Een gesprek met de staafgooier van Ajax
Op 27 september 1989 werd er een staaf op het veld gegooid tijdens Ajax – Austria Wien. Als straf werden de Amsterdammers voor een jaar van de Europese velden geweerd. Hans Janssen sprak in 2004 met de staafgooier over zijn daad en de gevolgen.
Stadion De Meer, foto Ton van Rijn via Stadarchief Amsterdam
Door Hans Janssen / De Ajacied
Eind jaren tachtig zuchtte het internationale voetbal onder vandalisme en stadionrampen. Die vreselijke taferelen gaven de discussie over de veiligheid in voetbalstadions de zoveelste injectie.
In eigen land werd die ook meer dan ooit actueel nadat een jongen van toen zeventien jaar op 27 september 1989 een staaf op het veld had gegooid tijdens de Europacupwedstrijd tussen Ajax en het Oostenrijkse Austria Wien. Na het incident in stadion De Meer werd het duel gestaakt, werd de Amsterdamse club uiteindelijk vóór een jaar uitgesloten van Europees voetbal en verplicht om het seizoen daarop de eerste drie Europese thuiswedstrijden op een grote afstand van het ”thuishonk” af te werken.
In 2004 wilde Gerald, zo zullen we de staafgooier in het artikel noemen, zijn verhaal doen. Voor de allerlaatste keer. Niet, omdat er iemand trots is op wat er gebeurd is, wel, omdat het incident zo’n impact heeft gehad en onder meer aantoonde dat Ajax dringend behoefte had aan een nieuw, groter en vooral veiliger stadion. Bovendien was het zowel hét dieptepunt als een keerpunt in de geschiedenis van de club.
Zo lang geleden
Zijn zoon van acht was het hem toen nog nooit verteld. Hij is in de ogen van Gerald nog te jong om alle ins and outs te moeten aanhoren. Ook diverse supporters die in hetzelfde vak de thuiswedstrijden van Ajax bezoeken als waarvoor de Amsterdammer enkele jaren alweer een seizoenkaart heeft, weten het niet. En zullen het evenmin denken of van hem verwachten. Het is bovendien al zo lang geleden.
Gerald ziet er evenmin uit als een hooligan en loopt evenmin te koop met hetgeen hij heeft aangericht. Anderzijds gaat hij er ook niet (meer) onder gebukt. “Ik hou me er niet meer zoveel mee bezig. Het zijn de dingen van vandaag die mijn aandacht vragen. Kun je je voorstellen dat ik soms een beetje moe word van het steeds oprakelen van wat er die avond is gebeurd? Nee, niet om dit verhaal te vertellen; het is eerder het feit dat ik de film van dat incident al zo vaak door mijn gedachten heb laten spelen”, vertelt de F-sider in hart en nieren.
Maar heeft hij een verklaring voor zijn ontspoorde gedrag, die avond, toen Ajax bij een 1-1 stand uitgeschakeld dreigde te worden tegen Austria Wien? Was het puur uit frustratie, omdat zijn idolen op het punt stonden uitgeschakeld te worden door een Oostenrijkse ploeg? Of was het, net als het scanderen van ”Nazis, Nazis” door een deel van het publiek, een reactie op opmerkingen van gelegenheidsspeaker Freek de Jonge, die vanaf het beginsignaal de nodige Duitse verwijzingen in zijn commentaar verwerkte? Zo deed de cabaretier in de slotfase van de wedstrijd een oproep aan het adres van ”Herr Wiesenthal om Herr Waldheim an zu rufen”.
Een verklaring
Niets van dat alles. Gerald denkt dat onbewust de harde kern van supporters op zoek was naar een stok om de eigen hond (Ajax dus) te slaan, zij het wel opgefokt door het tegenvallende wedstrijdverloop. “De vraag waarom? Het is nu te laat voor een antwoord, al denk ik toch een verklaring te hebben”, vertelt de Amsterdammer.
“Mij is het overkomen tijdens een voetbalwedstrijd, een ander wordt opgepakt na een avondje uit. Het heeft onder meer met leeftijd te maken. Jongeren tussen de elf en vierentwintig jaar in een stad bevinden zich in een gevaarlijke periode. Je zit in de puberteit en wil niet onder doen voor een ander. Aan de andere kant zijn het je ouders die aan je trekken, die je bijvoorbeeld op je schoolverplichtingen wijzen. Maar als je niet naar buiten gaat, dan hoor je er niet bij, dan gaan de mooiste meiden aan je neus voorbij en ben je een sukkel. We waren niet te stoppen, ik was net een maand zeventien. Hoe jonger, hoe onvoorspelbaarder. Nu ben ik ouder en heb ik er over het algemeen moeite mee wanneer ik zie dat een knul ergens vernielingen aangericht. Dat slaat inderdaad nergens op.”
“Weet je, die staven lagen daar op de grond, ze waren uit het oude hek getrokken en op de of een andere manier is er één in mijn handen beland en heb ik die in een opwelling op het veld gegooid. Ajax heeft daarna een jaar niet Europees mogen spelen, maar is er uiteindelijk met het nieuwe stadion er goed bovenop gekomen.
Kennelijk was het nodig om als supporter een signaal af te geven naar de club, die elk jaar weer de prijzen voor de kaartjes verhoogde, maar de aanhang verder in de kou liet staan. Het stadion ging ook al niet met de tijd mee.
