NieuwVoetbal

Een rondleiding door de elf zalen van het Rijksmuseum van het Voetbal

Stel je eens een Rijksmuseum van het Voetbal voor. Hoe zou dat er dan uit zien? Voor mijn nieuwsbrief op LinkedIn maakte ik een rondleiding door de elf zalen.

Zo’n vier jaar geleden was er grote opwinding in Deventer, omdat er in de stad wellicht een nationaal voetbalmuseum zou komen. Het beoogde pand, zo schreef De Stentor, zou worden opgedeeld in verschillende delen met elk een eigen kleur en karakter.

‘Dat wordt bereikt door gebruik van verschillende materialen, steensoorten en kleuren. Om de panden te verrijken wil de architect geglazuurde stenen gebruiken als bekleding.’ Er was zelfs nagedacht over de tuin. ‘Het moet een echte aardetuin worden, waar ook de bewoners met elkaar de tuin kunnen verfraaien. Met een aantal kleine bomen.’

Wat er dan precies in dat voetbalmuseum moest worden vertoond, stond er helaas niet bij – laat staan met welk collectiebeleid. Het zal daarom niemand verbazen dat er in Deventer nog steeds geen nationaal voetbalmuseum staat.

Dat geeft allemaal niets, want afgelopen week is er in die stad het clubmuseum van Go Ahead Eagles geopend, wat het werk is van Stichting Niet Te Kraken. Ik heb geen idee welke bakstenen ze hebben gebruikt en of er ook bomen in de tuin staan, maar de collectie bestaat dan weer wel uit objecten uit de clubgeschiedenis.

Zeist

Het idee voor een nationaal voetbalmuseum werd in 1960 al eens voorgesteld door de Rotterdamse voetbalclub Neptunus, die toen zestig jaar bestond. Dat had de club kunnen afdoen met een jubileumboek, maar in plaats daarvan kwam er een tentoonstelling over het Nederlandse voetbal. ‘Uniek,’ oordeelde tijdschrift Sportkroniek. Neptunus-clubvoorzitter A. van Heusden hoopte dat dit het begin zou zijn van iets groters. “Misschien kan het een stap betekenen tot de oprichting van een nationaal voetbalmuseum.”

Een groep mensen rond Matty Verkamman en Johan Derksen heeft het inderdaad geprobeerd in Middelburg en Roosendaal, maar vijf jaar geleden kwam dit tot een einde vanwege tegenvallend bezoek. Sindsdien wordt er gezocht naar een nieuwe locatie, zoals in Deventer, maar tevergeefs.

Vorig jaar nog schreef het college van B&W van Zeist dat er in hun gemeente een onderzoek was gedaan naar de komst van dit museum, waarvoor Johan Wakkie en Lex Donia aan het werk waren gezet als kwartiermakers. Ondanks positieve reacties was Zeist terughoudend: ‘Vanuit de gemeente zien wij momenteel geen trekkende rol voor onszelf weggelegd. Het is aan marktpartijen om de plannen verder uit te werkenrichting een gezonde exploitatie. Dergelijke plannen zullen wij verwelkomen en vanuit een positieve grondhouding bekijken.’

Visie

Gelukkig heb ik een positieve grondhouding en daarom geloof ik nog steeds in een Rijksmuseum van het Voetbal, maar dan wel met een duidelijke visie over de maatschappelijke invloed van het voetbal. Het hoeft dan niet te gaan om één sportmuseum, waar al het materiaal over alle denkbare sporten bij elkaar wordt gebracht. Het is misschien wel beter om verschillende musea te ontwikkelen met elk een eigen thema of eigen sport, zolang die maar wel werken volgens dezelfde methode en met elkaar zijn verbonden. We hebben toch ook niet één museum voor alle schilderijen?

De belangrijkste opdracht voor een Rijksmuseum van de Sport is dat dit zich niet beperkt tot een samenvatting van de helden en de hoogtepunten – óók niet als voetbal het onderwerp is. Een clubmuseum kan dat wél doen, omdat dit zich primair richt op de eigen supporters. Geen enkele Ajacied wil dat er een speciale zaal wordt ingericht om het afgelopen seizoen in alle ellende nog eens opnieuw te beleven. En Feyenoord-supporters willen tijdens een rondleiding niet uitgebreid terugblikken op wedstrijden met uitslagen als 10-0 en 8-2.

