht geval, zo oordeelde ook Hans Blom in 2003 als directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.
Waarmee dus ook duidelijk is dat ADO géén NSB-club is geweest.