Of ik me schuldig heb gevoeld? Jawel, maar dat heeft niet lang geduurd. Dat ben ik al kwijt. Wel had ik graag met Michael van Praag (toen voorzitter van Ajax) en Arie van Eijden (toen directeur van de club) een gesprek willen hebben. Het is wel eens geopperd vanuit de supporters, maar er is nooit serieus werk van gemaakt. Of het er ooit van zou zijn gekomen, waag ik overigens te betwijfelen”.
De hiërarchie
Gerald werd door de politierechter in Amsterdam veroordeeld tot vijf maanden tuchtschool. De eerste keer dat hij na zijn vrijlating een thuiswedstrijd van Ajax bezocht in zijn geliefde De Meer, bekroop hem een vreemd gevoel. “Dat was tegen FC Den Haag. Toch apart om weer tussen de jongens te staan. Weet je, ik ben er niet trots op, maar in de hiërarchie van die groep neem je toch een bepaalde plaats in”, klinkt het bijna voldaan.
“Nee, zo moet je het niet zien. Af en toe maak je misbruik van iets wat je ooit gedaan hebt. Maar nogmaals: ik ben er niet trots op. Het moest gewoon even. Er waren er meer die wat op het veld gooiden. Toevallig raakte mijn staaf die keeper en werd ik de klos.”
Direct nadat het duel was stil gelegd, maakte Gerald dat hij wegkwam. Nee, hij heeft niet overwogen zichzelf aan te geven noch om onder te duiken. “Ik wist toch wel dat ze me zouden vinden en dat gebeurde dan ook, een dag of vier na dat incident”.
De Amsterdammer kon worden opgespoord na raadpleging van videobeelden en hem werd poging tot zware mishandeling ten laste gelegd. Voordat hij zich, tijdens zijn voorarrest, moest verantwoorden voor de rechter, mocht hij nog eenmaal bij zijn familie de nacht doorbrengen.
“De politie wilde me dat gunnen, omdat ze van mening was dat het een uit de hand gelopen kwajongensstreek was”, vertelt Gerald, die nog precies weet op welke avond het was dat de politie hem kwam ophalen. Hij zat in de Heijacker, de jeugdgevangenis in Breda, Studio Sport te kijken. Naar Ajax. Natuurlijk.
“Het was de wedstrijd tegen Feyenoord, één van de weinige keren dat die nog in De Meer werd gespeeld. Er was een bom gegooid in het Ajax-vak. ”Wow”, dacht ik toen, ”ik gooide weliswaar iets, maar iemand anders laat wat ontploffen.”
Veertien mensen raakten gewond en de dader wacht een zware straf wanneer ze hem te pakken krijgen, veronderstelde ik. Maar hiervoor is nooit iemand aangehouden”.
Gerald verscheen eind 1989 voor de rechter. Hij moest vijf maanden de bak in. “Ik heb die straf nooit helemaal terecht gevonden, anderen hebben ook een aandeel gehad. Bovendien denk ik, al mag ik dat niet al te hardop zeggen, dat bij de veroordeling heeft meegespeeld dat ik van allochtone afkomst ben. Er zijn meer jongens aangehouden die iets hadden gegooid, maar die hebben slechts enkele dagen vastgezeten en zijn daarna naar huis gestuurd.”
Maar hij heeft Ajax, zíjn club, en al die voetballiefhebbers toch heel veel schade berokkend en bovendien een speler geraakt? “Ach wat, hoezo gewond? Die keeper had helemaal niks. Ik vond het vooral jammer dat ik met Kerst en Oud en Nieuw niet thuis kon zijn.”
Reacties
Hoe reageerden zijn familie, vrienden en kennissen eigenlijk op zijn daad en zijn veroordeling?
“Ik heb twee kleine zusjes, die hebben het niet zo meegemaakt. En mijn ouders, nou ja, ze hebben me niet uit de familie gestoten, maar ze konden het zich amper voorstellen dat ik mijn eigen club zo in de problemen heb gebracht. Ze betreurden het, omdat ze wisten dat Ajax alles voor me was en veel voor mij betekent. Eens een Ajacied, altijd een Ajacied.”
Nog steeds, want, alsof er niets is gebeurd, koestert Gerald reeds geruime tijd zijn seizoenkaart. “Deze jongen is destijds veroordeeld. Die straf heeft hij uitgezeten en in Nederland begin je dan met een schone lei. Wat ons betreft is er dus geen sprake van een stadionverbod of zo geweest”, aldus Van Praag in september 1996 in dagblad De Gelderlander.
“Deze seizoenkaart vervult me met trots”, vertelt Gerald. “Eerlijk gezegd had ik er wel rekening mee gehouden dat de club me die niet meer zou willen verstrekken. Of ik nooit heb gedacht dat ik me niet meer bij Ajax zou durven vertonen? Jawel, maar de wil, de druk van binnen die ik voelde om de club te blijven volgen was toch groter.
Ik ben nog één keer in De Meer geweest, tegen Den Haag dus. Ik ben toen op een rustig plekkie gaan zitten. Daarna heb ik het stadion tot mijn grote spijt nooit meer van binnen gezien. En dat heeft me de meeste pijn gedaan. Dat is en blijft een leegte voor mij. Ik ben al die jaren wél naar het Olympisch Stadion geweest bij wedstrijden tegen PSV en Feyenoord en voor de Europacup.”