Zulke clubmusea bouwen hun verhaal juist op rond landstitels, sensationele overwinningen, heroïsche voetballers en internationale prijzen – volkomen terecht. Dat zorgt er meteen voor dat de belangrijkste objecten uit de clubgeschiedenis nooit in de vaste collectie van het Rijksmuseum van het Voetbal worden opgenomen.

Of zou jij het volgende appje naar Ajax durven sturen? “Hoi, met het Rijksmuseum van het Voetbal. Kunnen jullie morgenochtend om 10 uur bij de ingang van het stadion alvast de doos klaar zetten met al jullie Europa Cups? Ik heb namelijk nogal haast, omdat ik die dag ook nog naar Feyenoord en PSV moet om hun prijzen op te halen. Kusje.”

Elf zalen

Een Rijksmuseum van het Voetbal met een alleen een zaal met de schoenen van Marco van Basten, Johan Cruijff en Willem van Hanegem met daarbij de beker van het EK van 1988 is de kortste weg naar een faillissement – al was het maar omdat dit veel te eenzijdig op de mannelijke geschiedenis is gericht. Er is dus een andere opzet nodig, waarbij de sport op een leuke en toegankelijke manier als kloppend hart van de samenleving wordt gepresenteerd. Een bezoeker kijkt dan niet alleen naar het voetbal, maar ook naar zichzelf en de maatschappij.

Daarvoor heb ik een eerste opzet gemaakt met elf museumzalen met ieder een eigen thema, vernoemd naar een belangrijk persoon uit de voetbalwereld. Dat is overigens geen blauwdruk, maar vooral een manier van denken voor een Rijksmuseum van het Voetbal.

Jasper Warnerzaal. Jesper Warner uit Zwolle was tussen 1897 en 1919 voorzitter van de Nederlandsche Voetbalbond. In 1957 was hij ook de eerste voetballer naar wie een straat werd vernoemd. In deze zaal belichten we de geschiedenis van de KNVB. Ook is er aandacht voor standbeelden en straatnamen voor voetballers. Vanwege de herkomst van Warner wordt hier ook nog het voetbal in het oosten van het land vastgelegd.

Lenie van Wensveenzaal. Lenie van Wensveen maakte in 1956 het allereerste doelpunt van het Nederlands vrouwenelftal, onder haar meisjesnaam Van der Jagt, pas veertien jaar oud. De KNVB erkende vrouwelijke spelers alleen nog niet, zodat het iedereen eigenlijk ontging. In deze zaal is er daarom aandacht voor het vrouwenvoetbal, inclusief de langdurige uitsluiting. Zo leren we ook meer over de geschiedenis van het voetbal buiten de officiële structuren van de sport.

Lenie van der Jagt scoort tegen West-Duitsland

Evert van Lingenzaal. Evert van Lingen werd in 1920 landskampioen met Be Quick uit Groningen, de enige club uit het noorden die dit heeft gepresteerd. In deze zaal staat daarom het voetbal in het noorden van het land centraal. Als architect ontwierp hij het stadion van zijn eigen club, zodat hier ook de geschiedenis van het voetbalstadion wordt behandeld, net als de enorme geografische invloed van deze sport.

Humphrey Mijnalszaal. Humphrey Mijnals was in 1960 de eerste Surinaamse voetballer in het Nederlands elftal. Zijn omhaal tijdens zijn debuut tegen Bulgarije is iconisch, ook al was er net daarvoor afgefloten door de scheidsrechter. In deze zaal wordt de gedeelde sportgeschiedenis van Suriname en Nederland belicht, die teruggaat tot David Jesserun in 1886.

Jonas van Oostenzaal. Jonas van Oosten was in 1940 een jonge voetballer bij Achilles in Assen. Samen met zijn hele Joodse familie werd hij verraden door zijn eigen burgemeester en vermoord in Auschwitz. In deze zaal wordt het voetbal in de Tweede Wereldoorlog belicht, waaronder de circa 3000 namen van voetballers, die in die tijd zijn omgekomen.

