Er moet een Nederlands elftal komen dat wint
Op 27 mei 1934 speelde het Nederlands elftal voor de eerste keer een wedstrijd op het WK voetbal. Daarmee kwam een einde aan enkele zeer moeilijke jaren voor Oranje. Gratis verhaal, maar een donatie is welkom – onderaan deze pagina.
De prestaties van het nationale voetbalelftal zijn een geliefd onderwerp voor een breed maatschappelijk debat, vooral in tijden van nood. Negentig jaar geleden bijvoorbeeld presteerde het Nederlands elftal zeer matig. Wedstrijd op wedstrijd werd verloren met een 6-3 nederlaag in december 1930 tegen Zwitserland als dieptepunt. “We zakken met ons internationaal voetbal langzaam maar zeker in de put,” somberde het tijdschrift De Revue der Sporten.
De vooraanstaande sportbestuurder Karel Lotsy schreef een discussiestuk, waarin hij citeerde uit een gesprek dat hij had gevoerd met Dori Kürschner, coach van de Zwitserse club de Grasshoppers. Het spel van Oranje, zo zei Kürschner, was geluksvoetbal, zonder enig plan vooraf. Niet gek, want de meeste internationals hadden elkaar nog nooit ontmoet als ze voor de eerste keer voor Oranje op het veld stapten. Dat was geen team, maar een willekeurige verzameling voetballers.
De KNVB zag zich gedwongen iets te doen, want de kritiek was niet meer te stoppen. De selectiemethodes werden veranderd, waarbij Lotsy meer invloed kreeg in de zogenaamde Keuzecommissie. Een onafhankelijke bondscoach, zoals nu, was er toen nog niet.
Tijdens de installatie van deze commissie hield KNVB-voorzitter Dirk van Prooye één van de kortste toespraken uit de geschiedenis van de internationale sport. Hij had maar twintig woorden nodig met als slotstuk: ‘De taak van de Keuzecommissie is een Nederlands elftal te kiezen dat wint!’
Begin van de eerste WK-wedstrijd van Nederland, op 27 mei 1934 tegen Zwitserland
Donderpreken
Met Lotsy als baas werden er enkele veranderingen ingevoerd. Om te beginnen gingen de internationals wekelijks trainen op het terrein van het Haagse VUC, toentertijd de enige plek met verlichting zodat ze ’s avonds konden afspreken. Volgens sportjournalist Joris van den Bergh werd daar een teamgeest gesmeed. ‘Ja, zó versmolten tot een bezielde, een verrukte eenheid en zó als groep omstrengeld door de koorden der machtige begeerte het gestelde doel te bereiken, diende de nationale ploeg van Nederland op te rukken.’
Ook nieuw waren de donderpreken van Lotsy, waarin de spelers duidelijk werd gemaakt dat zij streden voor de nationale driekleur. Sportjournalist Ad van Emmenes meende dat de spelers diep onder de indruk waren: “Ademloos zitten ze te luisteren naar die technische en tactische wenken, die Lotsy geeft, maar vooral bij zijn peroratie, als hij met stemverheffing wijst op de belangrijke taak, die de spelers wacht als zij straks de kleuren van de ons allen zo dierbare vlag gaan verdedigen. Er gaat wat trillen bij de jongens, maar ook bij de officials en bij de andere aanwezigen.”
Er schijnen inderdaad spelers gehuild te hebben bij die toespraken, maar Bep Bakhuys luisterde doorgaans met een half oor. In de na-oorlogse periode ergerde Kees Rijvers zich zelfs vreselijk aan al die verheven woorden.
Hoe dan ook, daarna werd er vaker gewonnen dan in de voorafgaande jaren. Het lukte Oranje zelfs om zich te plaatsen voor het WK van 1934 én 1938, maar werd dan wel weer in de eerste ronde uitgeschakeld. Toch kreeg de KNVB-voorzitter in 1931 helemaal gelijk toen hij zei dat er een Nederlands elftal moest komen dat wint, al lukte dat vooralsnog niet op het WK zelf.