Ook bij de hoofdingang van het Rijksmuseum van het Voetbal worden deze oorlogsslachtoffers permanent herinnerd door daar dagelijks te melden welke voetballers op die dag zijn omgekomen. In dat geval zouden we bijvoorbeeld op 13 juli de namen zien van Janus Klinkhamer (19 jaar, Haren), Simon Levie (36 jaar, FVV uit Hoogezand), Ferdinand Staverman (24 jaar, Kampong uit Utrecht), Christiaan Schrömbges (22 jaar, Steyl) en Hugo Grobben (24 jaar, Heracles uit Almelo).

Sjra Jacobszaal. Sjra Jacobs was in 1950 keeper van de mijnwerkersclub Limburgia uit Brunssum, die als eerste Limburgse club de nationale titel veroverde. Hij was goed genoeg voor Oranje, maar werd nooit opgesteld omdat hij als mijnwerker te vieze handen zou hebben. In deze zaal wordt het Limburgse belicht, met name het mijnwerkersvoetbal, dat een grote maatschappelijke rol heeft vervuld voor de regio.

Herman Kuiphofzaal. Herman Kuiphof is één van de belangrijkste voetbaljournalisten van de vorige eeuw. Al voor de Tweede Wereldoorlog begon zijn loopbaan, die leidde tot zijn commentaar bij de WK-finale van 1974. In deze zaal wordt de ontwikkeling van de voetbaljournalistiek belicht.

Ko Aviszaal. Ko Avis organiseerde in de oorlogsjaren de eerste voetbalwedstrijden in de Noordoostpolder. In 1944 was hij één van de oprichters van SC Emmeloord, de eerste club in dit nieuwe land. In deze zaal is aandacht voor de ontwikkeling van het voetbal in het naoorlogse Nederland.

Cees Miermanszaal. Cees Miermans was in 1955 de eerste promovendus in het voetbal, en daarmee verantwoordelijk voor het eerste wetenschappelijke onderzoek naar deze sport. In deze zaal wordt gekeken naar de groeiende banden tussen de wetenschap en het voetbal, zowel de positieve als negatieve kanten.

Nel Harreveldzaal. De KNVB-afdeling in Alkmaar leidde Nel Harreveld in 1961 in het geheim op tot de eerste vrouwelijke scheidsrechter in het Nederlandse voetbal, onder haar meisjesnaam Rentenaar. Dat deed zij samen met Ineke Boom en Klazina Laan. Dat gebeurde zo stiekem, omdat bondsvoorzitter A. L. M. Schröder weigerde om vrouwen toe te laten tot de KNVB, ook al was er een enorm tekort aan scheidsrechters. Na de geheime operatie stemde de KNVB alsnog in met vrouwelijke scheidsrechters, tégen de wens van het bondsbestuur. In deze zaal kijken we naar de ontwikkeling van de spelregels en de rol van de scheidsrechter.

Abderrazzak Doufikarzaal. Abderrazzak Doufikar was in 1978 de eerste Marokkaanse voetballer bij een Nederlandse profclub. Kort daarna volgde zijn broer Aziz. In deze zaal wordt de groeiende invloed van de mondialisering belicht, die ook de sociale samenstelling van het Nederlandse voetbal heeft veranderd.

Schatkamer. Natuurlijk komt er een schatkamer zijn met onder meer de schoenen van Johan Cruijff en Vivianne Miedema en de bekers van de Europese kampioenschappen van 1988 en 2017. Elk museum heeft tenslotte recht op zijn eigen Nachtwacht.

Adres. Het enige wat we nog nodig hebben is een adres in een nog te bepalen plaats, waar het Rijksmuseum van het Voetbal zal worden gebouwd. De hoofdingang is aan het Gien van Maanenplein 1, vernoemd naar de keeper uit 1956 in de eerste wedstrijd van het Nederlandse vrouwenelftal.

Over de bakstenen en de bomen heb ik nog niet nagedacht.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.